Koninklijke bibliotheek
Interbibliothecair leenverkeer
Rapportage IBL-coördinator mei 2002
Dit is de eerste rapportage van de IBL-coördinator nieuwe stijl;
ondergetekende bekleedt deze functie sinds 1 september 2001. De
rapportage is uitgebracht aan de Adviesraad Landelijke
Informatie-infrastructuur (LIIS).
Belangrijke thema's in de periode waarover gerapporteerd wordt waren
de overdracht van IBL-gerelateerde taken van de KB aan Pica, de
ontwikkeling van elektronische documentlevering en de plaats van
elektronische tijdschriften in de landelijke
informatie-infrastructuur. In relatie tot deze onderwerpen was de
discussie over de toekomst van de NCC van belang. OCLC PICA heeft
hierover in maart 2002 een beleidsnotitie laten verschijnen en
LIIS-voorzitter Wim van Drimmelen hield over dit onderwerp een lezing
bij het afscheid van Look Costers op 4 april jl. Voorts van belang is
het voorstel dat UKB-voorzitter John Gilbert heeft geformuleerd voor
een door IWI uit te voeren onderzoek naar het toekomstig functioneren
van het IBL in Nederland, speciaal met betrekking tot elektronische
wetenschappelijke tijdschriften.
Aan de orde komen hierna:
1. een analyse van de IBL-statistiek over 2001
2. de overdracht van IBL-taken van de KB aan Pica
3. de kwaliteit van de Pica database
4. tariefsdifferentiatie
5. ontwikkelingen in de openbare bibliotheekwereld
Tevens verwijs ik naar mijn bijdragen in Faxtotum nr. 33 over
internationaal IBL via PiCarta, de discussie over de toekomst van de
NCC, en de relatie tussen GGC, IBL en elektronische tijdschriften.
Johan Stapel
johan.stapel@kb.nl
IBL-coördinator
Mei 2002.
1. Statistiek IBL 2001
In haar onlangs verschenen jaarverslag over 2001 constateert Pica een
stabilisering van de IBL-cijfers: in 2001 werden 529 duizend aanvragen
ingediend, een geringe afname ten opzichte van het voorgaande jaar
(532 duizend aanvragen).
Tabel 1: IBL-aanvragen per systeem 1999-2001
NCC/IBL OBN-menu PiCarta Totaal
2001 339 97 54 490
2000 onbekend 94 30 532
Aantallen x 1.000
Op basis van de jaarcijfers die mij door OCLC PICA beschikbaar zijn
gesteld, stel ik vast dat het totaal aantal ingediende aanvragen in
2001 lager is dan het in het jaarverslag gemelde aantal: 490 duizend.
Hiervan werden er 339 duizend via NCC/IBL ingediend, 97 duizend via
OBN-menu en 54 duizend via PiCarta.
Bij gebrek aan een complete IBL-statistiek over 2000 neem ik aan dat
er in dat jaar inderdaad 532 duizend aanvragen zijn ingediend. Er is
dus in 2001 geen sprake van stabilisering van het IBL, maar een daling
van 8 procent.
Mijn visie: dat het IBL gedaald is, past zeker in de lijn van de
verwachtingen. Het afgelopen jaar hebben veel wetenschappelijke
bibliotheken immers met tijdschriftenuitgevers licenties afgesloten
die hun gebruikers toegang geven tot een groot aantal e-journals,
waardoor voor universitaire studenten en wetenschappers de noodzaak
tot het indienen van aanvragen tot kopielevering sterk is afgenomen.
Daarnaast is er een toename in het gebruik van elektronische bronnen
die via het Internet online raadpleegbaar zijn. Ook de jaarstatistiek
van de KB toont een onmiskenbare daling van het aantal ingediende
kopieaanvragen (15% lager dan in 2000). Dit ondersteunt mijn vermoeden
dat de overall behoefte aan IBL afneemt. Een behoorlijke daling van de
IBL-cijfers is dus niet verrassend. Zij lijkt onvermijdelijk gezien de
ingrijpende veranderingen die momenteel plaatsvinden in onze globale
informatiesamenleving.
Tabel 2: aantal IBL-aanvragen per systeem 2001
Jaar: 2001 Totaal Relatief
NCC/IBL (Win)IBW 339 69%
OBN-menu Telnet/WWW 97 20%
PiCarta WWW 54 11%
Totaal 490 100%
Aantallen x 1.000
In Picas jaarverslag is te lezen dat er een verschuiving plaats heeft
gevonden van via bibliotheekpersoneel ingediende aanvragen naar
rechtstreeks door bibliotheekbezoekers ingediende aanvragen.
Ook hierbij wil ik een kanttekening plaatsen. Uit de cijfers over 2001
blijkt dat 69% van de aanvragen via het NCC/IBL-systeem wordt
ingediend door bibliotheekpersoneel met behulp van (Win)IBW. De
resterende 31% wordt ingediend via de verschillende
eindgebruikersinterfaces: 20% via OBN-menu (Telnet/WWW) en 11% via het
Web-interface van PiCarta. Ik denk niet dat we mogen concluderen dat
alle niet via NCC/IBL ingediende aanvragen rechtstreeks door
eindgebruikers worden ingediend. Veel bibliotheken met een aansluiting
op PiCarta of OBN-menu beschikken over slechts één IBL-account. Dit
geldt ook voor de meeste van de ruim driehonderd bibliotheken die via
de KB een deposito-account hebben geopend.
Mijn visie: Het is de vraag of het systeem van IBL-accounts
doeltreffend is voor het bevorderen van eindgebruikeraanvragen. Het is
twijfelachtig of gebruikers die weinig frequent IBL-aanvragen indienen
bereid zijn via hun bibliotheek een IBL-account te openen om daarmee
een aanvraag in te dienen. Weinig bibliotheekpersoneel beschikt over
de vaardigheid tot het invoeren van IBL-accounts - een procedure die
via een ander softwareprogramma (WinIBW) moet worden uitgevoerd en is
eerder geneigd de IBL-aanvraag voor de gebruiker in te dienen op het
conto van de bibliotheek, met behulp van het (enige) IBL-account
waarover de bibliotheek beschikt. Een deel van de via OBN-menu en
PiCarta ingediende aanvragen zal dus niet door bibliotheekgebruikers
maar door personeel zijn ingediend. Helaas beschik ik niet over
cijfermateriaal waarmee deze veronderstelling kan worden onderbouwd.
Het zou daarom nuttig zijn om een overzicht te hebben van het aantal
actieve IBL-accounts dat door eindgebruikers werkelijk wordt gebruikt
voor het zelfstandig indienen van IBL-aanvragen.
Tabel 3: verdeling kopie- en leenaanvragen 2001
Totaal Relatief
Kopie 345 70,4%
Leen 145 29,6%
Totaal 490
Aantallen x 1.000
De verhouding tussen kopie- en leenaanvragen was over 2001 345.000 :
145.000. 7 van de 10 aanvragen betreffen een kopieaanvraag.
Tabel 4: verdeling kopie- en leenaanvragen per systeem 2001
Kopie Relatief Leen Relatief
NCC/IBL
262 76% 77 53%
OBN-menu NCC 32 9% 49 34%
Online Contents 17 5% - -
PiCarta
34 10% 19 13%
Totaal
345 100% 145 100%
Aantallen x 1.000
NCC/IBL genereerde 76% van de kopie-aanvragen en 53% van de
leenaanvragen. Via OBN-menu werd 34% van de leenaanvragen ingediend en
14% van de kopie-aanvragen. Online Contents was goed voor 5% van de
kopie-aanvragen. Via PiCarta werd 10% van de kopie-aanvragen ingediend
en 13% van de leenaanvragen.
Tabel 5: zoekacties per systeem 1999-2001
2001 2000 1999
NCC/IBL 510 onbekend onbekend
OBN-menu 2.960 3.400 onbekend
PiCarta 2.400 1.400 580
Totaal 5.870
Aantallen x 1.000
Het succes van PiCarta is indrukwekkend: in slechts twee jaar zijn de
zoekcijfers verviervoudigd. Het ligt in de lijn van de verwachtingen
dat PiCarta in 2002 goed is voor meer dan de helft van het totaal
aantal zoekacties.
Tot slot: we moeten ons realiseren dat bovenstaande cijfers slechts
een beperkt beeld geven van de totale omvang van het leenverkeer in
Nederland. Het aantal aanvragen dat buiten de centrale OCLC
PICA-systemen wordt ingediend bij grote documentleveranciers als de TU
Delft, BLDSC en het Duitse SUBITO-systeem blijft hier buiten
beschouwing, evenals de cijfers van het leenverkeer dat openbare
bibliotheken onderling uitvoeren. In het IBL-systeem wordt jaarlijks
een half miljoen aanvragen ingediend. De totale omvang van het
Nederlandse IBL zou wel eens het drievoudige kunnen zijn. Om ons hier
een goed beeld van te kunnen vormen zou een onderzoek op landelijk
niveau bijvoorbeeld via IWI gewenst zijn.
2. Overdracht van IBL-taken van de KB aan Pica
Bepaalde taken van de KB zijn in 2001 overgedragen aan Pica (zie ook
Faxtotum 33). In een serie van kennissessies hebben medewerkers van
de Pica-helpdesk de fijnere kneepjes van het NCC/IBL-systeem geleerd.
In het laatste kwartaal van 2001 hoorde ik regelmatig klachten over de
accuratesse van de Pica-helpdesk. De KB werd toen ook nog frequent
gebeld door bibliothecarissen die nog niet voldoende op de hoogte
waren van de nieuwe situatie. Begin 2002 lijkt de OCLC PICA-helpdesk
tot tevredenheid van de gebruikers te functioneren: ik hoor geen
ernstige klachten meer.
3. Kwaliteit Pica database
Het gaat hier om de kwaliteit van verschillende centrale databases:
GGC, NCC, PiCarta en Online Contents.
De kwaliteit van het GGC wordt bekeken door een aparte LIIS-werkgroep.
De belangrijkste uitdaging is om effectieve maatregelen te treffen
tegen de toename van dubbele titels in de GGC-database. Met het
FOBID-rapport als leidraad heeft de werkgroep een activiteitenplan
opgesteld dat in de mei-vergadering door de Adviesraad LIIS zal worden
besproken.
In de vergadering van november 2001 heeft de Adviesraad LIIS
vastgesteld dat de kwaliteit van de NCC helaas lijdt onder de
afspraken die in het verleden zijn gemaakt. Door het direct inlezen
van de monografietitels van TU Delft en TU Eindhoven zullen er
onvermijdelijk veel dubbele titels verschijnen in de NCC. In de
LIIS-werkgroep Kwaliteit is vastgesteld dat dit probleem ook speelt in
een ruimer, internationaal verband: door samenvoeging van Duitse en
Franse bibliografische bestanden zal ook in PiCarta/EUCat het aantal
dubbele titels gaan toenemen.
De Online Contents database kampt met het probleem dat zeer veel
artikelbeschrijvingen niet aan de juiste NCC-tijdschrifttitels zijn
gekoppeld. Hierdoor verschijnen onjuiste en onvolledige overzichten
bij het opvragen van relaties van artikelen of tijdschriften.
Daarnaast betekent de introductie van de twee-record-methodiek (Ab/Ob)
dat elektronisch gepubliceerde en op papier gepubliceerde artikelen,
indien correct gerelateerd, in Online Contents van elkaar zullen
worden gescheiden. Voor gebruikers wordt het Online Contents-bestand
er voorlopig dus niet overzichtelijker op.
4. Fair use en tariefsdifferentiatie
In zijn lezing bij het afscheid van Look Costers introduceerde Van
Drimmelen een nieuw begrip: Interbibliothecaire Documentlevering. Dit
ter vervanging van het vaak tot verwarring leidende Interbibliothecair
Leenverkeer en Documentlevering. De term documentlevering sec heeft de
geur van business: een transactie waarbij tegen een (lage) vergoeding
kopieën van artikelen uit (dure) tijdschriften worden geleverd - een
commercieel alternatief voor het tegen (hoge) vergoeding afsluiten van
een abonnement bij de uitgever. Van Drimmelen maakte duidelijk dat het
IBL-systeem primair bedoeld is voor onderlinge documentlevering tussen
bibliotheken en dat het NCC/IBL-systeem is gebaseerd op samenwerking
in de landelijke union catalog. Hij maakte zich sterk voor
laagdrempelige toegang tot informatie voor elke Nederlandse burger
tegen een billijk tarief, gekoppeld aan een striktere hantering van
het fair use principe.
De betekenis van de term Interbibliothecaire Documentlevering IBDL kan
ook worden bezien in de context van de tariefsdifferentiatie die per 1
januari 2002 door NIWI werd doorgevoerd een primeur in Nederland, want
tot nu toe werkten we met uniforme tarieven die binnen het UKB worden
vastgesteld. Uitgangspunt bij de tariefsdifferentiatie van het NIWI is
de herkomst van een IBL-aanvraag. Indien deze komt van buiten de
UKB-kring, wordt een hoger tarief in rekening gebracht. NIWI berekent
aan organisaties met winstoogmerk het hoogste tarief, de overige
organisaties voornamelijk not-for-profit-organisaties betalen het
middentarief. Het WSF-bestuur heeft hiertegen bij NIWI formeel protest
ingediend.
Voor de KB heeft de tariefsdifferentiatie een vervelend bijeffect voor
de depositos die zij beheert voor een groep van ruim 300 bibliotheken
met een aansluiting op het NCC/IBL-systeem: er moeten nu op basis van
de rekeningen van het NIWI handmatige correcties worden uitgevoerd op
de bedragen die automatisch worden afgeboekt (zie ook Faxtotum 33). De
KB heeft OCLC PICA gevraagd nieuwe aansluitingen niet meer aan te
melden voor een deposito en met spoed te werken aan verbetering van
het IBL-systeem.
Mijn visie: Het is begrijpelijk dat bibliotheken kostendekkend willen
werken bij levering aan het bedrijfsleven, want juist hier heeft
informatie een hoge economische waarde. De landelijke infrastructuur
is opgebouwd door wetenschappelijke en openbare bibliotheken voor
onderlinge documentlevering. Dat bedrijven graag als afnemers aan dit
systeem willen deelnemen is weliswaar begrijpelijk, maar het is ook
vanuit de uitgevers bezien niet te billijken dat zij hiervoor dezelfde
tarieven betalen als de bibliotheken, die het systeem hebben opgezet
en onderhouden. Tariefsdifferentiatie is alleen hierom al een
noodzaak. Ik vind het echter principieel niet juist dat NIWI in haar
tarieven onderscheid maakt tussen universitaire gebruikers en het
algemene publiek lees: de gebruikers van openbare bibliotheken en
andere non-profit-organisaties met een maatschappelijke functie die
informatie nodig heeft voor eigen oefening, studie en gebruik. Uit
oogpunt van fair use zou het gebruik van de landelijke infrastructuur
juist voor deze gebruikers en organisaties zo goedkoop mogelijk moeten
zijn.
Aangenomen dat tariefsdifferentiatie in de toekomst onvermijdelijk is
OCLC PICA geeft dit ook al aan in haar beleidsnotitie , zal het
IBL-systeem hieraan moeten worden aangepast. Het is van belang dat
bibliotheken gezamenlijk kunnen besluiten tot een algemeen aanvaarde
groepsindeling en uniforme tarieven per gebruikersgroep. We dienen te
voorkomen dat elke instelling zelf groepen en tarieven gaat
vaststellen. Dit zal leiden tot een complexe en moeilijk beheersbare
situatie.
5. Ontwikkelingen in de openbare bibliotheekwereld
IBL is vanouds belangrijk bij openbare bibliotheken. Nu vrijwel alle
catalogi online raadpleegbaar zijn, wordt het gebruikers snel
duidelijk waar een bepaald boek zich bevindt. In regionaal en
provinciaal verband bestaat een logistiek systeem voor onderling
bibliothecair leenverkeer (OBL). Deze circuits hebben een forse
omvang.
Parallel daaraan neemt bij openbare bibliotheken de afstemming van
collectievorming toe: afspraken hierover bieden aanzienlijke
financiële voordelen. Uitgangspunt en absolute randvoorwaarde voor een
meer gedifferentieerd aanschafbeleid is het beschikken over een goed
systeem voor leenverkeer. In opdracht van het NBLC wordt een onderzoek
voorbereid naar eventuele landelijke samenwerking tussen deze
bibliotheekcircuits.
De Stichting WSF heeft in 2000 een IBL-commissie in het leven geroepen
die een onderzoek heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden om de online
publiekscatalogi van alle 13 WSF-bibliotheken onder één knop te
brengen. Doel van deze koppeling is de bibliotheekgebruikers een
moderner en laagdrempelig systeem aan te bieden met
IBL-functionaliteit. OCLC PICA lijkt de meest geschikte kandidaat voor
de gunning van dit project.
Bij de ontwikkeling van Boekportaal.nl zal op basis van de
NBD/Biblion-database een landelijke catalogus worden opgebouwd met
koppeling naar de lokale bibliotheekcatalogi, waarin OB-gebruikers
niet alleen leenaanvragen kunnen indienen maar door een koppeling met
het Centraal Boekhuis ook boeken kunnen kopen.
NBLC en WSF zijn met elkaar in overleg over een landelijk IBL-project
met een overkoepelend projectplan voor bovengenoemde initiatieven.
Mijn visie: de OB-wereld moet binnen de Adviesraad LIIS een
belangrijker punt van aandacht worden. De huidige initiatieven zouden
kunnen leiden tot de ontwikkeling een separaat IBL-systeem voor
Nederlandse openbare bibliotheken, een NCC/OB. Het is van belang te
bedenken hoe deze zich verhoudt tot de bestaande landelijke
informatie-infrastructuur.
Johan Stapel, IBL-coördinator
Mei 2002.
Koninklijke Bibliotheek - Nationale bibliotheek van Nederland