Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Persbericht 02/078

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie

12 juni 2002

Nr. 02/078

Onvolledige AOW-opbouw van vrouwen van grensarbeiders gecompenseerd

De onvolledige AOW-opbouw van echtgenotes van mannen die tussen 1957 en 1980 in het buitenland hebben gewerkt, wordt opgeheven. Op dit moment ontvangen de vrouwen nog een lager algemeen ouderdomspensioen omdat hun echtgenoten in die periode buiten Nederland werkten of in het buitenland een uitkering ontvingen. Een groot deel van deze mannen was grensarbeider in België of Duitsland. De vrouwen waren daardoor niet verzekerd voor de Nederlandse sociale verzekeringen.

Dit staat in een wijzigingsvoorstel van de Algemene Ouderdomswet (AOW) dat demissionair staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de Tweede Kamer heeft ingediend. De wet zal met terugwerkende kracht op 1 januari 2002 in werking treden. De regeling kost 11 miljoen euro per jaar.

Iedereen die in Nederland verblijft en jonger is dan 65 jaar is verzekerd voor de AOW en bouwt hiervoor rechten op. Mensen die in het buitenland werken, zijn daar verzekerd en bouwen dus in dat land pensioenrechten op. Voor ieder jaar dat een persoon niet in Nederland woont of werkt, wordt twee procent op de AOW-uitkering gekort.

Vanaf 1957, het jaar waarop de AOW werd ingevoerd, waren vrouwen afhankelijk van de AOW-opbouw van hun man. Het ouderdomspensioen dat de echtgenoot in het buitenland opbouwde, was mede bestemd voor zijn vrouw. Vrouwen worden over die periode daarom gekort op hun AOW, ondanks dat zij toen in Nederland woonden. Vanaf begin jaren tachtig bouwen gehuwde mannen en vrouwen echter ieder een zelfstandig AOW-pensioen op. De huidige wetswijziging regelt dat de korting die mannen krijgen op hun AOW-opbouw over de periode van 1957 tot 1980, niet meer geldt voor hun echtgenotes.

De wetswijziging heeft overigens geen betrekking op de toeslag op het AOW-pensioen van 65-plussers met een partner jonger dan 65 jaar die geen of weinig eigen inkomen heeft.