Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 13 juni 2002 Behandeld mr. J.L. Maas Geesteranus
Kenmerk DPV/VV/762961-lmg Telefoon 070-348 5102
Blad /1 Fax 070-348 4583
Bijlage(n) 1 E-Mail jl.maasgeesteranus@minbuza.n
Betreft Beantwoording vragen van de leden Hoekema, Dittrich en Lambrechts
over toelating van studenten en wetenschappelijk personeel uit niet
EU-landen
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en de
Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door
de leden Hoekema, Dittrich en Lambrechts (D66) over toelating van studenten
en wetenschappelijk personeel uit niet EU-landen. Deze vragen werden
ingezonden op 7 maart 2002 met kenmerk 2010207460.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens mevrouw Kalsbeek, Staatssecretaris van Justitie, de heer Hermans,
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de heer Vermeend,
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op vragen van de leden
Hoekema, Dittrich en Lambrechts.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van publicaties ¹ waaruit blijkt dat Nederland voor
niet-EU burgers een van de lastigste landen is om binnen te komen voor
onderwijs of studie?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u gelukkig met het oordeel dat Nederland een "welhaast onneembare
bureaucratische vesting" is, waarbij zowel de lange duur als de zeer grote
bureaucratie (vijf of zes schijven) negatief in het oog springen? Wat is
hierop uw commentaar?
Antwoord
De opvatting dat Nederland een onneembare vesting zou zijn waar het gaat om
de toelating van buitenlandse studenten wordt door mij niet gedeeld. Deze
classificatie verhoudt zich immers niet tot het feit dat in 2001 in totaal
8.139 buitenlandse studenten tot Nederland zijn toegelaten. Van dit aantal
is het overgrote gedeelte via de zogenaamde verkorte mvv-procedure naar
Nederland gekomen. Dit is een procedure waardoor juist bepaalde procedurele
stappen worden overgeslagen. In deze regeling stellen de
onderwijsinstellingen zich financieel garant voor de toetsing dat de
vreemdeling aan alle voorwaarden voldoet voor verlening van de
verblijfsvergunning, waarna de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van
het ministerie van Justitie de aanvraag vervolgens marginaal toetst. Via
deze weg wordt de duur van de gehele toelatingsprocedure gereduceerd tot
meestal enkele weken.
Vraag 3
Hoe verhoudt zich dit tot de toezegging van de ministers van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen en van Economische Zaken, in de debatten over de
nota's Biotechnologie en Genomics op 21, 28 en 30 januari jl., Handelingen
44, 2001-2002 dat de procedures voor studenten en wetenschappelijk personeel
op zeer korte termijn aanzienlijk zouden worden vereenvoudigd?
Antwoord
Tussen de diverse betrokken departementen vindt geregeld intensief contact
plaats teneinde de komst van kennisvreemdelingen naar Nederland te
optimaliseren. Dit vindt plaats binnen de noodzakelijke grenzen ter
bescherming van de openbare orde, het restrictief toelatingsbeleid en de
arbeidsmarkt in Nederland.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) wees tijdens de
recente debatten over de nota's Biotechnologie en Genomics op
interdepartementaal overleg dat momenteel in opdracht van het kabinet
plaatsvindt. Deze interdepartementale werkgroep heeft de opdracht het
kabinet te adviseren over de mogelijkheden voor verdere vereenvoudiging van
de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), waarbij stroomlijning en versnelling van
de aanvraagprocedure centraal staan. Daarnaast moet zij antwoord geven op de
vraag of de Wav ook op langere termijn over voldoende wendbaarheid en
flexibiliteit beschikt om getalenteerde mensen binnen te halen. De werkgroep
heeft in april jl. haar werkzaamheden afgerond. De nota van de werkgroep is,
nadat de Ministerraad met de inhoud daarvan heeft ingestemd, op 27 mei jl.
naar de Tweede Kamer gezonden.
Vraag 4
Wat is de reden c.q. wat zijn de redenen voor de lange duur en de
ingewikkelde aard van de procedures?
Antwoord
Het is bekend dat toelatingsprocedures in een aantal gevallen langer duren
dan wenselijk is en dat hierover klachten zijn geuit. Door de ministeries
van Buitenlandse Zaken en Justitie wordt momenteel gewerkt aan een project
ter bekorting van de doorlooptijden van mvv-aanvragen door onder meer het
versnellen van de administratieve procedure. Daarbij zal naar het juiste
evenwicht tussen snelheid en zorgvuldigheid in de procedure worden gezocht.
Daarnaast kan worden gewezen op de hiervoor genoemde verkorte mvv-procedure,
waarmee de toelatingsprocedure van zowel buitenlandse studenen als docenten
kan worden versneld tot meestal enkele weken.
Voor de toelating van vreemdelingen die naar Nederland komen om arbeid te
verrichten dient bovendien, naast de vereiste vergunning tot verblijf, in
veel gevallen een tewerkstellingsvergunning te worden aangevraagd door de
beoogde werkgever. De beslistermijn in deze procedure is geregeld in de Wav
en bedraagt 5 weken. Van een lange Wav-procedure is hier derhalve geen
sprake. Wel kan vertraging ontstaan indien bijvoorbeeld een aanvraag niet
volledig is. Om dit te voorkomen wordt sectorspecifieke voorlichting over de
Wav gegeven.
Vraag 5
Is het waar dat de NUFFIC een speciale afdeling heeft moeten openen om
studenten vertrouwd te maken met het "regelwoud"?
Antwoord
In de afgelopen jaren heeft de Regering krachtiger dan voorheen ingezet op
het internationaal positioneren van het Nederlandse hoger onderwijs en
onderzoek. Onder meer door ondersteuning van de Nuffic is de Nederlandse
kennisinfrastructuur in deze periode gepropageerd in het buitenland. Als
gevolg daarvan kiest een toenemend aantal buitenlandse studenten voor een
studieverblijf in Nederland, hetgeen de Nuffic eind 1999 heeft doen
besluiten om een 'helpdesk mobiliteitsobstakels' in te stellen.
Hiermee is, binnen de grenzen van de overeenkomst tussen de Minister van OCW en de Minister voor OS enerzijds en de Nuffic anderzijds, mede invulling gegeven aan hetgeen de Minister van OCW in zijn brief van 6 december 1999 (TK 1999-200, nr. 409, nader antwoord op vragen kamerlid Wijn) aan de Tweede Kamer heeft aangegeven over de aanpak van mobiliteitsknelpunten die onderwijsvreemdelingen ondervinden bij hun komst naar Nederland. Deze brief is overigens mede namens de bewindslieden van Buitenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie verzonden.
Vraag 6
Is het waar dat sinds kort de meest betrokken ministeries met de NUFFIC en
instellingen van hoger onderwijs overleggen of en hoe verbeteringen kunnen
worden aangebracht? Op welke termijn verwacht u hiervan resultaten, en
waaruit zullen deze naar uw verwachting bestaan?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 5 reeds is opgemerkt, vindt er al sinds
langere tijd overleg en samenwerking met de Nuffic plaats over verbeteringen
in toelatingsprocedures voor buitenlandse studenten en onderzoekers. De
werkwijze houdt over in grote lijnen in dat tezamen met het ministerie van
OCW, en waar nodig ook met intermediaire organisaties in het onderzoeksveld,
knelpunten worden geïnventariseerd, waarna in overleg met de betrokken
departementen naar oplossingen wordt gezocht.
Vraag 7
Bent u bereid en in staat om, hierop vooruitlopend, op korte termijn
schrijnende kwesties aan te pakken, zoals met name het zogenaamde
kerstprobleem (studenten die maanden wachten op een verblijfsvergunning
kunnen in de tussentijd Nederland niet verlaten om bijvoorbeeld thuis
Kerstmis te vieren, omdat anders de procedure opnieuw moet worden
opgestart)?
Antwoord
Vooropgesteld zij dat de omvang van dit zogenaamde kerstprobleem vooralsnog
niet duidelijk is. Overigens bestaat reeds de mogelijkheid om een
vreemdeling, aan wie het is toegestaan om in Nederland een (definitieve)
beslissing over zijn verblijf af te wachten, in aanmerking te laten komen
voor een terugkeervisum. Eén van de voorwaarden is wel dat sprake is van een
dringende reden (zoals ernstige ziekte of overlijden van bloed- of
aanverwanten in de 1e en 2e graad) die geen uitstel van vertrek kan gedogen.
Voor schrijnende gevallen kan het verstrekken van een terugkeervisum
derhalve uitkomst bieden. De terugkeer in verband met Kerstmis, hoezeer de
wens van de vreemdeling op dit punt ook begrijpelijk is, wordt niet als een
dringende reden aangemerkt.
¹ Volkskrant, 22 februari jl.
Kenmerk DPV/VV/762961-lmg
Blad /1
===