Partij van de Arbeid
VRAGEN VAN HET LID BUSSEMAKER (PVDA) AAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE
ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (Mevr. Verstand)
30 mei 2002
1.
Waarom zijn de projecten die door het netwerk VN-Vrouwenverdrag in het kader
van themasubsidie implementatie VN-Vrouwenverdrag 2001 zijn aangevraagd
afgewezen? Waarom passen deze volgens U niet in de voorwaarden van de
subsidieregeling? Bedoelt U eigenlijk te zeggen dat alleen strikt
incidentele projecten met een looptijd van maximaal een jaar kunnen worden
gesubsidieerd?
2.
Hoe verhoudt de afwijzing van deze subsidies zich tot de door de Kamer
geuite wens ook projecten te subsidieren die een langere looptijd hebben dan
een jaar, of die buiten bezwaar van de schatkist worden voortgezet?
3.
Wat ia de onderbesteding van het budget gereserveerd voor de thema-subsidie
2001 Ămplementatie VN-Vrouwenverdrag'? Hoe beoordeelt U dat er enerzijds
sprake is van onderbesteding en anderzijds van afwijzing van projecten die
een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de implementatie van het
VN-Vrouwenverdrag?
4.
Klopt het dat het extra geld (EUR 454.000) dat voor 2002 beschikbaar is voor
projecten voor de verbetering van de bekendheid van het VN-Vrouwenverdrag en
de implementatie daarvan in Nederland, geheel bestemd is voor het thema
"VN-Vrouwenverdrag en nieuwkomers"?
5.
Hoe verhoudt de beperking tot het thema "VN Vrouwenverdrag en nieuwkomers"
zich met de doelstelling van een brede verspreiding en betere bekendheid en
implementatie van het VN-Vrouwenverdrag?
6.
In hoeverre is bij de omschrijving van het thema sprake geweest van overleg
met maatschappelijke organisaties? Bestaat anderszins een indicatie van de
te verwachten aanvragen? Hoe strikt houdt U vast aan de beoordeling dat
aandacht besteed moet worden aan seksueel geweld, mensenhandel en gedwongen
prostitutie? Komen ook andere onderwerpen in aanmerking zoals asiel,
integratie, onderwijs, gezondheid en arbeid?
7.
Wat is uw verwachting over de besteding c.q. onderbesteding van het
beschikbare geld voor betere bekendheid en implementatie van het
VN-Vrouwenverdrag over 2002, mede gezien de onderbesteding in het afgelopen
jaar, en de gestelde beperking voor 2002? Had het niet meer voor de hand
gelegen de subsidie-aanvragen naar doelgroep en thematiek te verbreden?
8.
Kunt u de Kamer per omgaande informeren over het aantal projecten dat tot 1
juni van dit jaar is ingediend in het kader van de themasubsidie
"VN-Vrouwenverdrag en nieuwkomers", alsmede het totale bedrag van de
aanvragen?
9.
Waarom is de indieningstermijn voor de themasubsidie levensloop verschoven
van 1 juni naar 1 september, en is de termijn voor het thema
VN-Vrouwenverdrag blijkbaar gehandhaafd op 1 juni? Hoe gaat U bevorderen dat
tussen heden en 1 september op het thema levensloop nog aanvragen zullen
worden ingediend?
10.
Als mocht blijken dat sprake is van duidelijke onderbesteding, bent U dan
bereid alsnog te overwegen het thema te verbreden tot projecten die voldoen
aan de doelstelling het verdrag een ruimere bekendheid te geven in de
Nederlandse samenleving in het algemeen, en beroepsgroepen die te maken
krijgen met het verdrag in het bijzonder?
11.
Zo nee, hoe verhoudt dit zich dan tot de conclusie die U tijdens een AO op
21 maart jl. heeft beaamd, namelijk dat een ruimere bekendmaking van het
verdrag en verbetering van de toepassing noodzakelijk is?
12.
Wat is de stand van zaken t.a.v. de nationale rapportage over het
VN-Vrouwenverdrag? Op welke wijze wordt hierbij invulling gegeven aan het
uitgangspunt dat het hier moet gaan om een analyse van de stand van zaken
van gelijke behandeling op alle denkbare terreinen?