European Commission
CJE/02/55 18 juni 2002
Alleen merken die naar hun aard of door het gebruik dat ervan is
gemaakt onderscheidend vermogen hebben, kunnen de waren van de
merkhouder van die van andere ondernemingen onderscheiden en kunnen
dus worden ingeschreven
Niettemin kan de inschrijving van een teken worden geweigerd wanneer
wordt aangetoond dat de wezenlijke kenmerken van de vorm van de waar
uitsluitend aan de technische uitkomst zijn toe te schrijven
In 1966 ontwikkelde Philips een nieuw type elektrisch scheerapparaat
met drie roterende scheerkoppen die zijn opgesteld als een
gelijkzijdige driehoek. In 1985 ging zij overeenkomstig de wetgeving
van het Verenigd Koninkrijk over tot inschrijving van een merk
bestaande in de grafische voorstelling van de vorm en configuratie van
het bovenstuk van dit scheerapparaat. Remington, een concurrent, is in
1995 in het Verenigd Koninkrijk gestart met de productie en verkoop
van een scheerapparaat waarvan de configuratie lijkt op de door
Philips gebruikte.
Het geding is ontstaan doordat Philips een vordering wegens inbreuk op
haar merk tegen Remington heeft ingediend. Daarop heeft deze laatste
nietigverklaring van het merk van Philips gevorderd op grond dat het
teken waarop Philips zich beriep, geen onderscheidend vermogen had. De
Court of Appeal (England & Wales) heeft het Hof van Justitie verzocht
om uitlegging van de merkenrichtlijn. Deze richtlijn bepaalt onder
meer de gronden voor weigering of nietigheid van merkinschrijvingen.
De nationale rechter verzoekt het Hof van Justitie inzonderheid om de
richtlijn op drie punten uit te leggen.
Bestaat er een categorie van merken waarvan de inschrijving kan worden
geweigerd op grond dat zij de waren van de merkhouder niet kunnen
onderscheiden van die van andere ondernemingen, ook al hebben deze
merken onderscheidend vermogen verkregen door het gebruik dat
ervan is gemaakt?
Het Hof herinnert eraan dat volgens de richtlijn een teken een merk
kan vormen onder twee voorwaarden: het teken moet vatbaar zijn voor
grafische voorstelling en de waren van een onderneming kunnen
onderscheiden.
Overeenkomstig de richtlijn kan de inschrijving worden geweigerd van
onder meer merken die elk onderscheidend vermogen missen,
beschrijvende merken en merken die uitsluitend bestaan in tekens
of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bona fide
handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden. Deze regel wordt
evenwel afgezwakt aangezien een teken door het gebruik dat ervan
is gemaakt, een onderscheidend vermogen kan verkrijgen dat het
aanvankelijk niet had. Het teken verkrijgt het onderscheidend
vermogen dat een voorwaarde voor de inschrijving ervan is, dus
door het gebruik ervan.
De richtlijn verbiedt evenwel ook de inschrijving van tekens die
geen merk kunnen vormen. Het Hof merkt op dat de richtlijn met dit
verbod beoogt te verhinderen dat tekens die de tweede voorwaarde
voor inschrijving van een merk niet vervullen, worden
ingeschreven.
Bijgevolg kunnen alleen merken die naar hun aard of door het gebruik
dat ervan is gemaakt onderscheidend vermogen hebben, de waren van de
merkhouder van die van andere ondernemingen onderscheiden en dus
worden ingeschreven.
Volstaat de omstandigheid dat het in aanmerking komende publiek de
vorm van de waar met een bepaalde producent associeert en meent
dat alle waren met deze vorm van die producent afkomstig zijn, om
dit teken onderscheidend vermogen te verlenen zodat het als merk
kan worden ingeschreven?
Het Hof herinnert eraan dat, indien de nationale rechter van mening is
dat een aanzienlijk deel van de consumenten of van het in aanmerking
komende publiek de waar op basis van het merk als afkomstig van een
bepaalde onderneming identificeert, hij daaraan de conclusie moet
verbinden dat dit merk onderscheidend vermogen heeft verkregen en dat
dus aan de voorwaarde voor de inschrijving ervan is voldaan. In de
lijn van zijn rechtspraak preciseert het Hof evenwel dat dergelijke
omstandigheden niet op basis van algemene en abstracte gegevens kunnen
worden vastgesteld, en dat daarentegen rekening moet worden gehouden
met de perceptie van een gemiddelde consument van de betrokken
categorie waren.
Voorts moeten de consumenten de waar als afkomstig van een bepaalde
onderneming identificeren op basis van het gebruik van het teken
als merk.
Kan de inschrijving van een teken worden geweigerd wanneer wordt
aangetoond dat de wezenlijke kenmerken van de vorm van de waar
uitsluitend aan de technische uitkomst zijn toe te schrijven, of
is deze inschrijving daarentegen mogelijk wanneer er nog andere
vormen bestaan waarmee dezelfde technische uitkomst kan worden
verkregen?
Het Hof beklemtoont dat de richtlijn de weigeringsgronden inzake de
vorm van een waar limitatief opsomt. Deze weigeringsgronden hebben tot
doel te verhinderen dat het merkrecht de merkhouder een monopolie
toekent op technische oplossingen die concurrenten zouden willen
gebruiken. De richtlijn beoogt de inschrijving te weigeren van vormen
waarvan de wezenlijke kenmerken beantwoorden aan een technische
functie en dus mag de concurrenten niet worden belet, een waar met een
dergelijke functie aan te bieden, althans een technische oplossing
voor incorporatie van een dergelijke functie vrij te kiezen. De
gemeenschapsbepaling streeft dus een doel van algemeen belang na,
aangezien zij eist dat een dergelijke vorm door eenieder ongestoord
kan worden gebruikt.
Wat het bestaan van ander vormen betreft waarmee dezelfde technische
uitkomst kan worden verkregen, waardoor het teken wel zou kunnen
worden ingeschreven, oordeelt het Hof dat niets in de bewoordingen van
de bepalingen van de richtlijn een dergelijke zienswijze
rechtvaardigt.
N.B. Aangezien het prejudiciële vragen betreft, is het aan de
nationale rechter om de door het Hof van Justitie gegeven
uitlegging van de communautaire wettelijke regeling toe te passen
op de betrokken zaak.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, Engels, Duits,
Nederlands en het Italiaans.
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel (352) 4303
3127 fax (352) 4303 3656