Kamer van Koophandel Rivierenland

P E R S B E R I C H T

Tiel, 29 mei 2002

Taakopdracht commissie Luteijn te beperkt

De Ooijpolder, Rijnstrangen en het oostelijk deel van de Beersche overlaat zijn de gebieden die de commissie Luteijn heeft aangewezen als zogenoemde noodoverloopgebieden. De kamer van koophandel onderschrijft de conclusie van de commissie dat een gecontroleerde overstroming veruit de voorkeur heeft boven een ongecontroleerde maar vindt dat eerst de benodigde structurele maatregelen getroffen moeten worden. In dat opzicht was de taakopdracht die de commissie Luteijn heeft meegekregen te beperkt. Dijkverzwaring moet nadrukkelijk worden gezien als reële mogelijkheid om de structurele veiligheid te vergroten. Dit blijkt uit de case study naar de effecten en consequenties van noodoverloopgebieden die de kamer, samen met een aantal partijen namens het bedrijfsleven en overheden, heeft laten uitvoeren in 2001. Dit rapport heeft, op basis van feiten, een inbreng geleverd aan de landelijke discussie over noodoverloopgebieden.

De kamer van koophandel is zeker te spreken over het advies zoals dat nu is afgegeven. De commissie Luteijn heeft een gedegen en zorgvuldig rapport opgesteld. Met name het deel over de schaderegelingen spreekt de kamer zeer aan. Zo vindt de commissie dat alle materiële schade door inundatie volledig vergoed moet worden, inclusief vervolgschade en omzetderving. Hiervoor zou dan een aparte wettelijke regeling moeten worden gemaakt. Dit advies van de commissie is mede ingegeven door de minder positieve ervaringen met de schadeafhandeling in verband met de evacuatie in 1995 en de afhandeling van de MKZ-crisis. Voor de kamer was een groot punt van zorg dat toekomstige bedrijvigheid bevroren zou kunnen worden. De commissie gaat ervan uit dat ontwikkelingen die passen binnen bestaande streek- en bestemmingsplannen gewoon door kunnen gaan. Bij ingrijpende ontwikkelingen zoals een woonwijk of industrieterrein is het aan de regionale en lokale bestuurders om te toetsen of de inzet als noodoverloopgebied niet wordt belemmerd. De kamer vindt het een goede zaak dat lokale bestuurders daarbij de regie voeren.

Sinds staatssecretaris De Vries kwam met het idee van calamiteitenpolders (februari 2000), heeft de kamer voortdurend aangegeven dat eventuele noodoverloopgebieden zo ver mogelijk stroomopwaarts moeten liggen om een zo groot mogelijke effectiviteit te hebben. Uit het rapport van de commissie Luteijn blijkt dat deze conclusie wordt gedeeld. De kamer is daarom zeer verheugd over het feit dat de Tieler- en Culemborger Waarden en de Bommelerwaard op geen enkele wijze meer genoemd worden in het rapport. Ook het advies van de commissie om grotere woonkernen eventueel te omdijken sluit aan bij de eerdere adviezen van de kamer van koophandel.

Rijnstrangen en Ooijpolder worden door de commissie genoemd als retentiegebied èn als noodoverloopgebied. De commissie realiseert zich dat dit niet mogelijk is en geeft dan de voorkeur aan deze gebieden als noodoverloopgebied. Voor het geval Rijnstrangen niet beschikbaar is, adviseert de commissie om als alternatief het oostelijke deel van het Land van Maas en Waal aan te wijzen. Dit baart de kamer uiteraard grote zorgen, maar zover is het nog niet. Voorlopig blijft het afwachten. Het advies moet eerst nog besproken worden in het nieuwe kabinet. Pas dan wordt bekend gemaakt of er noodoverloopgebieden komen en zo ja, welke gebieden men dan wil aanwijzen.


******************** EINDE PERSBERICHT ****************************