European Commission

CJE/02/49 4 juni 2002

Het hof van justitie wijst vandaag drie arresten over de bijzondere aandelen ("Golden Shares") bij de privatisering van ondernemingen. De franse en portugese regelingen worden veroordeeld, de belgische regeling wordt geldig verklaard

Deze nationale regelingen vormen in beginsel een uitzondering op het vrije verkeer van kapitaal en bijgevolg op de vrijheid van vestiging. Zij kunnen volgens het Hof alleen gerechtvaardigd zijn wanneer het nagestreefde doel van algemeen of strategisch belang is en de maatregelen zijn gebaseerd op precieze, vooraf bekende criteria waarop rechterlijke controle mogelijk is, en niet kunnen worden vervangen door minder dwingende maatregelen.

Tegen de achtergrond van de aanzienlijke intracommunautaire investeringen, met name bij wege van privatisering, hebben bepaalde lidstaten bijzondere maatregelen genomen om die situatie te controleren. Om de verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer te doen naleven heeft de Commissie in 1997 in een mededeling aan de lidstaten haar opvatting ter zake in herinnering gebracht, met name ter zake van de door de lidstaten gewenste of reeds ingevoerde beschermingsprocedures, zoals de procedure van voorafgaande goedkeuring en het vetorecht.

In de loop van 1998 en 1999 heeft de Commissie beroepen wegens niet-nakoming ingesteld tegen Portugal, Frankrijk en België omdat de regelingen van deze landen inzake de beperking van deelnemingen bij privatisering haar in strijd leken te zijn met de uitoefening van die fundamentele vrijheden van het gemeenschapsrecht.

Voor Portugal gaat het over wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake privatiseringen die de maximale buitenlandse deelneming beperken en een procedure van voorafgaande goedkeuring door de minister van Financiën instellen wanneer een koper 10 % van het kapitaal van een geprivatiseerde onderneming verwerft. Bepaalde ondernemingen uit de bank-, verzekerings-, energie- en transportsector zijn betrokken.

Aan Frankrijk wordt verweten dat het decreet van 1993 de Staat een bijzonder aandeel in de vennootschap Elf-Aquitaine verleent waardoor de minister van Economische Zaken een verwerving van effecten of rechten die geldende maxima voor aandelenbezit overschrijden, vooraf moet goedkeuren en de mogelijkheid heeft zich te verzetten tegen de overdracht of het in zekerheid geven van activa. Deze vennootschap is werkzaam op het gebied van de aardoliebevoorrading van Frankrijk.

In België, ten slotte, verlenen twee koninklijke besluiten van 1994 de Staat een bijzonder aandeel in de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen en in de vennootschap Distrigas, waardoor de minister voor Energie zich kan verzetten tegen de overdracht van technische installaties en tegen bijzondere, gerichte beheersmaatregelen betreffende de activa van de vennootschap, die de nationale bevoorrading met aardgas in gevaar kunnen brengen.

Het Hof van Justitie brengt in de eerste plaats in herinnering dat het EG-Verdrag elke beperking van het kapitaalverkeer tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen verbiedt en dat de richtlijn van de Raad van 1988 voor de uitvoering van het vrije verkeer van kapitaal, een definitie geeft van investeringen in de vorm van deelnemingen die als met de bepalingen van het Verdrag verenigbare kapitaalbewegingen kunnen worden beschouwd.

Tegen de achtergrond van dit beginsel onderzoekt het Hof of de respectieve bijzondere aandelen van elk van de drie landen aan deze eisen voldoen; het gaat hierbij om:

het verbod voor onderdanen van een lidstaat om te investeren boven een vastgesteld aantal aandelen (in Portugal);

de voorafgaande vergunning of kennisgeving bij overschrijding van een maximum van deelneming of van stemrechten (in Frankrijk en Portugal);

of een recht van verzet a posteriori tegen beslissingen tot overdracht (in Frankrijk en België).

Het Hof komt allereerst tot de bevinding dat regelingen die het verwerven van aandelen in de betrokken ondernemingen kunnen blokkeren en investeerders uit andere lidstaten kunnen afschrikken, het vrije verkeer van kapitaal illusoir dreigen te maken en wel degelijk een beperking van het kapitaalverkeer vormen.

Kunnen deze beperkingen worden aanvaard?

Het Hof onderzoekt in de eerste plaats de Portugese regeling en stelt vast dat die investeerders uit andere lidstaten kennelijk discrimineert: bijgevolg beperkt deze regeling het vrije verkeer van kapitaal, hetgeen het Hof uiteraard veroordeelt.

Het Hof gaat vervolgens na of de rechtvaardiging die de staten voor de bij deze regelingen ingevoerde beperkingen aangeven, namelijk dat het noodzakelijk is enige controle te behouden in ondernemingen die werkzaam zijn op gebieden van algemeen of strategisch belang, kan worden aanvaard. Het vrije verkeer van kapitaal kan door een nationale regeling immers alleen volgens bepaalde modaliteiten worden beperkt onder de dubbele voorwaarde dat de regeling is vastgesteld om dwingende redenen van algemeen belang en evenredig is met het nagestreefde doel, met andere woorden wanneer dit doel niet met minder restrictieve maatregelen kan worden bereikt, en wordt bepaald aan de hand van objectieve en door de betrokken ondernemingen gekende criteria. Deze ondernemingen moeten in voorkomend geval kunnen opkomen tegen de beslissingen van de Staat.

Ofschoon het door Frankrijk nagestreefde doel (de verzekering van de bevoorrading met aardolieproducten in geval van crisis) een legitiem algemeen belang is, is het Hof van mening dat de betrokken maatregelen kennelijk verder gaan dan hetgeen noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken. Aangezien de gelaakte bepalingen immers niet vermelden onder welke bijzondere en objectieve omstandigheden een voorafgaande goedkeuring of een recht van verzet a posteriori zal worden toegekend of afgewezen, zijn zij in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Voorts veroordeelt het Hof een dergelijke vaagheid en een zo ruime discretionaire bevoegdheid, die een ernstige inbreuk vormt op het grondbeginsel van het vrije verkeer van kapitaal.

Daarentegen is het Hof van mening dat zowel de rechtvaardiging van het door België nagestreefde doel (het verzekeren van een minimale bevoorrading met gas bij daadwerkelijke en ernstige bedreiging) als de voor de verwezenlijking daarvan vastgestelde maatregelen verenigbaar zijn met de grondbeginselen van het gemeenschapsrecht. Een voorafgaande goedkeuring wordt immers niet vereist en voor het ingrijpen van de Belgische overheid bij de overdracht van installaties en voor de eventuele tussenkomst in het beheer gelden strikte termijnen in het kader van een procedure van formele, nauwkeurige motivering waarop een doeltreffende rechterlijke controle mogelijk is. Ten slotte heeft de Commissie niet aangetoond dat een minder dwingende regeling in de plaats zou kunnen treden van deze bepalingen.

Aangaande het argument inzake de vrijwaring van de financiële belangen van de Portugese Republiek herinnert het Hof aan vaste rechtspraak volgens welke dergelijke overwegingen van economische aard ter ondersteuning van een procedure van voorafgaande goedkeuring geen geldige rechtvaardigingsgrond kunnen zijn voor de beperking van het vrije verkeer. Het Hof stelt derhalve de niet-nakoming vast met betrekking tot de betrokken Portugese maatregelen.

In de laatste plaats preciseert het Hof dat, aangezien de betrokken regelingen beperkingen van het vrije verkeer van kapitaal inhouden die onlosmakelijk zijn verbonden met belemmeringen van de vrijheid van vestiging waarvan zij het gevolg zijn, het niet noodzakelijk lijkt die regelingen afzonderlijk te onderzoeken tegen de achtergrond van de verdragsregels inzake de vrijheid van vestiging.

Wat de zaak tegen het Koninkrijk België betreft, zou zelfs in de veronderstelling dat de beschermende maatregelen de vrijheid van vestiging beperken, een dergelijke beperking gerechtvaardigd zijn om dezelfde redenen als die waarom de beperking van het vrije verkeer van kapitaal gerechtvaardigd is.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in alle talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656