Ministerie van Financiën
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20012
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)
PBTW 2002-30M
Onderwerp
Wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds (kamerstukken 27 293)
Bijgaand stuur ik u het eindrapport ?Voor een goede invoering van het BTW-compensatiefonds? dat de Werkgroep inrichting administratie BTW?compensatiefonds op 28 mei 2002 aan mij heeft aangeboden.
De Werkgroep is eind vorig jaar door mij ingesteld om benodigde aanpassingen van de administratie praktisch hanteerbaar vorm te geven en/of vereenvoudigingsvoorstellen te doen. Over het voornemen tot instelling van de Werkgroep heb ik u in oktober 2001 geïnformeerd . De Werkgroep, die werd voorgezeten door de heer R.J.P. Meulenbroek van de gemeente Breda, bestond uit praktijkdeskundigen van gemeenten, provincies en het Rijk (met inbegrip van de Belastingdienst).
Door de personele samenstelling van de Werkgroep was de inbreng verzekerd vanuit de pilots in de gemeenten Amsterdam en de provincie Zuid-Holland. In deze pilots werken de desbetreffende lokale overheden samen met de Belastingdienst. In de komende maanden zal worden bezien hoe de ervaringen in de pilots gedeeld kunnen worden met de andere provincies en gemeenten.
Ik heb waardering voor de vlotte en constructieve wijze waarop de deelnemers, afkomstig uit verschillende disciplines, hebben samengewerkt. Het werk van de Werkgroep kan, zoals de titel van het rapport weergeeft, bijdragen aan een goede invoering van het BTW-compensatiefonds. De aanbevelingen in het rapport worden door de staatssecretaris van Financiën en mij overgenomen.
In het rapport worden verschillende onderwerpen besproken die voor individuele provincies, gemeenten en kaderwetgebieden van belang zijn bij de invoering van het BTW-compensatiefonds in hun organisatie. Het rapport zullen we dan ook onder de aandacht van de individuele provincies, gemeenten en kaderwetgebieden brengen.
Door de werkwijze van de Werkgroep was het mogelijk om al voordat het eindrapport werd uitgebracht aan vier van de zeven aanbevelingen uitvoering te geven. Dit heeft geleid tot de volgende acties:
1. In maart 2002 heeft de Belastingdienst aan alle provincies, gemeenten en kaderwetgebieden algemene informatie gezonden over de administratieve verplichtingen die samenhangen met de heffing van omzetbelasting (aanbeveling 1).
2. De voorlopige uitneemformule alsmede een indicatie van de individuele uitname per gemeente en provincie is opgenomen in de Brochure BTW-compensatiefonds Vraag en antwoord (mei 2002). Deze brochure is aan alle gemeenten, provincies, kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden van de Belastingdienst gezonden. Voorts wordt aan de uitneemformule aandacht besteed in de meicirculaire 2002 (aanbeveling 5).
3. De meerjarige werking van de minimumuitkering is in de hiervoor genoemde brochure toegelicht (aanbeveling 6).
4. De gevolgen van het BTW-compensatiefonds voor de (administratie van) samenwerkingsverbanden is uiteengezet in een afzonderlijke brochure (Brochure samenwerkingsverbanden en de Wet op het BTW-compensatiefonds). Ook deze brochure is aan alle gemeenten, provincies, kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden van de Belastingdienst gezonden (aanbeveling 7).
De Werkgroep heeft geen concrete aanbevelingen gedaan die moeten leiden tot aanpassing van het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds. Wel is in de Werkgroep gesproken over de op artikel 4 van het wetsvoorstel te baseren algemene maatregel van bestuur. Daarin moet worden geregeld in welke gevallen het recht op bijdrage wordt uitgesloten. In dat verband is gesproken over een mogelijke tekstaanpassing van dat artikel. Een dergelijke verduidelijkende aanpassing wordt door ons bezien in samenhang met de op te stellen ontwerp algemene maatregel van bestuur. In dat verband wordt overwogen een afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen dat strekt tot het aanbrengen van enkele tekstaanpassingen van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Een van de aanbevelingen van de Werkgroep is direct gericht aan de provincies en gemeenten. De provincies en gemeenten die willen kiezen voor de forfaitaire methode bij de verwerking van de zogenoemde gemengde kosten, wordt geadviseerd hierover tijdig contact op te nemen met de contactpersoon van de eigen Belastingeenheid (aanbeveling 3).
Aan de resterende twee aanbevelingen zal uitvoering worden gegeven nadat het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds tot wet zal zijn verheven en in het Staatsblad zal zijn geplaatst. Het gaat hierbij om het volgende.
1. Het uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling behorende bij de Wet op het BTW?compensatiefonds zullen worden vastgesteld en gepubliceerd. De gevolgen van deze regelgeving voor de administratieve inrichting zullen in een brochure worden toegelicht (aanbeveling 2).
2. Een beleidsbesluit zal worden vastgesteld en gepubliceerd waarin de intrekking van de beleidsregel met betrekking tot de grondexploitatie (BTW 28) wordt geregeld. Hierin wordt de individuele gemeenten de keuze gelaten om de financiële ontwikkeling van de bestemmingsplannen die op 31 december 2002 bij haar in exploitatie zijn nog tot en met het jaar 2007 van invloed te laten zijn op de aftrek van voorbelasting die vóór 1 januari 2003 in rekening is gebracht, danwel de regeling, door middel van een vaststellingsovereenkomst, met ingang van 1 januari 2003 definitief te beëindigen (aanbeveling 4).
De Minister van Financiën,
Voor een goede invoering van het BTW-compensatiefonds
Eindrapport van de Werkgroep inrichting administratie BTW-compensatiefonds
28 mei 2002
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING.. 2
2 Onderwerpen. 4
2.1 Administratieve verplichtingen. 4
2.2 Gemengde kosten. 5
2.3 Grondexploitatie. 6
2.4 Netto maken van bestaande activa. 6
2.5 Meerjarige werking minimumuitkering. 7
2.6 Samenwerkingsverbanden. 7
Bijlage 1 Samenstelling van de Werkgroep
Bijlage 2 Lijst van publicaties
INLEIDING
De Werkgroep
De Werkgroep inrichting administratieve BTW-compensatiefonds is in december 2001 door de minister van Financiën ingesteld. Over het voornemen tot instelling van de Werkgroep heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd . De Werkgroep, die wordt voorgezeten door R.J.P. Meulenbroek, bestaat uit deskundigen die werken bij een gemeente of provincie, de VNG, het IPO en het Rijk (met inbegrip van de Belastingdienst) .
In dit rapport doen we verslag van onze werkzaamheden.
Opdracht en planning
De Werkgroep heeft bij de instelling de volgende opdracht gekregen:
1. Het zonodig geven van algemene handreikingen aan provincies en gemeenten om het onderscheid tussen verschillende categorieën BTW in de administratie op een hanteerbare en inzichtelijke wijze vorm te geven. Hierbij gaat het met name om aftrekbare ondernemings-BTW, compensabele overheids-BTW, niet-aftrekbare/niet-compensabele-BTW en combinaties hiervan.
2. Het zonodig doen van aanbevelingen aan de betrokken bewindslieden tot wijziging van de regelgeving over het BTW-compensatiefonds met het oog op de vermindering van de administratieve lasten, mits dit past binnen de strekking van het wetsvoorstel en de (Europese) regelgeving op het terrein van de omzetbelasting.
De algemene handreikingen en aanbevelingen van de Werkgroep moesten zijn gericht op een goede invoering van het BTW-compensatiefonds bij provincies en gemeenten per 1 januari 2003. Het eindadvies van de Werkgroep moest uiterlijk 1 juni 2002 beschikbaar zijn.
Context
Het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds was bij de instelling van de Werkgroep nog in behandeling in de Tweede Kamer. In januari 2002 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Ook is de schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer inmiddels afgerond. Een uitvoeringsbesluit en een uitvoeringsregeling moeten nog worden vastgesteld.
Bij de instelling van de Werkgroep waren door de bij de invoering van het BTW-compensatiefonds betrokken partijen al veel activiteiten gestart die in relatie stonden tot de taakopdracht van de Werkgroep. In dit verband wijzen we in het bijzonder op de volgende activiteiten:
a. de elf voorlichtingbijeenkomsten die in samenwerking tussen de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn georganiseerd voor provincies en gemeenten;
b. het opstellen van een conceptuitvoeringsregeling over grondexploitatie door het ministerie van Financiën;
c. een handreiking voor de gemeenten die de VNG voor zijn leden heeft laten opstellen;
d. opgedane ervaringen bij de pilot gemeente Amsterdam en bij de pilot provincie Zuid-Holland.
Deze activiteiten liepen voor een deel ook in de tijd parallel aan de activiteiten van de Werkgroep. Dit vereiste een goede onderlinge afstemming. Dit bleek goed mogelijk door de brede samenstelling van de Werkgroep.
Werkwijze
De Werkgroep heeft verschillende vraagpunten besproken, daarbij is steeds direct advies uitgebracht aan de vertegenwoordigers van de betrokken partijen. Gelet op de door de betrokken partijen opgestelde publicaties, heeft de Werkgroep het niet zinvol geacht om zelf met een omvangrijke rapportage te komen. Op bijlage 2 is een overzicht opgenomen van deze publicaties.
Wij hebben ervoor gekozen om in dit rapport de besproken onderwerpen aan te duiden en steeds een Aanbeveling te formuleren. Zie hiervoor de kaders in dit rapport.
Onderwerpen
Administratieve verplichtingen
De Werkgroep heeft de indruk dat de administratieve verplichtingen die voor de provincies en gemeenten voortvloeien uit het BTW-compensatiefonds niet bij alle provincies en gemeenten voldoende bekend zijn. Dit geldt ook voor een deel van de administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de heffing van de omzetbelasting (op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Verder gaat het om de administratieve verplichtingen die specifiek verband houden met de Wet op het BTW-compensatiefonds. Daarbij is van belang dat het uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling krachtens de Wet op het BTW-compensatiefonds nog niet zijn vastgesteld.
Verplichtingen die samenhangen met de heffing van omzetbelasting.
De Werkgroep heeft geconstateerd dat de Belastingdienst beschikt over verschillende publieksdocumentatie waarin toegankelijke informatie is opgenomen over de administratieve verplichtingen die samenhangen met de heffing van de omzetbelasting, bijvoorbeeld:
a. CD-rom ?Loonbelasting/ Omzetbelasting 2002? (uitgave januari 2002);
b. Brochure ?BTW bij inkoop van goederen in het buitenland (januari 2002);
c. Brochure ?Uw bedrijf en de BTW? (januari 2001).
Aanbeveling 1 De Werkgroep heeft gesproken over het verspreiden van beschikbare informatie in relatie tot de heffing van de omzetbelasting. Het resultaat hiervan is dat de Belastingdienst, in maart 2002, de betreffende informatie naar alle hoofden van Financiën van gemeenten en provincies heeft verstuurd.
Verplichtingen die specifiek voortvloeien uit de Wet BTW-compensatiefonds
In een workshop van de gehouden voorlichtingsbijeenkomsten en het daarvoor opgestelde materiaal is ruim aandacht besteed aan de administratieve verplichtingen die samenhangen met de opgave voor het BTW-compensatiefonds .
Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de administratieve gevolgen van de wijzigingen die samenhangen met de grondexploitatie (de intrekking van de zogenoemde BTW-28) en de samenwerkingsverbanden. Deze onderwerpen komen hierna aan de orde in de paragrafen 2.3 en 2.6.
De precieze administratieve verplichtingen zijn mede afhankelijk van de nog vast te stellen uitvoeringsbesluit en uitvoeringsregeling. Het is van belang dat deze spoedig worden vastgesteld en bekend gemaakt en hieraan in voorlichtingsmateriaal aandacht te besteden. In de werkgroep is uitwerking van artikel 4 van het wetsvoorstel besproken (en een mogelijke tekstaanpassing van het desbetreffende artikel). Wat betreft de verstrekkingen aan personeel wordt aansluiting gezocht bij het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968.
Aanbeveling 2 De Werkgroep adviseert de op de Wet op het BTW-compensatiefonds te baseren uitvoeringsbesluit en uitvoeringsregeling spoedig vast te stellen en te publiceren. In de voorlichting aan de provincies en gemeenten moet aan de hand van voorbeelden afzonderlijk aandacht worden besteed aan de gevolgen die dit besluit en deze regeling hebben voor de inrichting van de administratie van provincies en gemeenten.
Gemengde kosten
Een belangrijk aspect bij de inrichting van de administratie voor het BTW-compensatiefonds is de verwerking van de zogenoemde gemengde kosten. Hiermee wordt gedoeld op de toerekening van de omzetbelasting die drukt op aangeschafte goederen en diensten die niet uitsluitend voor één categorie van prestaties worden gebruikt. Dit zogenoemde gemengde gebruik kan zich in de tijd bezien gelijktijdig, maar ook volgtijdelijk voordoen.
In de voorlichtingsbijeenkomsten en het daarvoor opgestelde materiaal is aandacht besteed aan deze gemengde kosten . Verder is in de handreiking die de VNG voor haar leden heeft laten opstellen hieraan ruim aandacht besteed. Conceptpassages van deze handreiking zijn in de Werkgroep besproken. Dit heeft geleid tot aanpassing van deze passages. Met name is de toelichting bij de zogenoemde forfaitaire methode uitgebreid. De Werkgroep is namelijk van mening dat indien met name gelet wordt op de beperking van de administratieve lasten in veel gevallen de zogenoemde forfaitaire methode de voorkeur verdient. De Werkgroep constateert dat het niet goed mogelijk is om landelijk uniforme afspraken te maken over de te hanteren forfaitaire percentages, omdat steeds een verband moet worden gelegd met de specifieke feiten en omstandigheden die gelden voor de individuele provincie of gemeente. Het is daarom van belang dat de individuele provincies en gemeenten tijdig afspraken maken met de Belastingdienst over de toepassing van de forfaitaire methode bij de gemengde kosten.
Aanbeveling 3 De Werkgroep adviseert de provincies en gemeenten die willen kiezen voor de forfaitaire methode bij de verwerking van de zogenoemde gemengde kosten, hierover tijdig contact op te nemen met de contactpersoon van de eigen Belastingeenheid.
Grondexploitatie
De voorgenomen intrekking van de bestaande fiscale beleidsregel met betrekking tot grondexploitatie (de zogenoemde BTW-28), heeft belangrijke gevolgen voor de administratie van gemeenten. In de Werkgroep is enkele malen over dit onderwerp gesproken. Daarbij is de aandacht vooral uitgegaan naar de grondexploitaties die voor de inwerkingtreding van het BTW-compensatiefonds zijn gestart en die doorlopen na die tijd.
De Werkgroep heeft een conceptbeleidsregel van de Belastingdienst besproken waarin dit overgangsvraagstuk wordt besproken. De Werkgroep heeft er daarbij, in verband met de aan de intrekking van de regeling verbonden financiële en administratieve gevolgen, voor gepleit om de gemeenten een keuze te bieden bij de wijze waarop deze overgang plaatsvindt. Deze bespreking heeft geleid tot aanpassing van dit concept. In essentie komt die aanpassing erop neer dat de gemeente de keuze wordt gelaten om de financiële ontwikkeling van de bij haar op 31 december 2002 in exploitatie zijnde bestemmingsplannen nog tot en met het jaar 2007 van invloed te doen zijn op de aftrek van voorbelasting die vóór 1 januari 2003 in rekening is gebracht, danwel de regeling, door middel van een vaststellingsovereenkomst, met ingang van 1 januari 2003 definitief te beëindigen.
Aanbeveling 4 De Werkgroep adviseert de beleidsregel waarin de intrekking van de bestaande beleidsregel met betrekking tot grondexploitatie (BTW-28) wordt geregeld spoedig vast te stellen en bekend te maken.
Netto maken van bestaande activa
In het bestuurlijk overleg tussen het Rijk en de VNG en het IPO is gesproken over de gevolgen van het BTW-compensatiefonds voor de investeringen (activa). Ter oplossing van dit vraagstuk is gekozen voor een vertraagde uitname uit het gemeente- en provinciefonds.
In de voorlichtingsbijeenkomsten en het daarvoor opgestelde materiaal is ruim aandacht besteed aan de administratieve verplichtingen die samenhang met de opgave voor het BTW-compensatiefonds .
De Werkgroep vindt het verder van belang dat de provincies en gemeenten tijdig duidelijkheid wordt geboden over de omvang van de vertraagde uitname, zodat ook meer duidelijk is over het bedrag dat beschikbaar is voor het opvangen van het activavraagstuk.
Aanbeveling 5 De Werkgroep heeft gesproken over het belang van het tijdig informeren van de gemeenten en de provincies over de uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van de uitneemformule alsmede de individuele uitname per gemeente en provincie in de ?Brochure BTW-compensatiefonds Vraag en antwoord; mei 2002? .
Meerjarige werking minimumuitkering
De Werkgroep constateerde dat onduidelijkheid bestond over de meerjarige werking van de minimumuitkering (ook wel onderbandbreedte genoemd). Voor de Werkgroep is dit inmiddels duidelijk. Het is van belang dat dit ook duidelijk wordt voor de individuele provincies en gemeenten.
Aanbeveling 6 De Werkgroep heeft gesproken over de onduidelijkheid rond meerjarige werking van de minimumuitkering. Dit onderwerp is opgenomen in de ?Brochure BTW-compensatiefonds Vraag en antwoord; mei 2002? .
Samenwerkingsverbanden
De invoering van het BTW-compensatiefonds heeft niet alleen belangrijke gevolgen voor de inrichting van de administratie van provincies en gemeenten, maar ook voor de samenwerkingsverbanden waarin wordt deelgenomen door provincies en gemeenten. De Werkgroep constateerde dat hierover veel onduidelijkheid bestond. Gelet op het grote aantal samenwerkingsverbanden en de grote verscheidenheid daarvan, vond de Werkgroep het van belang daaraan voldoende aandacht te besteden.
De Werkgroep heeft het projectteam BTW-compensatiefonds van het ministerie van Financiën in dat verband verzocht het vraagstuk in kaart te brengen en oplossingen aan te dragen voor eventuele knelpunten. De Werkgroep heeft een concept brochure besproken. Deze bespreking heeft geleid tot een verduidelijking van deze brochure.
Aanbeveling 7 De Werkgroep heeft gesproken over de effecten van het BTW-compensatiefonds voor de (administratie van) samenwerkingsverbanden. Dit heeft geresulteerd in de ?Brochure BTW-compensatiefonds Samenwerkingsverbanden en de Wet op het BTW-compensatiefonds; april 2002? . Hierin wordt op een toegankelijke wijze de problematiek en de oplossingen geschetst.
Bijlage 1 Samenstelling van de Werkgroep
De samenstelling van de Werkgroep is onderstaand weergegeven. Naast deze vaste leden van de werkgroep, hebben aan enkele vergaderingen ook andere deskundigen deelgenomen.
R. Meulenbroek gemeente Breda (voorzitter)
E.R. Rodenhuis ministerie van Financiën (secretaris)
J. Vegting Gemeente Amsterdam
M. van Doremalen Gemeente Utrecht
J. Minnaard Gemeente Groningen
A. van de Put Gemeente Halderberge
C.W.A.M. van Provincie Zuid-Holland / Oosterhout IPO
A.G.A. Jacobs VNG
F. Verbakel VNG
J.L. Bekker ministerie van Financiën
B. Bijl ministerie van Financiën
H.B. Hieltjes ministerie van Financiën
A.J.M. Hendriks ministerie van BZK
E. Biesmeijer ministerie van BZK
N.B. Bijlleveld Belastingdienst
A.C. Maase Belastingdienst
J.M. van der Belastingdienst Voort
Bijlage 2 Lijst van publicaties
BTW-compensatiefonds
* Kamerstukken bij het wetvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds, Kamerstukken nr 27 293, http://www.minfin.nl/btwfonds en http://www.parlement.nl * Materiaal voorlichtingsbijeenkomsten BTW-compensatiefonds februari/maart 2002, Ministerie van Financiën, Ministerie van BZK, VNG en IPO, http://www.minfin.nl/btwfonds
* Brochure BTW-compensatiefonds Samenwerkingsverbanden en de Wet op het BTW-compensatiefonds; april 2002, Ministerie van Financiën, http://www.minfin.nl/btwfonds * Brochure BTW-compensatiefonds Vraag en antwoord; mei 2002, Ministerie van Financiën, http://www.minfin.nl/btwfonds * Actualisatie uitneemformules in verband met introductie BTW-compensatiefonds, Cebeon, Amsterdam, 17 april 2002, http://www.minfin.nl/btwfonds en http://www.parlement.nl
* Handreiking ten behoeve van de invoering van het BTW-compensatiefonds (BCF), januari - april 2002, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, http://web.vngnet.nl en http://www.vngnet.nl
Belastingheffing
De onderstaande informatie is te verkrijgen bij de lokale belastingeenheid
* Brochure ?Uw bedrijf en de BTW? (januari 2001); * CD-rom ?Loonbelasting/ Omzetbelasting 2002? (uitgave januari 2002); * Brochure ?BTW bij inkoop van goederen in het buitenland (januari 2002);
---
Kamerstukken II 2001/02, 27 293, nr. 12,
blz. 2.
Brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II 2001/02, 27 293, nr. 12, blz. 2.
Een overzicht van de samenstelling van de Werkgroep is opgenomen op bijlage 1.
Dit kwam met name aan de orde bij de workshop ?Rol van de Belastingdienst; administratieve vastleggingen en opgaven?.
Dit kwam met name aan de orde bij de workshop ?Rol van de Belastingdienst; administratieve vastleggingen en opgaven?.
Dit kwam met name aan de orde bij de workshop ?Administratieve verslaglegging; Comptabiliteitsvoorschriften?.