Ministerie van Justitie
Kwaliteit van lagere regelgeving onderzocht
3 juni 2002
Er zijn veel regelgevers in Nederland. Omdat over de kwaliteit van die
regels niet altijd evenveel bekend is, is in opdracht van het
Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) van het
ministerie van justitie door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en
de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) onderzoek gedaan naar
ministeriële regelingen en regelingen van zelfstandige bestuursorganen
(zbo's). Uit dat onderzoek blijkt, dat een relatief groot aantal zbo's
( 61 van de 153) regelingen maakt. Uit nadere beschouwing van 15
regelingen komt verder naar voren, dat aan vereisten van stijl, opbouw
en wetgevingstechniek vaak niet goed wordt voldaan. De hoeveelheid
ministeriële regelingen is groot (ongeveer 1000 per jaar). Daarvan is
een klein deel (26 regelingen) nader onderzocht. Die regelingen bleken
geen van alle volledig aan de eisen te voldoen. Bij vier van de
onderzochte regelingen zijn de onderzoekers niet overtuigd van de
bevoegdheid tot regeling. Minister Korthals heeft vandaag de rapporten
naar de Tweede Kamer gestuurd.
Onderzoek naar de regelgeving van zbo's.
Burgers, bedrijven en organisaties in ons land komen op allerlei
manieren in aanraking met de overheid, soms door besluiten van
bestuursorganen, soms door algemeen verbindende voorschriften. Niet
alleen de 'klassieke' overheden, in Den Haag of in de provincies en
gemeenten, stellen deze regels met externe werking vast. Ook aan zbo's
kunnen regelgevende bevoegdheden worden toegekend. Een zbo is een
bestuursorgaan van de centrale overheid of een rechtspersoon met
openbaar gezag, die niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een
minister.
Het onderzoeksrapport bevat een geactualiseerd overzicht van 153
zbo's. Voorbeelden van zbo's zijn: de Dienst voor het Wegverkeer, de
Kamers van Koophandel en de Raad voor de Rechtsbijstand. Onderzocht is
hoeveel van deze zbo's bevoegd zijn algemene regelgeving met externe
werking te maken. Dat heeft geleid tot een overzicht van 61 zbo's met
regelgevende bevoegdheid. Het gaat bijvoorbeeld om regels over de
kwaliteit van het werk van APK-keurmeesters, regels voor het innen van
bijdragen aan de Kamer van koophandel en een piketregeling voor
rechtsbijstandverleners . Dit aantal van 61 zbo's (40 % van het totale
aantal) is, mede gezien het uitgangspunt dat van terughoudendheid
sprake moet zijn, vanuit staatsrechtelijk oogpunt relatief groot, zo
luidt een van de voornaamste conclusies van het onderzoek.
Staatsrechtelijk geldt als uitgangspunt dat bij voorkeur alleen de
'klassieke' wetgever algemene, naar buiten werkende, regels opstelt.
Wanneer aan een zbo een regelgevende bevoegdheid wordt toegekend
gelden daarvoor een aantal beperkingen en randvoorwaarden zoals dat
alleen technische en organisatorische onderwerpen door een zbo mogen
worden geregeld. Het onderzoek toont aan dat daaraan niet altijd de
hand wordt gehouden. Overigens blijkt uit het onderzoek dat veel zbo's
zelf niet lijken te beseffen dat ze over een regelgevende bevoegdheid
beschikken. In het onderzoek zijn vijftien verschillende
zbo-regelingen nader onderzocht. Daaruit kwamen hoofdzakelijk formele
kwaliteitsgebreken naar voren, zoals tekortkomingen in stijl en opbouw
en het niet voldoen aan andere meer technische eisen van
wetgevingstechniek. De onderzoekers bevelen onder meer aan om in de
toekomst de regelgevende bevoegdheid per zbo door de minister goed te
laten keuren. Verder zou bij de erkenning/oprichting van een zbo
duidelijk aangegeven kunnen worden in de wettekst dat het ingestelde
orgaan een bestuursorgaan betreft. Tenslotte verdient de publicatie
aandacht; hiervoor zou één medium aangehouden moeten worden,
bijvoorbeeld de Staatscourant.
Onderzoek naar de kwaliteit van ministeriële regelingen.
Jaarlijks worden in Nederland circa duizend ministeriële regelingen vastgesteld. Over de kwaliteit van die regelingen is weinig bekend. Voor het ministerie van justitie, belast met de coördinatie van en zorg voor de wetgevingskwaliteit, vormde dit reden onderzoek uit te laten voeren naar de kwaliteit van ministeriële regelingen. Het onderzoek dat in februari 2002 werd afgerond laat zien dat er redenen zijn zorg te hebben over de kwaliteit van ministeriële regelingen. In het onderzoek zijn regelingen onderzocht die in het jaar 2000 in de Staatscourant (en het publicatieblad 'Uitleg' van het Ministerie van OC&W) zijn verschenen. Onderzoek binnen een selectie van die regelingen leerde dat volgens de onderzoekers in ongeveer 15% van de gevallen de minister geen bevoegdheid had om de regeling te treffen of dat deze betwistbaar is en de aan de orde zijnde regeling volgens de onderzoekers mogelijk niet verbindend is. Verder leerde een toetsing van de bestudeerde regelingen aan de kwaliteitseisen, zoals die voortvloeien uit het Aanwijzingen voor de regelgeving (een lijst van kwaliteitseisen voor de vormgeving en keuze van regelgeving waaraan alle departementen sinds 1993 gebonden zijn), dat eigenlijk geen enkele van de onderzochte regelingen voldeed aan de gestelde eisen. Bij de meeste van de regelingen werden drie of meer afwijkingen van de eisen uit de Aanwijzingen voor de regelgeving geconstateerd. Het afrondende oordeel van de Tilburgse onderzoekers is, dat bij het vaststellen van ministeriële regelingen regelmatig en door alle departementen van de kwaliteitseisen uit de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt afgeweken. De onderzoekers bevelen onder meer aan om per departement kwaliteitscontrole-instanties in te stellen, specifiek wetgevingsbeleid gericht op de bevordering en waarborging van de kwaliteit van ministeriële regelingen, en nader onderzoek naar de verbindendheid en kwaliteit van geldende ministeriële regelingen.
Minister Korthals neemt aanbevelingen serieus.
Het kabinet neemt het onderzoek serieus. Gelet op de status van het
huidige kabinet lijkt een inhoudelijke reactie op de rapporten door
dit kabinet echter niet aangewezen.