Vereniging Nederlandse Gemeenten
Het gaat om de burgers (12/06/02)
Alleen uitgesproken tekst geldt.
Toespraak Minister K.G. de Vries
Jaarcongres Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Rotterdam, 12 juni 2002
Dames en heren,
Inleiding
Het is de derde achtereenvolgende keer dat ik als minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties het jaarcongres van uw
vereniging mag toespreken. Deze keer in demissionaire staat.
Eens kijken hoe dat gaat.
Twee jaar geleden, kort na mijn aantreden, ben ik op uw jaarcongres
ingegaan op een aantal aspecten van het functioneren van ons openbaar
bestuur.
Toen ben ik ingegaan op het feit dat wij in overwegende mate een
representatieve democratie hebben en geen directe democratie.
Ik heb toen gepleit voor meer betrokkenheid van de burger bij het werk
van de gemeente.
Vorig jaar heb ik stil gestaan bij de veiligheid in de samenleving en
wat het openbaar bestuur op dat gebied moet presteren.
Centrale boodschap: veiligheid hoort boven aan de politieke agenda te
staan. Dat is gelukkig in bijna alle gemeenten ook gebeurd.
De verkiezingen die hebben plaatsgevonden eerst voor de gemeenteraden en vervolgens voor de Tweede Kamer hebben een politieke aardverschuiving opgeleverd. Daarover is al veel gezegd en geschreven.
Duidelijk is dat de uitslag overal aanleiding geeft tot een
fundamentele herbezinning. Maar over alles opnieuw nadenken is iets
anders dan alles anders gaan doen.
De kwaliteit van het openbaar bestuur, vernieuwing, zowel qua
structuur als qua cultuur, en inspanningen voor veiligheid domineerden
de afgelopen jaren de agenda van de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties.
Ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen, dat dit de komende periode
anders zal zijn. Wél dat weer nieuwe wegen gezocht worden om het nóg
beter te doen. Daartoe moeten verkiezingen ook altijd weer inspireren.
Dualisering gemeentebestuur
Eén van de belangrijke resultaten van de afgelopen jaren is de
dualisering van het gemeentebestuur. Dat betekende een ingrijpende
hervorming van het formele stelsel van onze lokale democratie.
De komende jaren zal blijken dat de structuurwijzigingen ook de
bestuurscultuur zullen veranderen.
De wethouders en raadsleden die hier aanwezig zijn bekleden hun
functie nu op basis van nieuwe, gedualiseerde verhoudingen. Ze weten
wat hen te doen staat.
De burgemeesters zitten er vandaag nog een beetje onzeker bij. De
mogelijkheid van de introductie van directe verkiezingen voor hun ambt
is nakend. Er wordt zelfs gesproken over een presidentieel stelsel.
Stel je voor: over een aantal jaren een zaal vol met presidenten!
Met voldoening stel ik vast, dat we ons de afgelopen jaren goed hebben kunnen voorbereiden op de nieuwe dualistische verhoudingen. De Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie heeft hier een belangrijke rol gespeeld. Juist activiteiten rond die vernieuwingsimpuls hebben de eerste verandering van de politiek-bestuurlijke cultuur zichtbaar gemaakt. Daarom hecht ik er veel waarde aan dat de vernieuwingsimpuls de komende vier jaar wordt voortgezet, zoals ook was gepland.
De wethouder van buiten de raad
Wethouders zijn geen raadslid meer; dat is het opvallendste gevolg van
de dualisering. Dit heeft inmiddels geleid tot menig interessante
discussie over de architectuur van de raadszaal: stoelen worden
bijgeplaatst, subtiele verhogingen voor de wethouders worden
verwijderd, of nog subtieler worden niet verwijderd, enzovoort. Maar
dat is alleen de buitenkant.
Mijn ministerie is bezig met een onderzoek naar de eerste fase van de
invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur. Op basis van de tot
dusver binnengekomen reacties (zon tweehonderdvijftig gemeenten) schat
ik dat in zeker 20% van de gemeenten een of meer wethouders van buiten
de raad zijn benoemd. En dat vind ik in dit stadium beslist hoog. Want
als we nu al op deze score uitkomen, dan zal de wethouder van buiten
over vier, uiterlijk acht jaar gemeengoed zijn. Ik stel vast dat dit
deel van de operatie voorziet in een behoefte.
Andere positie collegeprogramma
De introductie van een college van niet-raadsleden heeft ook andere
gevolgen. Blijkens de eerste resultaten van ons BZK-onderzoek zijn er
veel gemeenten waar het collegeprogramma niet langer door de
collegefracties wordt getekend, maar slechts door de collegeleden - de
burgemeester en de wethouders. Het gaat om bijna een kwart van de ruim
180 gemeenten met een collegeprogramma. Deze gemeenten scheppen een
belangrijke voorwaarde voor herkenbare eigen verantwoordelijkheden van
het college en van de raad.
Onafhankelijke rekenkamerfunctie
Een derde voorlopige resultaat uit het BZK-onderzoek betreft de
rekenkamerfunctie. Van de circa 250 gemeenten die hebben gereageerd,
beschikt thans ongeveer een derde over een onafhankelijke rekenkamer
of rekenkamerfunctie, of is van plan deze op korte termijn in te
voeren. Blijkbaar hecht u grote betekenis aan dit instrument.
Actieve informatieplicht
Een ander aspect bij de dualisering is dat het college de raad - de
volksvertegenwoordiging dus - moet voorzien van de informatie die de
raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Zo staat het
letterlijk in de wet. In de praktijk zal moeten blijken hoe deze
plicht vorm zal krijgen. De raad moet niet overvoerd worden met
informatie, waardoor hij zijn taak niet meer effectief zou kunnen
uitvoeren. Evenmin is het logisch om het alleen aan de raad over te
laten om te bepalen welke informatie hij wenst. Telkens weer zal het
college een afweging moeten maken. Bij discussies over adequate,
volledige en tijdige informatievoorziening aan de raad ligt de
bewijslast bij het college.
Het burgerjaarverslag
Een van de minder in het oog springende onderdelen van de
dualiseringsoperatie is de invoering van het burgerjaarverslag. Het
burgerjaarverslag is de verplichte jaarlijkse rapportage van de
burgemeester over de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening en
de burgerparticipatie. Aan die rapportage worden verder geen
wettelijke eisen gesteld.
Vorig jaar heb ik u al de suggestie aan de hand gedaan om in het
burgerjaarverslag ook uitdrukkelijk aandacht te schenken aan het
lokale veiligheidsbeleid. Over die suggestie is hier en daar discussie
ontstaan, en dat is goed. Naar mijn overtuiging biedt het
burgerjaarverslag een uitgelezen mogelijkheid om de
veiligheidsproblematiek te agenderen, voor de raad en voor de burger.
Het burgerjaarverslag gebenchmarkt
Het burgerjaarverslag kan fungeren als middel om de kwaliteit van het
bestuur van de gemeenten te verantwoorden. In het verslag kunnen de
beleidsresultaten scherp worden getoetst aan de hand van vooraf
geformuleerde beleidsdoelstellingen. Nog waardevoller wordt het
burgerjaarverslag, wanneer de prestaties van de eigen gemeente kunnen
worden vergeleken met prestaties van andere gemeenten. Tegenwoordig
noemen we dit in mooi Nederlands benchmarking.
Een ander eigentijds Nederlands woord is monitoring. Benchmarking en
monitoring lijken soms hocuspocus-achtige bezweringsformules uit het
managementjargon. Maar ze hebben wel degelijk inhoud.
Monitoring is het verkrijgen van de juiste beleidsinformatie over de
maatschappelijke werkelijkheid. Die informatie is een voorwaarde voor
een hoge kwaliteit van het overheidshandelen, van dienstverlening.
Velen van u hechten daaraan grote betekenis. Het gebruik van
omnibusenquêtes, stadspanels en noemt u maar op, neemt een steeds
hogere vlucht. Het is een nuttige aanvulling op zelf door de straten
en wijken lopen en op functioneel cafébezoek.
Benchmarking is een effectief hulpmiddel voor burgers en raadsleden om
het gemeentelijk beleid te kunnen beoordelen. Je vergelijkt jezelf met
anderen en ziet hoe hoog of hoe laag je scoort op een scorebord dat je
zelf hebt helpen ontwikkelen. Op basis hiervan kun je je prestaties
verbeteren - en dus de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger
verhogen.
Blik vooruit
Ik kom terug bij de dualiseringsoperatie. Deze operatie is nog niet
voltooid. In elk geval is er op 7 maart, toen de Wet dualisering
gemeentebestuur in werking trad, een belangrijke stap vooruit gezet.
Sindsdien werkt u hard aan de uitvoering.
Ik ga ervan uit dat het volgende kabinet de operatie voortvarend
voortzet. Dan zal het niet lang duren voordat de dualisering van het
formele stelsel van het gemeente- en provinciebestuur is voltooid.
Het burgemeestersambt: aanstellingswijze en inhoud van de functie
De huidige regeling
Een andere belangrijke staatsrechtelijke hervorming, die tot stand is
gebracht, betreft de modernisering van de aanstellingswijze van de
burgemeester. Na meer dan honderd jaar Papierkrieg is er op dit punt
dan toch eindelijk wat veranderd. De raad doet voortaan een
aanbeveling, terwijl diezelfde raad een burgemeestersreferendum kan
uitschrijven over twee door hem voorgeselecteerde kandidaten. Van deze
laatste mogelijkheid is tot heden pas in twee gemeenten gebruik
gemaakt.
Op basis van de nieuwe wet heb ik 35 burgemeesters benoemd. Bij elke
benoeming is de nummer 1 op de aanbeveling burgemeester geworden,
behalve als hij/zij al inmiddels elders was benoemd of zich had
teruggetrokken. Het is moeilijk te begrijpen waarom sommigen beweren
dat deze nieuwe wet niet aan zijn bedoeling beantwoordt.
Een blik in de toekomst
Ik ben blij dat de drie partijen, die over de vorming van een kabinet
onderhandelen, steun zullen geven aan de tweede lezing van het
voorstel tot wijziging van artikel 131 van de Grondwet. Als die tweede
lezing tot een goed einde is gebracht, is de weg vrij gemaakt om door
middel van een gewone wetswijziging tot invoering van een meer
eenduidig stelsel van de gekozen burgemeester in enige vorm te komen.
Dat laatste lijkt gemakkelijker dan het is. Als men het er over eens
zou zijn dat invoering van de direct, door de burgers gekozen
burgemeester in alle gemeenten de bedoeling is, dan rijst uiteraard
nog een aantal boeiende vragen:
1. Blijft de raad hoofd van de gemeente, of komt er een tweehoofdig
gemeentebestuur in een presidentieel model waarin de burgemeester zijn
eigen wethouders meeneemt?
2. Kan de burgemeester worden ontslagen door de raad (of op diens
aanbeveling door de kroon)?
Als hij over een eigen electorale legitimatie beschikt, ligt dat niet
voor de hand. Moet dan de mogelijkheid van terugroeping door de
kiezers zelf worden geïntroduceerd? En werkt dat?
3. Als de burgemeester de wethouders benoemt, kan de raad
laatstgenoemden dan ontslaan? Zo
nee, wat betekent dat dan voor de verantwoordingsplicht van de
wethouders ten opzichte van
de raad?
4. Kan de gekozen burgemeester, in geval van een conflict met de
raad, de raad naar huis sturen
en nieuwe verkiezingen uitschrijven?
Deze en andere vragen nopen tot een samenhangende en doordachte visie
op de verdere ontwikkeling van ons gemeentebestuur.
De Commissie-Elzinga heeft destijds in haar rapport een aantal
samenhangende modellen uitgewerkt. Hiervan kan straks worden
geprofiteerd.
Inrichting binnenlands bestuur
De organisatie van het openbaar bestuur heeft de laatste jaren veel
aandacht gehad. Wat mij betreft stond die aandacht niet in het teken
van het ontwerpen van een grand design. We hebben praktische,
effectieve oplossingen bedacht voor reële vraagstukken. Naar mijn
smaak is de laatste 15 jaar al te veel bestuurlijke energie verspild
aan het ontwerpen van grote concepten. Het is zaak met de benen op de
grond te blijven staan en concrete oplossingen te zoeken voor
bestuurlijke problemen in een voortdurend veranderende samenleving.
Gemeenten zien zich gesteld voor steeds grotere opgaven. Dat komt door
een veelheid aan verschijnselen: maatschappelijke schaalvergroting,
specialisaties, decentralisatie, en toenemende verwachtingen en
kritische zin van de burger. Gemeenten kunnen daarom niet te
kleinschalig zijn. Waar dit het geval is, is schaalvergroting
noodzakelijk. En hoewel door enkele in het oog springende
herindelingsdiscussies wel eens het tegendeel lijkt: mijn ervaring is
dat veel gemeentebestuurders en burgers de eisen van deze tijd goed
verstaan.
En gemeentebestuurders, die hechten aan sterke gemeenten en aan een
heldere taken- en bevoegdhedenverdeling en democratische
aanspreekbaarheid, raad ik aan niet te springen op de vluchtheuvel van
een vaag concept als de federatiegemeente.
In mijn visie gaat schaalvergroting echter hand in hand met
schaalverkleining. En dan doel ik op binnengemeentelijke
decentralisatie. Burgers hebben verwachtingen van het bestuur waar het
gaat om hun directe leefomgeving. En ze willen zich daar zelf mee
bemoeien. En dat is volkomen terecht. Het bestuur moet op die
verwachtingen inspelen.
Het is niet goed dat burgers in soms heel grote wijken niet bij een
bestuur op de schaal van die wijk, bijvoorbeeld een deelgemeente,
kunnen aankloppen. Terwijl burgers in kleinere aangrenzende gemeenten
dat wel kunnen. Dit vraagstuk speelt in grote steden, maar ook in het
landelijk gebied, waar dorpsraden een heel belangrijke rol spelen of
kunnen spelen. De afgelopen jaren groeit de aandacht vanuit de Tweede
Kamer voor dit vraagstuk. Met de dualisering is voor het eerst de
terminologie van de deelgemeente in de Gemeentewet geïntroduceerd. Het
lijkt me wenselijk, dat op niet al te lange termijn de
binnengemeentelijke decentralisatie een nog steviger fundament in de
Gemeentewet krijgt.
Schaalvergroting en schaalverkleining van het regionaal bestuur
Het vraagstuk van schaalvergroting en schaalverkleining doet zich ook
op bovenlokaal niveau voor. De commissie-Geelhoed heeft nog niet zo
lang geleden weer eens aangetoond, hoe belangwekkend de discussie over
het middenbestuur is. En dat hierover zeer verschillend kan worden
gedacht. De commissie is overigens niet tot een concreet, operationeel
voorstel gekomen. Hiervoor wordt een nieuwe commissie, een
staatscommissie aanbevolen.
Hoe het ook zij, en hoeveel tijd deze boeiende discussie nog zal
nemen, het lijkt mij praktisch en noodzakelijk dat het wetsvoorstel
Bestuur in stedelijke regios alsnog snel de eindstreep zal halen.
Verwachtingen van de burger
De hamvraag is: wat heeft de burger aan al deze recente veranderingen?
We hebben kunnen constateren dat het beleid in de ogen van velen niet
heeft voldaan. Beleidsmakers op lokaal en nationaal niveau moeten zich
dat aantrekken.
Belangrijker is echter dit: nogal wat burgers hebben het gevoel dat
zij met hun problemen geen gehoor meer vinden bij de overheid. Dat
leidt tot vervreemding en afstand tussen burger en bestuur.
Heldere communicatie
Om daar iets aan te doen, hebben raadsleden een belangrijke taak. Zij
moeten zichtbaar, aanspreekbaar en herkenbaar zijn. Maar daarnaast
moeten zij ook duidelijk zijn over wat wel en niet kan.
Immers: het vertrouwen van de burger wordt niet alleen op de proef
gesteld door vervreemding. Maar ook door bestuurders en politici die
verwachtingen wekken, die ze niet kunnen waarmaken; bijvoorbeeld door
ten onrechte te doen alsof ze problemen in een handomdraai kunnen
oplossen.
Als burgers eerst naar de mond worden gepraat en ze moeten vervolgens
ervaren dat hun probleem toch niet wordt opgelost, vergroot dat de
onvrede.
Burgers hebben te kampen met hele concrete, praktische vraagstukken,
die in de onderlinge samenhang essentieel zijn voor hun welbevinden.
Ik geef u een voorbeeld: spectaculaire, gezichtsbepalende projecten in
de steden zijn natuurlijk van groot belang. Maar de burger wil ook
wonen in een straat zonder chipszakken, gebruikte naalden en allerlei
zaken waar je over uitglijdt. Men wil ook een openbaar vervoersysteem
waarin je je veilig verplaatst. Men wil ook s-avonds veilig de straat
op kunnen.
Het is dus van het grootste belang dat het bestuur de wereld leert
zien en beleven vanuit het perspectief van de burgers. Daarover wil ik
het volgende zeggen.
Plattelandsvernieuwing
Het openbaar bestuur op het platteland heeft te maken met heel diverse
problematiek. Veel gemeenten worden geconfronteerd met tegenstrijdige
claims voor wonen, natuur, landbouw of andere bedrijvigheid. Andere
gemeenten kampen juist met de problematiek van ontvolking. Ontvolking
waardoor het draagvlak voor voorzieningen afneemt, sociale verbanden
onder druk komen te staan, de leefbaarheid verschraalt.
Gemeentebesturen moeten daarop goede, kwalitatieve antwoorden geven.
Zij moeten processen sturen, zodat de gevolgen daarvan de burgers niet
overkomen. Dit moeten zij gezamenlijk met burgers en andere partners
doen. Al deze inspanningen dienen gericht te zijn op het versterken
van de economische en sociale vitaliteit van het landelijk gebied.
Ontkokering en ontschotting verdienen bijzondere aandacht. Het belang
van een integrale bestuurlijke, gebiedsgewijze aanpak is op het
platteland niet minder groot dan in het stedelijk gebied.
35 middelgrote gemeenten
Als ik de overstap maak van het platteland naar de grote stad, denk ik
aan het pleidooi van 35 middelgrote gemeenten voor erkenning als
onmisbare schakel. De moeilijke vraagstukken waarvoor deze gemeenten
staan zijn niet minder belangrijk dan de vraagstukken van het
platteland of van de grote steden.
De ervaringen, die in het grotestedenbeleid zijn opgedaan, zijn ook
voor deze groep van grote betekenis.
Grotestedenbeleid
Dat gezegd hebbend, onderstreep ik dat een aantal problemen zich
concentreert in de grote steden.
Ik bedoel vraagstukken rond de kwaliteit van de fysieke en sociale
leefomgeving, de integratie van minderheden en de veiligheid. De
afgelopen jaren heeft het kabinet bijzondere aandacht geschonken aan
de grootstedelijke problematiek. Dat werd vooral zichtbaar in het
grotestedenbeleid, waaraan minister Van Boxtel zo enthousiast en
creatief heeft gewerkt. Collega-Van Boxtel had vandaag graag hier
willen zijn, maar is in verband met werkzaamheden in het buitenland
verhinderd.
Het grotestedenbeleid is primair gericht op de inhoud. Of het nu gaat
om het beheer en onderhoud van de openbare ruimte, om goede
volkshuisvesting, om economische vitaliteit, om werkgelegenheid die
aansluit bij de behoeften in de wijk en in de stad, om goed onderwijs,
om goede zorgvoorzieningen, om goede integratie van bevolkingsgroepen
of om veiligheid.
Bovendien betekent het grotestedenbeleid een trendbreuk in de
bestuurlijke benadering van de vraagstukken in de grote steden. Het
kabinet is uitgegaan van het versterken van burgerparticipatie; van de
samenwerking tussen publieke en private partijen; en van de integrale
wijkaanpak om tot zichtbare resultaten te komen in de directe
leefomgeving van burgers.
Onze buurt aan zet
Onder de vlag van het grotestedenbeleid heeft het kabinet ruim een
jaar geleden het programma Onze buurt aan zet gestart. Dat betekende
een extra investering van 41 miljoen euro, specifiek gericht op het
verbeteren van de integratie, veiligheid en leefbaarheid in een aantal
stadswijken van de dertig grote steden. Het programma betrekt de
bewoners bij alle fasen van het overheidshandelen. Op die manier maken
burgers zélf hun buurt veiliger en leefbaarder: van een gezamenlijke
probleemverkenning tot en met betrokkenheid bij de uitvoering van
concrete maatregelen.
De eerste ervaringen bevestigen dat er een kloof is tussen bewoners en
overheid. Maar zij laten vooral zien dat die kloof te dichten valt.
Zeker wanneer burgers merken dat ze de overheid kunnen aanspreken en
dat die overheid dan ook naar hen luistert.
Het grotestedenbeleid wérkt. De Tussenstand Grotestedenbeleid Steden
op Stoom, bewijst dat. Veel steden lopen achterstanden in die ze in
decennia hebben opgelopen. De werkloosheid in steden, zowel onder
etnische minderheden als onder autochtonen, is sneller gedaald dan het
gemiddelde. De beleving van de veiligheid in de eigen buurt is in de
aandachtswijken van de grote steden sneller gestegen dan het
gemiddelde. Juist in het licht van het actuele politieke en
maatschappelijke klimaat is het van belang om dit beleid met extra
kracht voort te zetten.
Veiligheid en handhaving
Veiligheidsbeleid is één van de rode draden van het grotestedenbeleid.
Dat kan ook niet anders: veiligheid staat immers boven aan de
politieke agenda.
Vorig jaar heb ik uitvoerig gesproken over de vraag wat er nodig is om
Nederland veiliger te maken, zoals de inzet en de versterking van de
politie.
Dat laat onverlet dat ook gemeentebesturen verantwoordelijkheden
hebben. Niet omdat ík dat vind. Maar vooral omdat burgers dat terecht
van u vragen. Daarbij moet u veiligheidsbeleid opvatten in de ruimste
zin van het woord. Of het nu gaat om objectieve onveiligheid of
subjectieve onveiligheid. Om de veiligheid van de openbare ruimte, van
gebouwen, van het verkeer of om het voorkomen en bestrijden van kleine
en grote criminaliteit.
Gemeenteraden en colleges moeten zichzelf dwingen om permanent de
vinger aan de pols te houden en op dit gebied te realiseren
doelstellingen te formuleren.
Op die manier voorkomen we dat het debat over het gemeentelijk
veiligheids- en handhavingsbeleid uitsluitend wordt gevoerd aan de
hand van berichtgeving over incidenten. Dat lijkt me grote winst,
zowel voor de lokale politiek als voor het veiligheids- en
handhavingsbeleid.
Dames en heren,
We zijn te gast in een gemeente die als geen ander laat zien, dat zij
de agenda van het gemeentelijke veiligheidsbeleid bepaalt. Vorige week
presenteerden burgemeester Opstelten en veiligheidswethouder, mevrouw
De Faria, de zogenoemde veiligheidsindex voor Rotterdam.
Daaruit bleek enerzijds glashelder dat Rotterdam nog veel veiliger
moet worden, maar anderzijds ook dat de veiligheidssituatie in
Rotterdam voorzichtig vooruitgaat. Kortom: een belangwekkende aanpak,
die inspireert tot stevige vervolgacties. Een aanpak die u overigens
ook moet zien als resultaat van het Vijfjarenprogramma Versterking
Veiligheid Rotterdam, waartoe de gemeenteraad al in het najaar van
2001 het groene licht gaf.
Niet alle gemeenten hebben zon stevige aanpak als Rotterdam. Dat hoeft
ook niet. Maar uit onderzoek dat ik heb laten uitvoeren blijkt, dat op
dit moment slechts de helft van de gemeenten beschikt over een door de
raad vastgestelde nota integraal veiligheidsbeleid!
In tien procent van de gemeenten ontbreekt het zelfs maar aan enig
document, waarin het veiligheidsbeleid is uitgeschreven. Waaronder
zelfs een enkele gemeente die zich schaart bij de groep van 35
middelgrote gemeenten! Op zijn best is men in deze gemeenten bezig.
Worden voorbereidingen getroffen.
In het licht van de discussie over veiligheid van de afgelopen jaren,
kan ik hier echt niet bij.
In deze gemeenten gaat het beslist te langzaam.
Ze krijgen een heldere brief.
Ik hoop, dat ook burgers en raadsleden in deze gemeenten hun besturen
aan de tand zullen voelen.
Vraagstukken van politie en van veiligheid spelen op dit moment
natuurlijk ook een rol bij de kabinetsformatie.
Ik veroorloof mij de wens uit te spreken, dat het nieuwe kabinet niet
zal overgaan tot wéér een stelselwijziging. De huidige
politieorganisatie is nog nauwelijks bekomen van de stelselwijziging
van ongeveer tien jaar geleden.
Ik heb de overtuiging, dat een nieuwe, ingrijpende stelselwijziging
vooral zou betekenen dat de politie weer jaren vooral met de eigen
reorganisatieproblematiek zal worstelen.
Dat gaat ten koste van de inspanningen voor meer veiligheid. De door
minister Korthals en mij besloten landelijke aansturing van de
opsporing van landelijke en bovenregionale criminaliteit staat ook ter
discussie.
Ik hoop zeer dat niet tot een kunstmatige tweedeling bij de
bestrijding van criminaliteit zal worden besloten.
Het belang van een vitale lokale democratie
In de afgelopen eeuw is het lokale bestuur van grote betekenis geweest
voor de ontwikkeling van ons land. In de eerste plaats dankzij de
gemeentelijke democratie. In de Nederlandse steden en dorpen leveren
talloze burgers een onmisbare bijdrage aan de gemeenschap. Dat kan in
de gemeentepolitiek in eigenlijke zin zijn; maar dan kan ook in het
lokale verenigingsleven zijn.
Tussen beide vormen van publieke participatie bestaat zowel een
historisch als een functioneel verband.
Een van de minst bekende hervormingen die Thorbeckes Grondwet van 1848
heeft gebracht, is de introductie van de vrijheid van vereniging.
Hiermee kreeg het recht op zelforganisatie een stevige constitutionele
basis, die later in het moderne verenigingsrecht werd uitgebouwd. Pas
nadat dit formeel-juridische fundament was gelegd, kon het lange tijd
zo befaamde maatschappelijke middenveld ontstaan.
De vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering maakten ook
de weg vrij voor de oprichting van politieke partijen, eerst vooral op
lokaal niveau. Nog steeds is de typisch Nederlandse laagdrempeligheid
bij het oprichten van politieke verenigingen een belangrijke motor
voor politieke vernieuwing. De talloze leefbaar-partijen en andere
lokale lijsten die de laatste jaren zijn ontstaan, laten zien dat in
dit opzicht het Nederlandse politieke systeem nog steeds buitengewoon
vitaal is. Vernieuwing van onderop is in ons land geen holle frase
maar dagelijkse werkelijkheid.
Maar het kan altijd beter. Ik ben er daarom trots op dat tijdens de
afgelopen regeerperiode in alle gemeenten het correctief referendum is
geïntroduceerd.
En mede in het kader van de Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale
democratie is het burgerinitiatief flink gestimuleerd. Het recht van
burgers om zaken letterlijk op de gemeentelijke agenda te zetten.
Dat is een vorm van zeer directe betrokkenheid van de burgers bij het
bestuur van hun gemeente.
Het belang van het gemeentelijke vrije initiatief
Een vitale lokale democratie dient meer doelen dan alleen het
aankweken van burgerschap. Zij maakt legitieme publieke besluitvorming
mogelijk. Omgekeerd verliest de gemeentelijke democratie zonder
publieke besluitvorming haar betekenis. Niet alleen het spel is van
belang, ook de knikkers doen ertoe.
Het gaat daarbij niet alleen om de aanwezigheid van een zekere
gemeentelijke beleidsvrijheid bij het verder vormgeven van
rijksbeleid, maar ook om het vrije, eigen gemeentelijke initiatief.
Vanaf het einde van de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag is keer is op keer de betekenis van het vrije initiatief van de gemeentebesturen aangetoond. Nieuwe onderwerpen voor en vernieuwende manieren van overheidszorg werden dikwijls op gemeentelijk niveau beproefd voordat regeling op landelijk niveau plaatsvond. Denkt u maar aan de bekende historische voorbeelden op het vlak van hygiëne, onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, enzovoort.
Maar om ons heen zien we ook moderne voorbeelden, zoals hier in Rotterdam met de sociale vernieuwing en het Opzoomeren. Dit voorbeeld ligt aan de basis van het latere grotestedenbeleid.
Naar mijn overtuiging zullen ook met lokaal veiligheidsbeleid weer
belangrijke vernieuwingen plaatsvinden. Het lokaal bestuur blijft een
laboratorium van beleidsinnovatie.
Dames en heren,
Aankondiging video
Straks krijgt u een video te zien ter afsluiting van de eerste fase
van de Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie. In de film
ziet u hoe men in andere gemeenten na de raadsverkiezingen met het
nieuwe stelsel aan de gang is gegaan.
Kwaliteit van de mensen
Ik heb het gehad over een aantal hervormingen, gericht op een betere
kwaliteit van de inrichting, de structuur van het binnenlands bestuur.
Over hervormingen gericht op de vergroting van de democratische
kwaliteit van het bestuur.
Over kwaliteitsverbetering van overheidsdienstverlening. Over
verbeteringen waardoor meer burgers weer perspectieven zien.
De burgers, daar gaat het om. Daarom moeten wij bestuurders,
volksvertegenwoordigers en ambtenaren hen het beste geven wat in ons
is. Ons telkens vernieuwen, telkens vertrouwen vragen en verdienen.
Dat maakt het werken in het openbaar bestuur spannend en belangrijk.
Het is een voorrecht daaraan mee te mogen werken. Ik wens u daarbij
van harte alle succes.