D66
OM weigert hand in eigen boezem te steken
Politie en justitie
Boris Dittrich
12-06-2002 - Tunnelvisie bij de politie in de Puttense moordzaak en de
Zaanse 'paskamermoord' waren geen reden voor het verantwoordelijke
Openbaar Ministerie om te leren van gemaakt fouten. 'Hoezo blunders'.
Wie kent de Puttense moordzaak niet? Twee zwagers die werden
veroordeeld tot een lange gevangenisstraf wegens de moord op de
stewardess Chrystel Lambrosius. Na vele juridische procedures werden
ze uiteindelijk door de rechter vrijgesproken. Er was veel kritiek op
het politie-onderzoek. De politie, onder verantwoordelijkheid van het
Openbaar Ministerie, had naar een bepaalde oplossing van de zaak
toegeredeneerd. De zogenaamde tunnelvisie. Daar waren de beide zwagers
de dupe van. Hetzelfde is gebeurd bij de man die wegens moord
veroordeeld werd in de zaak van de Zaanse paskamer. Ook deze man werd
later alsnog vrijgesproken. Ook hier is kritiek op de
vooringenomenheid van het onderzoek.
Je mag verwachten dat politie en justitie na deze twee gevoelige
tikken op de vingers leren van gemaakte fouten. Dat besef lijkt niet
te zijn doorgedrongen bij de baas van het Openbaar Ministerie. In een
artikel schrijft hij onder de titel: "Hoezo blunders?" dat politie en
justitie niets te verwijten valt. In zijn artikel geen woord over de
vooringenomenheid tijdens het politie-onderzoek. Reden voor Boris
Dittrich om de volgende schriftelijke vragen te stellen
Schriftelijke vragen van het lid Dittrich (D66) aan de minister van Justitie over het onderzoek van politie en justitie in de Puttense moordzaak en de zaak van de Zaanse paskamermoord.
1. Kent u het artikel Hoezo blunders in de Puttense moordzaak? van de
voorzitter van het College van procureurs-generaal ? * Onderschrijft u
hetgeen daarin naar voren wordt gebracht? Waarom wordt er in het
artikel met geen woord gerept over het gehanteerde
opsporingsonderzoek?
2. Hoe beoordeelt u de wijze, waarop het opsporingsonderzoek in de
Puttense moordzaak en in dat van de Zaanse paskamermoord heeft
plaatsgevonden?
3. Deelt u de kritiek van o.a. oud-politiecommissaris Jan Blaauw dat
de verhorende rechercheurs in beide zaken te veel naar een bepaald
resultaat toe hebben geredeneerd en dat daardoor de waarheidsvinding
in het gedrang is gekomen? Zo nee, waarom niet?
4. Op welke wijze wordt er door politie en justitie lering getrokken
uit de vrijspraak die in beide zaken uiteindelijk heeft
plaatsgevonden? Wordt er in de opleiding aandacht aan besteed?
5. Zijn u nog andere moordzaken bekend, waarin het tot een
onherroepelijke veroordeling is gekomen en waarin de veroordeelde zich
op het standpunt stelt dat het opsporingsonderzoek ernstige mancos
kent omdat er naar een bepaald resultaat is toegeredeneerd? Zo ja, is
er aanleiding om in die zaken een second opinion te laten uitvoeren of
door de procureur-generaal bij de Hoge Raad een herziening van de
veroordeling te verzoeken?
* Opportuun van mei 2002