CBS

Dagelijks 35 kilometer op pad

Inwoners van Nederland van 12 jaar en ouder hebben vorig jaar gemiddeld bijna 35 kilometer per dag afgelegd. In 1985 was dat nog 30 kilometer. De afgelopen 16 jaar is dus de mobiliteit met één procent per jaar gestegen. Sinds 1985 is de totale mobiliteit van de Nederlandse bevolking gestegen met 30 procent tot bijna 188 miljard kilometers in 2001. De toename van deze mobiliteit is vooral toe te schrijven aan de groei van het aantal autokilometers. Dit blijkt uit cijfers van het CBS.

Vooral autobestuurders dragen bij aan toename mobiliteit Tussen 1985 en 2001 is het aantal door autobestuurders afgelegde kilometers gegroeid met ruim 43 procent. Daarmee hebben zij het meeste bijgedragen aan de groei van de mobiliteit. Het aantal kilometers dat autopassagiers reisden, nam in dezelfde periode toe met slechts 16 procent. Autobestuurders zitten dus steeds vaker alleen in de auto. Deze trend heeft zich ook in 2001 voortgezet.

Stijgende trend woon-werkafstand
De gemiddelde woon-werkafstand stijgt al sinds jaren. Woonden in 1985 mensen nog iets meer dan 13 kilometer van hun werk, in 2001 is dat opgelopen tot bijna 17 kilometer. Mensen die met de auto naar het werk gaan, als bestuurder of als passagier, leggen per dag ongeveer 21 kilometer af. De afstand van autobestuurders is gemiddeld iets korter dan van passagiers, meerijden vindt dus gemiddeld over een iets grotere afstand plaats. Mensen die meerijden, doen dat met autobestuurders die een wat langere afstand dan gemiddeld afleggen naar hun werk. De cijfers van 2001 laten een tegenovergesteld beeld zien: passagiers leggen in 2001 een iets kortere afstand af dan autobestuurders. De verschillen zijn beperkt en de cijfers zijn gebaseerd op een steekproefonderzoek. Daarom is het te vroeg om hieraan conclusies te verbinden. De gemiddelde woon-werkafstand van treinreizigers is in 2001 gestegen met 3 kilometer tot 46 km. Mensen die met de tram, bus of metro gaan, overbruggen ongeveer 15 kilometer, terwijl fietsers al jarenlang ongeveer 4 kilometer afleggen.

Één op de vijf huishoudens bezit meer auto's
In de periode 1985-2001 is het aantal personenauto's toegenomen met twee miljoen. Dat is een stijging van bijna 45 procent. In 2001 had ruim driekwart van alle huishoudens in Nederland op z'n minst één auto. Sinds 1985 is het aantal huishoudens met twee of meer auto's bijna verdubbeld. In 2001 stond bij bijna één op de vijf huishoudens meer dan één auto voor de deur. Van de tweepersoonshuishoudens heeft één op de vijf een tweede auto, terwijl grotere huishoudens in ruim eenderde van de gevallen meer dan één auto bezitten. In de weinig stedelijke gebieden bezit meer dan een kwart van de huishoudens twee of meer auto's. In de sterk stedelijke gebieden is dat bij één op de twaalf huishoudens het geval.

Technische toelichting
De informatie is afkomstig uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). Het is een samenwerkingsproject van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het CBS. De mobiliteitscijfers hebben een onnauwkeurigheidsmarge omdat ze gebaseerd zijn op een steekproefonderzoek. Alleen uit grote veranderingen of veranderingen die zich gedurende een langere periode aftekenen, mogen conclusies worden getrokken over de tendens van de mobiliteit. In 2001 zijn in totaal ruim 84 400 huishoudens benaderd waarvan circa 70 procent heeft gerespondeerd.

Voor achtergrondinformatie en meer details over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mw. dr. H.R.A. Molnár-in 't Veld, tel. (045) 570 66 56.

Overige informatie kunt u verkrijgen bij de persdienst van het CBS. Tel. (070) 337 58 16 Fax (070) 337 59 71 E-mail: persdienst@cbs.nl

PB02-105
31 mei 2002
9.30 uur
Centraal Bureau voor de Statistiek
Het CBS
is een dienst van
het Ministerie van
Economische Zaken
Persbericht