Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instituties
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 juni 2002 Auteurs Maikel v.Gemert/ Hinke Nauta
Kenmerk DVF/AS-068/02 Telefoon 070-3484325
Blad 1/16 Fax 070-3484803
Bijlage(n) 4 E-mail maikel.gemert@minbuza.nl
Betreft Rapportage programmahulp 2001
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u een overzicht aan van het door Nederland in 2001 gevoerde
beleid op het gebied van programmahulp, gefinancierd lastens middelen voor
ontwikkelings-samenwerking. In deel I van deze rapportage wordt een
overzicht gegeven van alle door Nederland in 2001 verstrekte
macro-georiënteerde programmahulp. In deel II wordt gerapporteerd over de
door Nederland in 2001 gefinancierde sectorale programmahulp.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
DEEL I MACROHULP
In deel I wordt gerapporteerd over de uitvoering van Nederlands beleid in
2001 ten aanzien van macro-georiënteerde programmahulp (in het vervolg
afgekort tot macrohulp) zoals vastgelegd in de 'Notitie macro-georiënteerde
programmahulp' (Kamerstuk 26 433, nr 22). Macrohulp heeft betrekking op
programmahulp welke niet ten behoeve van individuele sectoren of projecten
wordt gealloceerd en omvat in de praktijk schuldverlichting,
begrotingssteun, betalingsbalanssteun en cofinanciering van programma's op
multisectoraal en/of sectoroverstijgend niveau. Binnen genoemde vormen van
macrohulp kan een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen 'structurele
programmahulp' en 'incidentele programmahulp'.
Qua indeling volgt deze brief grotendeels de indeling van de vorige editie.
Paragraaf 1 geeft een globaal overzicht van de in 2001 door Nederland
verstrekte macrohulp aan de ontvangende landen. De verschillende vormen van
structurele en incidentele macrohulp en resultaten worden vervolgens
afzonderlijk nader toegelicht in paragraaf 2 en 3. Paragraaf 4 bevat op
expliciet verzoek van de Tweede Kamer (TK, 27 584, nr. 1) een onderbouwing
van de toegekende macrohulp aan de hand van de beoordelingscriteria voor
macrohulp. Deel I wordt afgesloten door de conclusie.
Overzicht en indeling van macrohulp
De totale omvang van de in 2001 verstrekte macrohulp bedroeg EUR 496
miljoen, een stijging van 32% ten opzichte van 2000 (EUR 378 miljoen). Dit
bedrag valt uiteen in twee categorieën:
1) structureel: EUR 127,6 miljoen 25,7% (zie par. 2)
2) incidenteel: EUR 368,5 miljoen 74,3% (zie par. 3)
- multilateraal bepaald EUR 182,0 miljoen 36,7% (zie par. 3.1)
- bilateraal bepaald EUR 186,5 miljoen 37,6% (zie par. 3.1 en 3.2)
Een deel van de incidentele hulp wordt verleend op grond van multilaterale
besluitvorming in Club van Parijs en HIPC-verband. De Nederlandse
beleidscriteria voor de landenkeuze en financieringbeslissing zijn niet van
toepassing op deze vorm van incidentele macrohulp.
Tabel 1 geeft een compleet overzicht van de verdeling van structurele en
incidentele macrohulp naar regio. Uit deze tabel blijkt dat het overgrote
deel van de totale macrohulp naar Sub-Sahara Afrika ging en een belangrijk
deel naar Azië en Midden-en Latijns Amerika.
Tabel 1 Macrohulp naar regio in 2001 (in mln EUR)
Regio Structurele macrohulp Incidentele Macrohulp Macrohulp totaal
Sub-Sahara Afrika 58,0 211,3 269,3
Azië 5,7 89,2 94,9
Midden- en Latijns-Amerika 16,3 66,2 82,5
Balkan 27,9 - 27,9
Kaukasus 15,6 - 15,6
Midden-Oosten 4,1 - 4,1
Wereldwijd - 1,8 1,8
Totaal 127,6 368,5 496,1
Tabel 2 geeft een overzicht van de verdeling van structurele en incidentele
macrohulp naar landencategorieën; '19+3'-landen, HIPC's (Heavily Indebted
Poor Countries) en MOL's (Minst Ontwikkelde Landen). Hieruit blijkt dat
het overgrote deel van de macrohulp in 2001 naar landen ging die tot de 19+3
landen én HIPC-landen worden gerekend. Een aantal van de HIPC-landen die
dankzij het bereiken van hun decision- of completion-point in aanmerking
kwamen voor Nederlandse schuldverlichting, behoort niet tot de MOL's (bijv.
Bolivia, Honduras, Ivoorkust, Kameroen en Nicaragua). Dit heeft in 2001
geleid tot een kleiner aandeel van de MOL's in de totale macrohulp (26%) dan
in 2000 (56%).
Tabel 2 Macrohulp naar -overlappende- landencategorieën (in mln EUR)
Categorie Structurele Macrohulp Incidentele Macrohulp Macrohulp
Aandeel Totaal tot. macrohulp
19+3-landen 112,0 274,2 386,2 78%
HIPC-landen 80,0 271,7 351,7 71%
MOL's 51,5 75,9 127,4 26%
2 Structurele macrohulp
Structurele macrohulp maakt integraal onderdeel uit van de landenallocatie
waarop een meerjarenplanning van toepassing is. Voor deze hulp komen de
19+3-landen en enkele landen in de Balkan en de Kaukasus in aanmerking. De
totale omvang van de in 2001 verstrekte structurele macrohulp bedroeg EUR
128 miljoen.
Tabel 3 Structurele macrohulp naar hulpvorm (in mln EUR)
Hulpvorm Bedrag Aandeel
Algemene begrotingssteun 42,0 33%
Sociale fondsen 22,5 18%
Cofinanciering met Wereldbank 63,1 49%
Totaal 127,6 100%
Algemene begrotingssteun
Bij algemene begrotingssteun worden deviezen overgemaakt naar de centrale
bank en daar omgezet in lokale valuta ter aanvulling van de
overheidsbegroting van het ontvangende land. Het gaat om niet-geoormerkte
gelden die bilateraal beschikbaar worden gesteld aan de algemene begroting
met als doel verruiming van de bestedingsmogelijkheden. Ten opzichte van
2000 is het aandeel algemene begrotingssteun in de structurele macrohulp
flink gestegen, van 16% naar 33%. Naast Mali en Mozambique kregen afgelopen
jaar ook Burkina Faso en Tanzania ongeoormerkte begrotingssteun wat direct
bijdroeg aan de financiering van het ontwikkelingsbeleid in deze landen. In
het totaal van de macrohulp bedraagt deze structurele algemene
begrotingssteun minder dan 10%.
Sociale fondsen
In sommige gevallen wordt een bijdrage gekanaliseerd via een multilateraal
fonds dat door de overheid of de Wereldbank wordt beheerd en dient ter
financiering van uitgaven in de prioritaire sociale sectoren, zoals
vastgelegd in het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP). In 2001 ontvingen
Bolivia en Uganda begrotingssteun via een door de overheid beheerd
multilateraal fonds. In Egypte werd een dergelijk sociaal fonds beheerd door
de Wereldbank. Dankzij genoemde bijdragen konden deze drie landen extra
uitgaven doen ten behoeve van de sociale sectoren.
Ten opzichte van 2000 is het aandeel van bijdragen aan sociale fondsen afgenomen, van 37% naar 18%. Dit komt met name doordat de bijdrage voor Tanzania's "Poverty Reduction Budget Support" programma nu algemene begrotingssteun is (ter ondersteuning van het PRSP). Deze trend zal zich naar verwachting voortzetten, daar deze 'multilaterale fondsen' een overgangsconstructie betreffen naar algemene begrotingssteun.
Cofinanciering van hervormingsprogramma's van de Wereldbank
Het betreft hier cofinanciering van multisectorale of sectoroverstijgende hervormingsprogramma's van de Wereldbank. Doel van dergelijke programma's is sanering van economieën te ondersteunen en hervormingsprocessen te faciliteren door middel van structurele aanpassingsprogramma's (SAP/ PRSC) en sector-overstijgende programma's (bijv. institutionele hervorming overheidssector). In 2001 cofinancierde Nederland Wereldbankprogramma's in Armenië, Bolivia, Ghana, Macedonië, Moldova en Vietnam die deze landen in staat stelde tot een effectiever overheidsbeleid gericht op armoedebestrijding. Soortgelijke hervormingsprogram-ma's worden tevens uitgevoerd op sectoraal niveau (zie deel II: sectorale programmahulp).
3 Incidentele macrohulp
Incidentele macrohulp is macrohulp die in principe als een éénmalige
bijdrage wordt verstrekt aan landen die te maken hebben met een onhoudbare
schuldenlast of in een economische noodsituatie verkeren. In 2001 verstrekte
Nederland in totaal EUR 369 miljoen aan incidentele macrohulp (zie tabel 4).
Tabel 4 Incidentele macrohulp in 2001 naar hulpvorm (in mln EUR)
Hulpvorm Bedrag Aandeel
Schuldverlichting op grond van multilaterale besluitvorming:
Schuldverlichting Club van Parijs/ HIPC op grond van bilaterale
besluitvorming: 182,0 50%
Kwijtschelding bilaterale schulden Kwijtschelding multilaterale schulden
HIPC core fund Betalingsbalanssteun Algemene begrotingssteun 47,7
4,5 1,8 80,6 51,9 13% 1% - 22% 14%
Totaal 368,5 100%
3.1 Schuldverlichting
Schuldverlichting vormt met EUR 236 miljoen de grootste component van de
incidentele macrohulp. Dit is een forse stijging ten opzichte van 2000 (EUR
167 miljoen). De stijging is grotendeels te verklaren door schuldverlichting
aan landen die het HIPC-decision-point hebben bereikt (Benin, Burkina Faso,
Honduras, Kameroen, Malawi, Mali, Mauritanië, Nicaragua, Senegal, Tanzania
en Tsjaad) of het HIPC-completion-point (Bolivia). Onder schuldverlichting
wordt verstaan kwijtschelding van hoofdsommen, kwijtschelding of
consolidatie van aflossings- en renteverplich-tingen op bilaterale schulden
of betaling c.q. overname van multilaterale schulden of schuldendiensten.
Dankzij schuldverlichting werd de externe schuldpositie van negentien landen
houdbaarder en kregen zij meer ruimte in hun begroting voor uitgaven ten
behoeve van armoedebestrijding.
Schuldverlichting Club van Parijs/ HIPC
Landen die menen in aanmerking te komen voor een schuldenregeling kunnen
zich wenden tot de Club van Parijs. Op basis van de in deze Club geldende
regels en voorwaarden wordt vervolgens bepaald of - en zo ja, in hoeverre -
schuldverlichting op officiële en commerciële vorderingen zal worden
toegekend. De multilaterale akkoorden die in de Club van Parijs worden
afgesloten hebben betrekking op kwijtschelding en consolidatie van
bilaterale schuldendiensten dan wel hoofdsommen voor alle aangesloten
crediteuren. Het gaat hierbij om zowel OS-leningen als op door de staat
herverzekerde exportkredieten (commerciële vorderingen). Voor HIPC-landen is
in Club van Parijs verband afgesproken om op het decision-point 90% van de
schuldendiensten kwijt te schelden en op het completion-point 90% van de
resterende hoofdsommen. De meeste Club van Parijs crediteuren gaan over tot
verdergaande kwijtschelding. Zo verleent Nederland alle HIPC-landen op het
decision-point 100% kwijtschelding van de hoofdsommen van OS-leningen en
voor de 19+3 landen 100% kwijtschelding van de geconsolideerde
schuldendiensten op commerciële vorderingen. Op het completion-point komen
alle HIPC-landen in aanmerking voor 100% kwijtschelding van de
(geconsolideerde) hoofdsommen van Nederlandse commerciële leningen.
Voor Nederland had dit afgelopen jaar kwijtschelding en consolidaties van
uitstaande OS-leningen tot gevolg voor Honduras, Indonesië, Ivoorkust,
Kameroen, Kenia en Nicaragua met een totale omvang van EUR 141,7 miljoen. De
schuldverlichting op door de Staat herverzekerde exportkredieten, de
zogenaamde EKI-kwijtschelding die wordt toegerekend aan het ODA-plafond,
bedroeg in 2001 voor Benin, Bolivia, Burkina Faso, Honduras, Ivoorkust,
Kameroen, Mali, Mauritanië, Senegal, Sierra Leone, Tanzania en Tsjaad in
totaal EUR 40,3 miljoen. De uitgaven voor schuldverlichting op grond van
Club van Parijs- en HIPC- afspraken worden multilateraal bepaald en staan
derhalve los van het bilaterale beleid.
Kwijtschelding bilaterale schulden
In verband met de oorlog in Afghanistan en de economische gevolgen hiervan
voor Pakistan, werden de bilaterale schuldendiensten van Pakistan voor 2001
(en 2002) volledig kwijtgescholden . India werd een deel van de
bilaterale schuldendiensten kwijtgescholden ter compensatie van de negatieve
netto ODA-stroom in 2000 en 2001. Vanwege de afbouw van het Nederlandse
bilaterale samenwerkingsprogramma met Jamaica dreigde er in dit land een
negatieve netto ODA-stroom te ontstaan. Om dit te voorkomen kwam Jamaica in
2001 in aanmerking voor directe kwijtschelding van bilaterale
schuldendiensten.
Kwijtschelding multilaterale schulden
Eind 2000 bereikte Malawi het HIPC-decision-point waardoor het land in 2001
in aanmerking kwam voor reeds in 2000 door Nederland - bilateraal -
toegezegde schuldverlichting. Een bedrag van EUR 4,5 miljoen aan
multilaterale schuldendiensten aan de IDA werd door Nederland van Malawi
overgenomen. In de loop van 2001 raakte Malawi off-track bij Wereldbank en
IMF en besloot Nederland een voorgenomen tweede kwijtschelding van
schuldendiensten uit te stellen.
HIPC core fund
Via het gezamenlijke HIPC-initiatief van Wereldbank en IMF kunnen zwaar
verschuldigde landen (met een netto contante waarde van de totale
buitenlandse schuld groter dan 150% van de exportopbrengsten) in aanmerking
komen voor omvangrijke schuldverlichting. Na het bereiken van het decision
point wordt interim schuldverlichting verleend. Na het bereiken van het
completion point vindt volledige kwijtschelding plaats. Nederland leverde
afgelopen jaar geen bijdrage aan het HIPC-core fund dat dient ter
financiering van een deel van de multilaterale kosten van de
HIPC-schuldverlichting. Wel maakte Nederland EUR 1,8 miljoen over aan de
IFAD ter financiering van hun HIPC-bijdrage.
3.2 Incidentele betalingsbalans- en begrotingssteun
De incidentele betalingsbalans- en begrotingssteun vormt met EUR 132 miljoen een belangrijke component van de macrohulp. Deze hulp vertoont een lichte stijging t.o.v. 2000, waarbij zij opgemerkt dat de betalingsbalanssteun voor Ghana gedeeltelijk reeds in 2000 werd gecommitteerd.
Betalingsbalanssteun
Bij betalingsbalanssteun worden niet-geoormerkte deviezen overgemaakt ten
behoeve van de betalingsbalans van een ontwikkelingsland. Het doel is een
bijdrage te leveren aan het dichten van het externe financieringstekort,
waardoor het ontvangende land in staat is noodzakelijke importen te
financieren en armoedebestrijdingsstrategieën te blijven uitvoeren. In
tegenstelling tot begrotingssteun ligt de nadruk hier niet uitsluitend op de
publieke sector. Ghana ontving in 2001 tweemaal betalingsbalanssteun. De
eerste bijdrage was oorspronkelijk gepland voor december 2000, maar werd
vanwege de nationale verkiezingen uitgesteld tot januari 2001. Aanleiding
voor deze betalingsbalanssteun vormde de ernstig verslechterde ruilvoet door
gestegen olieprijzen eind 2000. De tweede bijdrage die eind 2001 werd
verstrekt diende ter compensatie van de verliezen ten gevolge van
economische teruggang inclusief uitblijvend ruilvoetherstel en de effecten
van 11 september. Mede dankzij beide bijdragen werd Ghana in staat gesteld
macro- en sociaal-economisch on-track te blijven en het
armoedebestrijdingsbeleid (I-PRSP) onverkort uit te voeren.
Algemene begrotingssteun
Burkina Faso ontving in 2001 compensatie voor de verslechterde ruilvoet in
de vorm van algemene begrotingssteun, een hulpvorm die in de CFA-zone te
prefereren is boven betalingsbalanssteun vanwege de vrije inwisselbaarheid
van de valuta. Deze begrotingssteun droeg bij aan macro-economische
stabiliteit en uitvoering van het armoedebestrijdingsbeleid (I-PRSP) in
Burkina Faso. Mozambique ontving de tweede tranche van de in 2000
beschikbaar gestelde rehabilitatiesteun ter compensatie van de gevolgen van
de watersnoodramp in dat jaar. In 2001 vond opnieuw een watersnoodramp
plaats en ontving Mozambique wederom begrotingssteun. De steun aan
Mozambique resulteerde in rehabilitatie van infrastructuur in de getroffen
gebieden terwijl de uitvoering van de armoedebestrijdingsstrategie kon
doorgaan.
4 Onderbouwing van de toegekende macrohulp
In voorgaande paragrafen is reeds aangegeven waarom landen macrohulp
ontvingen: ter financiering van armoedebestrijdingsstrategieën, ter
ondersteuning van structurele hervormingen, ter verbetering van de
schuldpositie en ter verzachting van de effecten van externe schokken op de
macro-economische stabiliteit. In deze paragraaf wordt op expliciet verzoek
van de Tweede Kamer een nadere onderbouwing gegeven van de toegekende
macrohulp aan de hand van de beoordelingscriteria voor macrohulp (het
zogenaamde track record). Voor de schuldverlichting verleend op grond van
Club van Parijs- en HIPC-akkoorden gelden andere, in multilateraal verband
overeengekomen, criteria.
Het beoordelingskader voor macrohulp (track record)
Aan de hand van een landspecifiek track record wordt beoordeeld of het verlenen van macrohulp - en in welke vorm - verantwoord is. Het track record is een beoordeling van het beleid van het ontvangende land waarbij gekeken wordt naar acht aspecten onderverdeeld in vier clusters :
de visie van multilaterale organisaties op het macro-economisch beleid en de
ruimte voor beleidsdialoog
het macro-economisch stabilisatiebeleid en structureel hervormingsbeleid
goed bestuur en institutionele capaciteit (transparantie en effectiviteit,
participatie en rechtmatigheid)
armoedebestrijdings- en genderbeleid
Uitgangspunt voor de toetsing is reeds uitgevoerd beleid in de voorafgaande
periode. Voor de uitkomst van de toetsing is evenzeer van belang het
voorgenomen beleid voor de navolgende periode. De 'terugblik' dient dan
vooral om het 'vertrouwen' in de uitvoering van voorgenomen beleid te
staven. Een land dient in ieder geval gemiddeld een voldoende te scoren op
elk van de vier clusters. Verder is een voldoende score op beide aspecten
van cluster A en het eerste aspect van cluster C - transparantie en
effectiviteit - vereist om voor macrohulp in aanmerking te komen (ofwel een
positief track record). Landen die onvoldoende scoren op dit laatste
onderdeel kunnen nog wel in aanmerking voor cofinanciering van
Wereldbank-programma's die specifiek gericht zijn op verbetering van
transparantie en effectiviteit.
Landen die in 2001 structurele macrohulp ontvingen
Het overgrote deel van de landen die in 2001 structurele macrohulp kregen,
scoorden voldoende op bovengenoemde clusters. Armenië, Bolivia, Burkina
Faso, Ghana, Macedonië, Mali, Mozambique, Uganda en Tanzania hadden in 2001
een positief track record. Een land dat nog onvoldoende scoorde op
transparantie en effectiviteit en daartoe extra ondersteuning kreeg was
Vietnam (dat overigens zeer positief scoorde op de overige aspecten). Een
ander land dat ondanks een negatief track record toch macrohulp ontving was
Moldova. In het geval van Moldova is op advies van de Wereldbank coulantie
betracht en afgeweken van het reguliere beleidskader op grond van
incidentele omstandigheden (de veronderstelling op basis van uitspraken van
WB en IMF dat Moldova gauw weer on track zou zijn en de urgentie vanwege de
zorgwekkende financiële situatie) en bijzondere, structurele omstandigheden
(kiesgroeplidmaatschap in WB en IMF, en de daaruit voortvloeiende speciale
Nederlandse verantwoordelijkheid).
Landen die in 2001 incidentele macrohulp ontvingen
Drie van de vier landen die in 2001 incidentele schuldverlichting ontvingen
scoorden voldoende op bovengenoemde clusters (India, Jamaica en Malawi).
Ondanks de kritische beoordeling op het criterium van goed bestuur (geen
democratisch gekozen regime), kwalificeerde Pakistan voor schuldverlichting
op grond van zijn (ook door WB en IMF als positief beoordeelde)
macro-economische beleid en gelet op de economische gevolgen van de oorlog
in Afghanistan voor Pakistan. De landen die incidentele
betalingsbalanssteun en begrotingssteun ontvingen hadden alle een positief
track record (Burkina Faso, Ghana en Mozambique).
Landen die in 2001 geen structurele macrohulp ontvingen
Alle 19+3 landen en enkele landen in de Balkan en de Kaukasus kunnen in principe in aanmerking komen voor macrohulp. De volgende landen kwamen vanwege een negatief track record in 2001 niet in aanmerking voor macrohulp: Bangladesh, Eritrea, Ethiopië, Georgië, Kyrgyzstan, Sri Lanka en Zambia. De overige landen ontvingen geen macrohulp in 2001 om uiteenlopende redenen: de geplande macrohulp voor Jemen en Bosnië-Herzegovina werd verschoven naar 2002 vanwege vertraging in de uitvoering van programma's; aan Rwanda wordt geen macrohulp verstrekt zolang het land betrokken is bij het conflict in de DRC; en de hulp aan Zuid-Afrika is geconcentreerd op vier sectoren.
Conclusie
De totale hoeveelheid verstrekte macrohulp is het afgelopen jaar opnieuw
toegenomen. De stijging werd in 2001 met name veroorzaakt door
schuldverlichting aan HIPC-landen die hun decision-point of completion-point
bereikten en meer structurele en incidentele begrotings- en
betalingsbalanssteun. Om tot een goede vergelijking van de totale macrohulp
in 2001 met voorgaande jaren te komen wordt in onderstaande tabel de oude
indeling tussen 'schuldverlichting' en 'overige macro-georiënteerde
programmahulp' gehanteerd.
Tabel 5 Verstrekte macrohulp 1997-2001 (in mln EUR)
Vorm van macrohulp 1997 1998 1999 2000 2001
Schuldverlichting 140 141 234 167 236
waartoe besloten in multilateraal verband 56 56 85 100
182
Overige macro-georiënteerde programmahulp 58 77 119 211
260
Totaal 198 218 353 378 496
Door verruiming van het macrobeleid ten aanzien van ontwikkelingslanden -
schuldverlichting aan landen die zich vanwege een onhoudbare schuldenlast
kwalificeren voor het HIPC-initiatief en begrotingssteun ter ondersteuning
van nationale armoedebestrijdingsstrategieën - neemt het aandeel van
macrohulp in het totale OS-budget gestaag toe.
Zowel macro-georiënteerde als sectorale begrotingssteun gaan in landen met
een positief track record gepaard met lagere transactiekosten dan hulpvormen
die niet direct aan de begroting ten goede komen. Bovendien draagt
begrotingssteun direct bij aan versterking van nationale begrotings- en
verantwoordingsprocessen van ontwikkelingslanden. Nederland ondersteunt dit
laatste ook via inbreng van ambassades in de donordialoog met betreffende
landen. Daartoe ontvangen de ambassades specifieke ondersteuning op het
gebied van 'public finance management'. In het geval van financiering van
sociale fondsen en cofinanciering van WB-programma's is sprake van hogere
transactiekosten omdat voor de allocatie en verantwoording nog gebruik wordt
gemaakt van separate structuren en regelgeving. Dit geldt nog sterker voor
projecthulp waarmee de hoogste transactiekosten zijn gemoeid.
Door steun aan de begroting te koppelen aan de nationale ontwikkelingsstrategie - het PRSP - wordt vormgegeven aan een substantiële dialoog - in multidonorverband - met de overheid van het ontvangende land op macroniveau. Dit betekent dat het PRSP-beleid, de prioriteitsstellingen, de allocatie van begrotingsmiddelen, resultaatsmeting en de kwaliteit van de openbare financiën structureel deel uitmaken van de beleidsdiscussies tussen Nederland, het betreffende ontwikkelingsland en andere donoren.
In 2001 heeft de Nederlandse macrohulp 27 landen in staat gesteld de schuldpositie te verbeteren en/of structurele hervormingen uit te voeren, macro-economisch on-track te blijven en armoedebestrijdingsstrategieën te financieren (zie bijlage 1 en 2). Conform het beleid werd het grootste deel van de macrohulp toegekend aan de 19+3-landen (78%). In de komende jaren zal Nederland de macrohulp blijven richten op ontwikkelingslanden met een op armoedebestrijding gericht beleid. Gelet op het groeiende aantal ontwikkelingslanden dat een armoedebestrijdingsstrategie (PRSP) in uitvoering heeft, zal de macrohulp naar verwachting verder toenemen.
DEEL II SECTORALE PROGRAMMAHULP
In dit deel wordt een kort overzicht gegeven van de in 2001 door Nederland
verstrekte sectorale programmahulp. Vervolgens wordt de sectorale
programmahulp geplaatst in het perspectief van de 'sectorale benadering',
waarna wordt afgesloten met een conclusie.
6 Overzicht van sectorale programmahulp
Sectorale programmahulp is gericht op ondersteuning van het beleid in een
specifieke sector en wordt gefinancierd in de vorm van sectorale
begrotingssteun, sectorale basketfinanciering of cofinanciering van
sectorale aanpassingsprogramma's (met name van de Wereldbank). De door
Nederland verstrekte sectorale programmahulp maakt deel uit van de
landenallocatie en heeft derhalve een structureel karakter. In het kader van
de sectorale benadering is het streven het aandeel van sectorale
programmahulp ten opzichte van projecthulp te vergroten.
Tabel 6 Sectorale programmahulp in 2001 naar sector (in mln EUR)
Sector Bedrag Aandeel
Onderwijs 116,4 67%
Landbouw 16,2 10%
Milieu Gezondheidszorg/ Sociale ontwikkeling Institutionele ontwikkeling
Goed bestuur 0,4 39,2 1,9 0,7 - 22% 1% -
Totaal 174,8 100%
De totale omvang van de in 2001 verstrekte sectorale programmahulp bedroeg
EUR 174,8 miljoen. Dit is een forse stijging ten opzicht van vorig jaar (EUR
115,9 mln). Het overgrote deel van de sectorale programmahulp ging naar
onderwijs en gezondheidszorg (zie tabel 6 en bijlage 4). De belangrijkste
redenen voor de concentratie van sectorale programmahulp in de sociale
sectoren zijn de hoge prioriteit die zij genieten in het beleid van zowel
ontwikkelingslanden als Nederland, de beschikbaarheid en uitvoerbaarheid van
meerjarige sectorplannen en de relatief vergevorderde donorcoördinatie.
Tevens speelt een rol dat in de sociale sectoren het langst ervaring is
opgedaan omdat al in het begin van de jaren negentig met voorlopers van
sectorale programma's is begonnen. In de loop van de tijd is de samenwerking
verbeterd en is het vertrouwen tussen de samenwerkingspartners toegenomen
In 2001 ging 94% van de sectorale programmahulp naar de 19+3-landen. In deze landen waar de ontwikkelingssamenwerking plaatsvindt volgens de "sectorale benadering" vormt sectorale programmahulp een in belang toenemend deel van de landenallocatie. De landen die de meeste sectorale programmahulp ontvingen waren Indonesië, India, Uganda en Zambia (EUR 106 miljoen).
7 Sectorale programmahulp in het perspectief van de sectorale benadering
Doel van de 'sectorale benadering' is het vergroten van de effectiviteit van
de hulp door de ontvangende overheid in staat te stellen een meerjarig,
eigen beleid uit te voeren dat door meerdere donoren ondersteund wordt.
Idealiter maakt dit sectorbeleid deel uit van een algehele
ontwikkelingsstrategie van een land zoals vastgelegd in Poverty Reduction
Strategy Papers (PRSP's) die voor Nederland het kader vormen voor de
sectorale benadering.
Binnen de sectorale benadering vervullen de verschillende hulpvormen een
specifieke rol. De macrohulp dient vooral ter ondersteuning van het
macrobeleid en sectoroverstijgende hervormingsprocessen die tezamen
kaderstellend zijn voor de formulering en uitvoering van sectorbeleid. De
sectorale programmahulp richt zich op directe financiering van het
sectorbeleid en sectorale hervormingen. De projecthulp wordt gegeven aan
landen die gelet op hun beleid en bestuur nog niet kwalificeren voor
programmahulp en/of ter financiering van innovatieve activiteiten voordat
zij onderdeel gaan uitmaken van het overheidsbeleid.
Uit het bovenstaande volgt dat macrohulp, sectorale programmahulp en projecthulp gelijktijdig kunnen worden ingezet ter financiering van de ontwikkelingsstrategie inclusief de daaronder vallende sectorstrategieën.
8 Conclusie
In 2001 is weer aanzienlijk meer sectorale programmahulp verstrekt dan in
2000. Dit geeft aan dat de sectorale benadering geleidelijk aan resulteert
in nieuwere hulpvormen met grotere 'ownership' voor het ontvangende land.
Niet alleen het Nederlandse beleid maar ook ontwikkelingen in het
internationale donorbeleid gaan steeds meer richting gezamenlijke
financiering van programma's op sectorniveau. De mogelijkheden voor
sectorale programmahulp nemen gestaag toe, met name in de sociale sectoren.
Voor een succesvolle uitvoering van de sectorale programma's zijn voldoende
institutionele capaciteit en financiële beheerscapaciteit van doorslaggevend
belang. Nederland zal ontwikkelingslanden hierbij ondersteunen door
activiteiten te financieren op zowel sectoraal niveau (bijv. institutionele
versterking van sectorministeries) als macroniveau (bijv. 'Public
Expenditure Reviews' en hervormingsprogramma's). Bij toenemend vertrouwen in
de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid, de institutionele hervormingen en
het financieel beheer van de overheidsuitgaven, is een verschuiving van
sectorale programmahulp naar macro-hulp een natuurlijke ontwikkeling. In
landen die aan deze voorwaarden voldoen is begrotingssteun de meest
efficiënte vorm van ondersteuning van een geïntegreerd beleid gericht op
armoedebestrijding.
Kenmerk DVF/AS-068/02
Zie bijlage 3 voor een compleet overzicht van deze categorieën.
Pakistan kwam op grond van een Club van Parijs akkoord reeds in aanmerking voor consolidatie van Nederlandse schuldendiensten ad EUR 7,7 miljoen in 2001. Deze consolidatie is omgezet in een kwijtschelding.
Een nadere toelichting wordt gegeven in de 'Notitie macro-georiënteerde
programmahulp' (Kamerstuk 26 433, nr 22)
===