Dienst uitvoering en toezicht Energie

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT

Nummer: 100579-16
100580-15
Betreft: Besluit van de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie op de bezwaren ingebracht tegen zijn besluit van 8 oktober 2001 met kenmerken 100579/3 en 100580/3, betreffende door N.V. Nederlandse Gasunie ingediende verzoeken om informatie gebaseerd op de Wet openbaarheid van bestuur.

I VERLOOP VAN DE PROCEDURE


1. Bij brief van 4 september 2001, kenmerk HJ 01.B.121, heeft N.V. Nederlandse Gasunie te Groningen (hierna: Gasunie) de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: directeur DTe) met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzocht informatie te verstrekken neergelegd in documenten betreffende - kort gezegd - het bestaan, de beschikbaarheid, de verkrijgbaarheid en de eigenschappen van de door de directeur DTe in randnummer 20 van de Toelichting Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002 bedoelde standaardsoftware. Aldaar wordt opgemerkt:

Het ontstaan van een secundaire markt vereist de ontwikkeling van een systeem waarbij capaciteitsrechten zonder toestemming van het gastransportbedrijf aan een andere eigenaar k worden overgedragen. Het gastransportbedrijf wordt hierbij slechts ingelicht op het moment dat de transactie is afgerond en registreert enkel de overdracht van rechten. Deze registratie is voor gastransportbedrijven onder andere nodig om te bepalen of een netgebruiker uit balans is of niet. Hoewel een dergelijk systeem momenteel niet in Nederland aanwezig is, acht DTe de ontwikkeling van een eenvoudig doch transparant systeem op korte termijn mogelijk. Het is namelijk gebleken dat dergelijke systemen wel reeds in andere landen, met een geliberaliseerde gasmarkt, aanwezig zijn. Hiervoor is standaardsoftware ontwikkeld die snel toepasbaar zou kunnen zijn in Nederland.

2. Bij brief van eveneens 4 september 2001, kenmerk HJ 01.B.122, heeft Gasunie de directeur DTe met een beroep op de Wob verzocht informatie te verstrekken neergelegd in documenten betreffende - kort gezegd - het bestaan, de beschikbaarheid, de verkrijgbaarheid en de eigenschappen van de door de directeur DTe in randnummer 76 van de Toelichting Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002 bedoelde software. Aldaar wordt opgemerkt: Het voornemen van Gasunie om uiterlijk ultimo 2002 transportcontracten met een looptijd van één week te introduceren, is gelet op de belangen van het bevorderen van het handelsverkeer en doelmatigheid onvoldoende. In de eerste plaats zij opgemerkt dat dit voornemen niet toereikend is, omdat de aandacht van Gasunie gericht moet zijn op het introduceren van dagcontracten in plaats van weekcontracten. In de tweede plaats is het aanbieden van deze korte termijncontracten uiterlijk ultimo 2002 niet voldoende tijdig, aangezien de vraag in de markt nu reeds bestaat. Het ontwikkelen van betrouwbare software kan bespoedigd worden door samenwerking met (buitenlandse) gastransportbedrijven die reeds dagcontracten aanbieden.

3. Bij besluit van 8 oktober 2001 heeft de directeur DTe bovenvermelde verzoeken gedeeltelijk afgewezen. Daartoe heeft hij overwogen:
Uw verzoek heeft niet betrekking op een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid maar op een veelheid van onderwerpen en voldoet dan ook niet aan het bepaalde in artikel 3 lid 2 van de Wob. Niettemin begrijp ik uit uw verzoek dat u belangstelling hebt voor het OFGEM-verslag van 18.6.2001 dat ik u hierbij toestuur.

Tevens verwijs ik u naar de reacties van marktpartijen op het consultatiedocument, met name de reacties op vraag 56. Deze reacties zijn te raadplegen op de website: www.nma-dte.nl.

Voorts vraagt u in uw Wob-verzoeken onder punt 1 om vakliteratuur. Deze informatie is per definitie reeds openbaar. Dit geldt eveneens voor verwijzingen naar op Internet beschikbare informatie. Deze informatie kan dan ook niet door DTe openbaar worden gemaakt.


4. Tegen dit besluit heeft Gasunie op 16 november 2001 een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 30 november 2001 heeft zij de gronden van haar bezwaar aangevuld.


5. Op 29 januari 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarvoor Gasunie is uitgenodigd. Van de hoorzitting is een verslag opgemaakt, dat op 22 februari 2002 aan Gasunie is toegezonden.

II GRONDEN VAN HET BEZWAAR


6. In haar bezwaarschrift, zoals toegelicht ter hoorzitting, stelt Gasunie dat de directeur DTe haar verzoeken om informatie ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat geen sprake is van een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid. Zij voert daartoe de volgende gronden aan.


7. Van het bestuursorgaan tot wie het Wob-verzoek is gericht, wordt een actieve houding verlangd bij het inventariseren van alle op de bestuurlijke aangelegenheid betrekking hebbende documenten. Het mag niet al te gauw concluderen dat geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid. Dat lijkt de directeur DTe wel te hebben gedaan. Gasunie heeft wel degelijk een concrete bestuurlijke aangelegenheid aangeduid. In de verzoeken is duidelijk gemaakt dat het gaat om het proces van de totstandkoming van de Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002. Dit proces behoort tot de publieke taak van DTe, is zeer concreet en vormt een omkaderd geheel. Vervolgens zijn de verzoeken nog nader ingekaderd door een verbijzondering van deze aangelegenheid in de daaronder opgenomen opsommingen van stukken die verzocht worden. Het standpunt van de directeur DTe dat geen sprake is van een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, is dan ook onbegrijpelijk.


2




8. Ook het argument van de directeur DTe dat de verzoeken zien op een veelheid aan onderwerpen en daarom geen bestuurlijke aangelegenheid betreffen, is onhoudbaar. Nog daargelaten dat geen sprake is van een veelheid aan onderwerpen maar hoogstens van een veelheid aan documenten - het betreft hier slechts één onderwerp en dat is het proces van totstandkoming van de transportrichtlijnen - bepaalt het aantal onderwerpen niet of sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid.


9. Doordat de directeur DTe zich al te gemakkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de verzoeken niet concreet genoeg zijn, wordt in wezen op delen daarvan niet ingegaan. Voorts berust het besluit niet op een deugdelijke motivering en is het evenmin zorgvuldig voorbereid. Daardoor is het genomen in strijd met onderscheidenlijk de artikelen 3:46 en 3:2 Algemene wet bestuursrecht.

III WETTELIJK KADER


10. Ingevolge artikel 3, tweede lid, Wob vermeldt de verzoeker om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen. Bij artikel 1, aanhef en onderdeel b, Wob is bepaald dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.


11. Bij artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wob is bepaald dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voor zover dit bedrijfs- en fabricagegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.


12. Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

IV BEOORDELING


13. De directeur DTe is, na heroverweging, van oordeel dat Gasunie in haar verzoeken om informatie in voldoende mate heeft aangegeven op welke bestuurlijke aangelegenheid die verzoeken betrekking hebben. Zij heeft immers verzocht om informatie neergelegd in documenten betreffende het bestaan, de beschikbaarheid, de verkrijgbaarheid en de eigenschappen van de door de directeur DTe in de randnummers 20 en 76 van de Toelichting Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002 bedoelde standaardsoftware die is


3



ontwikkeld voor een systeem waarbij capaciteitsrechten zonder toestemming van het gastransportbedrijf aan een andere eigenaar kunnen worden overgedragen, onderscheidenlijk software waarmee dagcontracten zouden kunnen worden aangeboden.


14. Ter hoorzitting heeft de voorzitter van de hoorcommissie meegedeeld dat bij de directeur DTe niet meer documenten die de verlangde informatie bevatten, berusten dan het document - het OFGEM-verslag van 18 juni 2001 - waarvan een kopie is verstrekt bij het bestreden besluit. Deze mededeling bleek helaas niet juist te zijn. De directeur DTe hecht eraan hier te benadrukken dat hij deze gang van zaken, die als een geval van miscommunicatie moet worden bestempeld, betreurt.


15. Gasunie heeft bij dagvaarding van 19 september 2001 bij de Rechtbank Den Haag een civiele procedure aanhangig gemaakt tegen de Staat der Nederlanden (zaaknr. 01/3017). Inzet van deze procedure is de verbindendheid van de Richtlijnen Gastransport voor het jaar 2002. In het kader van die procedure heeft Gasunie bezwaar gemaakt tegen - voor zover hier van belang - de invoering van dagcontracten en de verplichting om ervoor te zorgen dat de transportcapaciteit verhandelbaar is.


16. Met het oog op de civiele procedure heeft DTe Advantica Technologies Limited, te Loughborough, Verenigd Koninkrijk (hierna: Advantica) verzocht een rapport op te stellen waarin, onder meer, wordt ingegaan op de volgende vragen: What is a realistic period for Gasunie to implement IT-systems that:


* make it possible to offer transportation contracts with the duration of 24 hours;

* support the trade in transportation contracts

17. Bij e-mail van 16 november 2001 heeft Advantica de DTe het rapport, getiteld Network Systems & Modelling, Gas Transportation Contract Trading IT Systems en gedateerd 16 november 2001, doen toekomen. Het rapport is gemaakt voor (`prepared for') NMa DTe en door Advantica als vertrouwelijk bestempeld (`confidential ­ commercial in confidence', `restricted to NMa D e)/Advantica'), `as there is much information in it that has been obtained from Transco (het grootste gastransportbedrijf van het Verenigd Koninkrijk) and also since this is part of our core business, we would not want to make all the information publicly available.'


18. De directeur DTe is van oordeel dat het Advantica-rapport onder de in randnummer 17 vermelde omstandigheden moet worden aangemerkt als een document waarin informatie is neergelegd waarvan het verstrekken bedrijfsgegevens betreft, die door een rechtspersoon vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wob. Het rapport bevat bovendien in aanzienlijke mate vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Eventuele gedeelten van het rapport die niet vertrouwelijk zijn, zouden slechts na een intensieve bewerking van het rapport beschikbaar gesteld kunnen worden. Dit zou in wezen neerkomen op het opstellen van een nieuw document, hetgeen niet van de directeur DTe gevergd kan worden.


4




19. De directeur DTe is voorts van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden het publieke belang van verschaffing van de informatie die in het document is neergelegd, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van met name Advantica en de directeur DTe. De onevenredige benadeling van de directeur DTe ligt hierbij in het verlengde van die van Advantica. Zou het rapport van Advantica namelijk openbaar zijn, dan zou de directeur DTe zich in de toekomst niet meer door Advantica kunnen laten adviseren, hetgeen de uitoefening van zijn taak negatief kan beï nvloeden. Ook het bepaalde bij artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, Wob verzet zich derhalve tegen openbaarmaking van het Advantica-rapport.


20. De conclusie is dat de bezwaren ongegrond zijn. Dienovereenkomstig wordt beslist.
V BESLISSING


21. De directeur DTe verklaart de bezwaren van Gasunie tegen zijn besluit van 8 oktober 2001, kenmerken 100579/3 en 100580/3, ongegrond.

Datum: w.g. 7 juni 2002

Drs. J.J. de Jong
Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Groningen, sector bestuursrecht, Postbus 781, 9700 AT, te Groningen.


5