---
Brieven aan de Kamer
---
Werkprogramma's Clingendael en AIV
16-05-2002
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Defensie op 13 juni 2001 over het door de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) uitgebrachte rapport Defensieonderzoek en parlementaire controle, heb ik toegezegd na te gaan hoe de Kamer kan worden betrokken bij de bestaande coördinatie tussen regering, AIV en het Instituut Clingendael over de respectievelijke jaarprogrammas. Voorts zegde ik toe te bezien of er bij de AIV en het Instituut Clingendael voldoende onderzoekscapaciteit op defensiegebied beschikbaar is.
Bij de jaarprogrammas dient een onderscheid te worden aangebracht tussen de AIV en Clingendael. De AIV ontvangt jaarlijks een werkprogramma van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie, dat vervolgens aan de Tweede Kamer wordt gezonden. Van dit programma maken ook adviesaanvragen op het gebied van vrede en veiligheid en Defensie deel uit. Het staat de Kamer vrij de AIV uit eigen beweging advies te vragen zoals trouwens ook reeds is gebeurd bij het commentaar op de Notitie Mensenrechten 2001.
Binnen de AIV is de veiligheidspolitieke expertise geconcentreerd in de Commissie Vrede en Veiligheid. Deze Commissie richt zich doorgaans op advisering op het snijvlak van internationale politieke en militaire ontwikkelingen. Voorbeelden zijn de adviezen over conventionele wapenbeheersing, de internationale veiligheidssituatie en Europese militair-industriële samenwerking. Aan de AIV kunnen ook vraagstukken worden voorgelegd op de gebieden van personeel, materieel en de organisatorische aspecten van de totstandkoming van het defensiebeleid. De CVV bezit niet de deskundigheid om te adviseren over de technische merites van afzonderlijke wapensystemen.
Het Instituut Clingendael wordt door zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als het ministerie van Defensie gesubsidieerd. Daarnaast krijgt Clingendael inkomsten uit ad hoc opdrachten van deze ministeries en van derden. Het concept van het jaarprogramma van Clingendael wordt in september voorgelegd aan de beide ministeries. Op basis van de uitkomsten van het overleg wordt het beleidsplan daarna door het bestuur van de Stichting Instituut Clingendael vastgesteld.
De Kamer kan zich te allen tijde tot het Instituut Clingendael wenden met verzoeken om onderzoek uit te voeren. Clingendael kan die dan ofwel opnemen in het concept beleidsplan ofwel tussentijds uitvoeren. Voor dat laatste dient uiteraard aan bepaalde voorwaarden, zoals de beschikbaarheid van capaciteit, te zijn voldaan. Van belang is hierbij uiteraard ook of het een betaald dan wel een onbetaald onderzoek betreft. In het verleden is ook Clingendael, onder meer door het geven van briefings, regelmatig tegemoet gekomen aan de wensen van het parlement.
De thans beschikbare onderzoekscapaciteit van Clingendael richt zich vooral op algemene politieke en militair-strategische vraagstukken. Hiertoe behoren ook perspectieven op ontwikkelingen van de krijgsmacht op langere termijn. Clingendael is thans niet zelf geëquipeerd voor onderzoek op het gebied van materieelkeuze. Wel zou het instituut Clingendael een coördinerende rol kunnen spelen bij het uitvoeren van onderzoeken.
Hoewel er geen formele afstemming tussen de werkprogrammas van Clingendael en de AIV bestaat, zijn er wel veelvuldig contacten. Beide instellingen bieden op hun eigen wijze de Kamer de gelegenheid op bepaalde gebieden defensieonderzoek te laten verrichten. Bij Clingendael gaat het daarbij om betaalde of onbetaalde opdrachten, waaronder ook verzoeken om studies kunnen vallen. De AIV heeft zich reeds bereid verklaard een makelaarsrol te vervullen tussen wensen van de Kamer en instituten die defensieonderzoek kunnen uitvoeren. Hierbij kan overigens niet alleen aan Clingendael worden gedacht, maar ook aan andere (universitaire) instellingen in zowel binnen- als buitenland.
DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G. de Grave
Nieuws
Ministerie van Defensie