Gemeente 's-Hertogenbosch
Oud en nieuw door elkaar
do 30 mei 2002
Integratie van allochtonen (inburgering) staat de laatste tijd volop
in de belangstelling en was bij de afgelopen verkiezingen een serieus
en veelbesproken item. Wanneer het gaat om het snel aanleren van de
Nederlandse taal en het zo vlug mogelijk voorzien in het eigen
levensonderhoud, kennen we in de gemeente s-Hertogenbosch al een wat
langere traditie. In de beginjaren 90 zorgden het toenmalige project
"Nieuwkomers" ervoor dat nieuwe allochtonen kennis maakten met de
Bossche samenleving, de Nederlandse taal leerden en - wanneer dat niet
het geval was - men zo snel mogelijk weer aan het werk kwam, eventueel
met aanvullende scholing. Deze aanpak leidde de afgelopen jaren tot
honderden succesvolle trajecten. Het college heeft nu de
uitgangspunten van het lokale nieuw- en oudkomersbeleid en de daarbij
behorende financiële inzet van middelen tot en met 2003 vastgesteld.
Wet Inburgering
In 1998 werd landelijk de Wet Inburgering (Win) ingevoerd. Vanaf dat
moment zijn alle nieuwe allochtonen die zich voor het eerst in
Nederland vestigen verplicht een inburgeringstraject te volgen. Een
dergelijk traject bestaat voor het grootste gedeelte uit het aanleren
van de Nederlandse taal (in s-Hertogenbosch uitgevoerd door het Koning
Willem I college) en Maatschappelijke begeleiding (uitgevoerd door de
stichting Vluchtelingenwerk). Ondanks deze aanpak blijken veel
allochtonen die zich vóór 1998 hier hebben gevestigd nog steeds veel
moeite te hebben met de Nederlandse taal. Dat belemmert niet alleen de
mogelijkheden om een zelfstandig bestaan op te bouwen, maar ook om te
communiceren met de buren, allerlei instanties en de school met alle
negatieve gevolgen van dien.
Het huidige demissionaire kabinet heeft dan ook besloten om het beleid
voor deze groep oudkomers (referent aan het tijdstip van vestiging
- voor 1998 - en niet gerelateerd aan leeftijd) een extra impuls te
geven. s-Hertogenbosch heeft voor drie jaar ongeveer 1.000.000,-
ontvangen om daarmee het oudkomersbeleid verder te faciliteren. Het
ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties onderscheidt
daarin twee groepen die voorrang hebben: werklozen en opvoeders.
1. Werklozen
Met de sluitende aanpak van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid krijgen alle werklozen in principe een passend aanbod
dat zoveel mogelijk is gericht op de toeleiding naar de arbeidsmarkt.
De aanpak richt zich op uitkeringsgerechtigden en op werkzoekenden
zonder uitkering. Voor oudkomers moet het mogelijk zijn om
taalcursussen als (verplicht) onderdeel van een reïntegratietraject te
volgen. Van belang is een actieve afstemming tussen inburgering,
sociale activering en het arbeidsmarktinstrumentarium. Daarbij willen
wij met name het aanbieden en organiseren van duale trajecten
verbeteren. Dat daarbij de rol en interesse van werkgevers onmisbaar
is, spreekt voor zich. Er wordt een haalbaarheidsonderzoek gestart
("Werkend Integreren") om te zien of en op welke wijze de vraag
(werkgevers) en aanbod (werklozen/ werkzoekenden) in onze stad kan
worden verbeterd.
Voor werklozen betekent dit dat het aanbod aanvullend dient te zijn op
de inzet van al beschikbare reïntegratiemiddelen en vooral de
combinatie van werk en leren (verder) faciliteert. Het Koning Willem I
college heeft daarvoor op jaarbasis 2.592 uur NT2 beschikbaar. Tevens
is voorzien in 576 uur extra trajectbegeleiding. Aan de hand van de
door de casemanagers van Arbeidsmarkt en Sociale zaken geformuleerde
behoefte, worden deze uren op basis van individuele trajecten ingevuld
en zijn ze gericht op versnelde uitstroom naar werk.
2. Opvoeders
Behalve werkloze allochtonen is ook prioriteit gegeven aan opvoeders.
Omdat veel waarde wordt gehecht aan de taalontwikkeling van kinderen
uit etnische minderheidsgroeperingen zullen vooral ook ouders in staat
moeten worden gesteld hun kinderen daarin te ondersteunen. Voor
opvoeders wordt een laagdrempelig, duaal aanbod gerealiseerd in de
vorm themataalgroepen. Daarbij wordt - afhankelijk van een concrete
vraag - ingespeeld op bijvoorbeeld opvoeding, gezondheidsvoorlichting
et cetera. Stichting Divers realiseert in dit kader zes van deze
groepen (met in totaal 48 deelnemers), waarbij het perspectief is
gericht op zowel sociale- (60%) als educatieve redzaamheid (40%). De
uitval ligt daarbij onder de 25%. Tevens werft zij voor het
wijkgerichte aanbod, uitgevoerd door het Koning Willem I College.
Daarbij is dit college verantwoordelijk voor de uitvalpreventie en
extra begeleiding. Palet/project Amal draagt binnen het kader van de
regeling oudkomers zorg voor de werving en extra begeleiding van
twintig Marokkaanse en/ of Somalische opvoeders/werklozen.