Actueel

Bestrijdingsmiddelenwet 1962: verlenging toelating bestrijdingsmiddelen geschorst. Aanname kan werkelijke milieutoets niet vervangen.

Bron: College van Beroep voor het Bedrijfsleven 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 29-05-2002

De toelatinghouders van de bestrijdingsmiddelen nematrap en telone-cis, grondontsmettingsmiddelen met als werkzame stof cis-dichloorpropeen, hadden bezwaar gemaakt tegen verweerders besluiten tot het buiten behandeling laten van hun aanvragen tot verlenging van de toelatingen van genoemde middelen. Bij de in geding zijnde besluiten heeft verweerder de bezwaren van de toelatinghouders gegrond verklaard, alsmede, voorzover hier van belang, vorenbedoelde verlengingsaanvragen alsnog in behandeling genomen en de toelatingen van de hiervoor genoemde bestrijdingsmiddelen voorlopig verlengd tot 1 februari 2003. De Stichting Natuur en Milieu heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wege van voorlopige voorziening de in geding zijnde besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft dit verzoek toegewezen, onder de bepaling onder meer dat de middelen nematrap en telone-cis worden behandeld als waren de toelatingen daarvan niet verlengd. Hieraan ten grondslag liggen de volgende - samengevat weergegeven - overwegingen.

In het onderhavige geval, waarin het gaat om verlenging van de toelating van (grondontsmettings)middelen, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van het Besluit milieutoelatingseisen bestrijdingsmiddelen (Bmb), heeft de vereiste milieutoets - die inhoudt dat aan de hand van onderzoek van een individueel, op het afzonderlijke middel toegesneden dossier moet kunnen worden vastgesteld dat het middel in kwestie geen voor het milieu onaanvaardbaar effect heeft - niet plaatsgevonden. Aan de in geding zijnde besluiten heeft verweerder namelijk slechts ten grondslag gelegd de aanname, die besloten ligt in de toelichting op artikel 2, aanhef en onder d, Bmb, dat, gelet op de in het Besluit regulering grondontsmettingsmiddelen geregelde beperking van de gebruiksfrequentie van die middelen tot eens in de vijf jaar, aan de milieucriteria wordt voldaan. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat toetsing aan - verder niet gespecificeerde - milieucriteria bij wege van aanname, zich niet verdraagt met het systeem van toelating van bestrijdingsmiddelen, zoals dat door Richtlijn 91/414/EEG wordt voorgeschreven en door middel van de bepalingen in de Bestrijdingsmiddelenwet is geïmplementeerd. Al met al komt de voorzieningenrechter tot de, voorlopige, conclusie dat de in geding zijnde besluiten zijn genomen in strijd met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, sub 10, in samenhang gelezen met artikel 5 van de Wet.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE3388
(Zie het originele bericht)