Rijksuniversiteit Groningen
05 jun 2002
Nummer 83 5 juni 2002
Ondanks landelijke groeivertraging
Noordelijke economie blijft groeien
Inhaalslag participatiegraad
Snelle daling werkloosheid in Friesland
Buitenlandse migratie belangrijkste oorzaak bevolkingsgroei
Kernzones nog niet zichtbaar
Noordelijke groei zet zich in 2002 nog voort
Noot voor de pers
Het Noorden heeft vooralsnog minder last van de teruglopende
conjunctuur. Vorig jaar is de noordelijke werkgelegenheid sneller
toegenomen dan landelijk en ook voor dit jaar worden nog relatief
gunstige groeicijfers verwacht. Dit blijkt uit de Regionaal
Economische Verkenningen Groningen, Friesland en Drenthe 2002, die
de Rijksuniversiteit Groningen vandaag publiceert.
De sinds het begin van 2001 afnemende conjunctuur is ook in het Noorden voelbaar, maar minder dan landelijk. De groei van de noordelijke werkgelegenheid bedroeg zowel in 2000 als in 2001 2,8%, terwijl het landelijke groeicijfer terugliep van 2,4% in 2000 tot 1,9% in 2001. Het Noorden heeft de laatste jaren relatief gunstige groeicijfers laten zien op het terrein van de export, de zakelijke dienstverlening en de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Daarnaast is er ook sprake van een na-ijl effect omdat de noordelijke economie traditioneel met enige vertraging reageert op de ontwikkelingen elders in het land. De snelle groei van de Nederlandse economie vanaf 1995 is in het Noorden pas na 1997 goed op gang gekomen en werkt thans nog enige tijd door.
Inhaalslag participatiegraad
De in het Noorden traditioneel lagere arbeidsmarktparticipatie van
vrouwen neemt al een aantal jaren sneller toe dan landelijk.
Hierdoor neemt het verschil met het landelijk gemiddelde af. Dit is
een belangrijk gegeven aangezien deze inhaalslag een van de doelen
is van Kompas voor het Noorden, het ruimtelijk economisch
ontwikkelingsprogramma voor Noord-Nederland. De vrouwelijke
participatie is de laatste vijf jaar in Groningen en Friesland met
8,3 procentpunt toegenomen tegenover 6,2 landelijk. In Drenthe
verloopt deze stijging met 5,7 procentpunt iets langzamer. Het
verschil met de landelijke participatie van vrouwen is echter nog
niet weggewerkt. Thans bedraagt de vrouwelijke participatiegraad
landelijk 54%, tegenover 51% in Groningen, 49% in Friesland en 51%
in Drenthe.
Snelle daling werkloosheid in Friesland
De afname van de werkloosheid is voor het Noorden als geheel gelijk
opgegaan met de landelijke ontwikkeling. De werkgelegenheid groeide
weliswaar sneller dan landelijk, maar de beroepsbevolking ook
vanwege de groeiende participatiegraad. De noordelijke werkloosheid
is teruggelopen van 7,2% in 1998 tot 5,3% in 2001. Het verschil met
het landelijke percentage, de zogenaamde regionale component, bleef
gelijk. De noordelijke werkloosheid ligt nog altijd 2 procentpunten
hoger dan landelijk. Dat was in 1998 ook al zo. Binnen het Noorden
zijn er wel verschillen. De werkloosheid is in Friesland sneller
gedaald dan in de beide andere provincies en ligt nu onder het
niveau van Drenthe. Volgens de meest recente ramingen van het CBS
bedraagt de werkloze beroepsbevolking momenteel 5,9% in Groningen,
4,6% in Friesland en 5,6% in Drenthe. Volgens gegevens van het CWI
is de werkloosheid in Drenthe nog wel lager dan in Friesland, maar
ook daar geldt dat de daling in Friesland het sterkst is.
Buitenlandse migratie belangrijkste oorzaak bevolkingsgroei
De bevolking is de laatste jaren in de noordelijke provincies sterk toegenomen, maar dat heeft nauwelijks iets te maken met een gestegen natuurlijke aanwas of met binnenlandse migratie. Het is voornamelijk de instroom van asielzoekers die de bevolkingsgroei bepaalt. Groningen zag haar bevolking in 2000 en 2001 met bijna 4000 personen toenemen, maar exclusief buitenlandse migratie is de Groningse bevolkingsgroei in beide jaren vrijwel nul. Van de Friese bevolkingsgroei van 6300 personen vorig jaar heeft 4400 betrekking op buitenlandse migratie. In Drenthe was dat 3000 van de totale bevolkingsgroei van 4400. Het binnenlandse migratiesaldo was in het verleden voor Groningen en Friesland sterk negatief, maar schommelt de laatste twee jaar evenals in Drenthe rond de nul.
Kernzones nog niet zichtbaar
De ontwikkelingen op gemeenteniveau over de laatste tien jaar laten
opmerkelijke verschillen binnen het Noorden zien. De gemeenten
langs de Waddenkust en in Noordoost Groningen worden gekenmerkt
door een lage of zelfs negatieve bevolkingsgroei, met als
uitschieter de gemeente Delfzijl, die haar bevolking sinds 1992 met
8% heeft zien afnemen. De groeiende gemeenten zijn vooral in het
Zuidwesten van de regio te vinden. Een opvallend verschil daarbij
is dat de bevolkingsgroei in de Friese gemeenten vooral door de
natuurlijke aanwas wordt veroorzaakt, terwijl in de Drentse
gemeenten migratie de belangrijkste factor is (zie kaart 1). Voorts
blijkt dat gemeenten met een relatief gunstige
werkgelegenheidsontwikkeling over het hele Noorden verspreid liggen
en zeker niet alle tot de KOMPAS kernzones behoren (zie kaart 2).
In drie van de vijf kernzones, Westergo, Delfzijl en omstreken en
Meppel-Hoogeveen-Emmen, ligt de werkgelegenheidsgroei zelfs onder
het noordelijk gemiddelde.
Noordelijke groei zet zich in 2002 nog voort
Naar verwachting zal de werkgelegenheid landelijk dit jaar nog met
0,5% kunnen toenemen. De noordelijke groeicijfers zullen vanwege
na-ijl effecten tijdelijk nog iets hoger liggen. Het is momenteel
vooral de bescheiden exportgroei die de Nederlandse economie doet
temperen. De noordelijke export heeft minder last van de meest
conjunctuurgevoelige delen van de wereldhandel. De werkgelegenheid
neemt dit jaar in Groningen toe met 1,2%, in Friesland 1,3% en in
Drenthe 0,9%. Dat betekent een toename van 2600 banen in Groningen,
3000 in Friesland en 1600 in Drenthe. Door voortgaande groei van de
participatiegraad neemt de noordelijke beroepsbevolking echter ook
sneller toe dan landelijk.
Het resultaat van deze gespiegelde ontwikkeling is daarom net als
in de voorgaande jaren dat de werkloosheidsontwikkeling gelijk
opgaat met het landelijke beeld. De werkloosheid neemt voor het
eerst sinds lange tijd weer iets toe en stijgt in Groningen naar
6,4%, in Friesland naar 5,0% en in Drenthe naar 6,1%. De regionale
component (het verschil met het landelijke percentage) blijft
daarmee in 2002 exact gelijk op 2,6 procentpunt in Groningen, 1,2
in Friesland en 2,3 in Drenthe. Dat deze cijfers worden bereikt met
een hogere participatiegraad betekent echter wel een verbetering
van de economische structuur.
Het is te verwachten dat de trendmatige groei van de regionale
participatiegraad nog wel enige tijd zal aanhouden. Dit betekent
dat de werkgelegenheidsgroei nog een aantal jaren boven het
landelijk gemiddelde uit zal moeten gaan totdat het verschil met
het landelijke participatieniveau is verdwenen. Pas dan zal de
regionale werkloosheidscomponent structureel kunnen afnemen.
Noot voor de pers
* Nadere informatie: drs. T. M. Stelder, tel (050) 363 37 25 of
(050) 363 37 40. E-mail: d.stelder@eco.rug.nl
* Exemplaren van de Regionaal Economische Verkenningen 2002
Groningen, Friesland en Drenthe zijn te verkrijgen bij de Sectie
Ruimtelijke Economie, Economische Faculteit, Rijksuniversiteit
Groningen, tel. (050) 363 37 40.
* Algemene webpagina Sectie Ruimtelijke Economie RuG:
www.regroningen.nl
* Webversie REV: www.regroningen.nl/rev2002.pdf
* kaart 1 en kaart 2 in eps-formaat op te halen via:
www.regroningen.nl/rev2002_kaart1.eps
www.regroningen.nl/rev2002_kaart2.eps