FNV

Congres ABVAKABO FNV

Publieksvoorlichting - publieksvoorlichting@vc.fnv.nl

Toespraak van Lodewijk de Waal, voorzitter van de FNV, op het Congres van ABVAKABO FNV op 28 mei 2002 in Den Haag.

Vrienden en vriendinnen, collega's,

Het is mooi om hier te staan.
Want dit is een belangrijk congres van één van de grootste FNV-bonden. Ik krijg veel uitnodigingen om ergens te spreken, maar ik kan u uit de grond van mijn hard verzekeren dat bijeenkomsten van bonden mijn grote voorkeur hebben. Vooral als ze actie voeren!
Ik denk bijvoorbeeld met veel plezier terug aan de actiebijeenkomst van leerling-verpleegkundigen op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Daar ging een enorme strijdvaardigheid om de positie van werknemers in de zorg te verbeteren samen met een aanstekelijke vrolijkheid en samenhorigheid. En dat is mooi.

Mensen, we leven in rare tijden en vorige week nog kreeg ik het verwijt dat we alles maar in achterkamertjes regelen en niet meer weten wat de mensen willen. Volgens mij weet u heel goed wat de mensen in uw sectoren willen en komt u daar met z'n allen ook voor op. We weten hoe het is om met te weinig mensen keihard te moeten werken in de kinderopvang of een verzorgingshuis. En we weten dat het niet rechtvaardig is dat de overheid van alles wat er mis gaat per definitie de schuld krijgt. Ik kon me wel vinden in een column van Raoul Heertje vorige week in het Parool die stelde dat mensen wel heel gemakkelijk de schuld aan Paars en aan de overheid geven. Ik citeer: "maar Paars vernielt niet het Leidseplein, besodemietert niet de belasting of stapt met een dronken kop in de auto. Paars houdt niet zijn bek als een jongen op een perron wordt vermoord. Paars bouwt geen gammele hotels of brandgevaarlijke cafés om een paar centen te besparen. Paars veroorzaakt geen verkeersongelukken door ramptoerisme en valt geen vrouwen lastig in de tram.... Wij doen dat. Of onze vaders, zussen en zonen." Hij eindigt in zijn column dat iedereen eens moet nadenken over wat we aan het doen zijn.

Maar of iedereen daar over heeft nagedacht?
We kregen in ieder geval de vreemdste verkiezingen sinds mensheugenis. Met een uitslag die ook de opiniepeilers moet hebben verrast. De omvang van de overwinning van een stabiele middenpartij enerzijds, geflankeerd door winst aan de verre linker- (SP) en vooral verre rechtervleugel (LPF) voorspellen nog veel onzekerheid voor de nabije toekomst.

Wat moet je met dit alles als grote maatschappelijke organisatie, als vakbeweging die een brede verantwoordelijkheid voelt in dit land. Op de eerste plaats, denk ik, zaken in perspectief plaatsen. Geweld en bedreigingen; het leek aan de orde van de dag, en de uitingen daarvan moeten scherp worden veroordeeld. Maar het is een kleine minderheid die zich daaraan bezondigt en waarvoor geen gedogen aan de orde kan zijn. Een sfeer van geweld en agressiviteit, dat wil een overgrote meerderheid van de bevolking niet. En inderdaad, de politieke elite van ons land is in crisis, maar tegenover de sterk verminderde binding van politieke partijen met de bevolking, zie ik ook de duizenden vrijwilligers, die bijvoorbeeld in onze organisatie anderen helpen om 200.000 belastingbiljetten in te vullen. Solidariteit en gemeenschapszin zijn niet verdwenen, of het nu gaat om het verenigingsleven in de sport, of het gaat om vakbondskaderleden die hun bond steunen in de CAO-onderhandelingen.

Net zoals nog steeds de FNV-leden vinden dat we de mensen in ons land die maar net van hun minimale uitkering kunnen rondkomen voluit moeten steunen. Zo langzamerhand krijg je het gevoel dat alleen wij nog opkomen voor deze mensen. Dat alleen wij nog signaleren dat de achterstand van mensen die langdurig van een uitkering moeten zien rond te komen nog steeds niet is ingelopen. Een achterstand die nota bene is ontstaan tijdens de jaren van harde bezuinigingen door de kabinetten Lubbers. De twee paarse kabinetten hebben sterk de nadruk gelegd op aanvullende inkomensmaatregelen voor specifieke groepen. En dat was ook wel nodig. Maar het is tijd om het armoedeprobleem fundamenteel aan te pakken. Wij vragen aan het nieuwe kabinet een algehele verhoging van het sociaal minimum door een koppelingplus van minimaal 1 procent per jaar. Wij zullen de mensen niet in de steek laten en op een verbetering van hun situatie blijven hameren.

Als organisatie met 1.240.000 leden, een groeiend aantal, kunnen wij er van getuigen dat veel mensen zich door ons wél vertegenwoordigd weten, ook al zullen wij het oordeel van de kiezers over de bestuurscultuur ter harte moeten nemen. Maar ik heb soms ook twijfels over de herkenbaarheid van de vakbeweging. Maken we wel voldoende duidelijk waar we precies voor staan voor we beginnen te onderhandelen. We zijn het als vakbeweging, werkgeversorganisaties en overheid eens over de doelstellingen van het sociaal-economisch beleid. Een verantwoorde economische groei, minder gedwongen niet-actieven, een goed stelsel van sociale zekerheid, een rechtvaardige verdeling van inkomens. We verschillen echter nogal eens van mening over de precieze invulling van deze doelstellingen: wat is rechtvaardig en wat is een goed stelsel van sociale zekerheid? En we hebben nogal een verschil van opvatting over de te hanteren instrumenten. Vervolgens treden we in overleg met elkaar en worden we het dikwijls eens. We sluiten compromissen. We zoeken naar consensus. En het heeft ons de afgelopen jaren geen windeieren gelegd. De economie heeft zich vergeleken bij elders in Europa heel goed ontwikkeld. Honderdduizenden banen werden gecreëerd en de concurrentiepositie werd al maar beter. Maar beklijft deze aanpak?
Staan consensus en compromissen de creativiteit in de weg? Marginaliseert de vergadercultuur, die een onvermijdelijk aanhangsel is van het poldermodel, de drang naar vernieuwing? Misschien is het pragmatisme inderdaad de vijand van ideevorming. Het afwerpen van ideologische veren kan leiden tot apathie in de samenleving. Het is waar: de afgelopen 8 tot 10 jaren waren geen periode van grootse ideeën, van meeslepende idealen.

Meer kleur, meer passie en toch even effectief als het poldermodel, dat zouden de kenmerken moet zijn van het overleg en de onderhandelingen tussen vakbonden, werkgevers en overheid in het komende decennium. Voor een organisatie als de FNV is het belangrijk herkenbaar te zijn en te blijven als een brede maatschappelijke organisatie en als een belangrijke organisatie voor werknemers en uitkeringsgerechtigden. Maar mensen, de vraag is natuurlijk wel of er nog iets over blijft van overleg met het kabinet. Want wat gaat een nieuwe coalitie straks doen, waarschijnlijk een rechts kabinet met CDA, LPF en VVD. Hoe groot is de kans eigenlijk op een coalitie die consistent en betrouwbaar is. Komt er straks in het regeerakkoord te staan dat de WAO wordt afgebroken of dat het avv-instrument voor een deel buiten werking wordt gesteld? Dan blaast men niet alleen het huidige model op, maar vernietigt men de grondtrekken van ieder effectief overlegstelsel. De FNV heeft in elk geval in een brief aan de informateur aangegeven dat we graag met het kabinet een agenda van de toekomst willen opstellen. Maar onze voorwaarde is wel dat een aantal zaken die voor ons zeer belangrijk zijn - zoals armoedebeleid, zoals investeringen in de zorg, zoals een goede WAO en zoals regelingen die de combinatie van arbeid en zorg mogelijk maken ­ een plaats krijgen in het regeerakkoord. Want dan is er sprake van een vruchtbare basis voor verder overleg. Een overleg waarin dan ook de buitengewoon interessante suggestie van Guus van Huygevoort voor loonmatiging kan worden meegenomen. Het wordt allemaal dus nogal spannend in het komende jaar. Ik denk dat we elkaar heel erg nodig zullen hebben in de FNV.

Het poldermodel zoals we dat nu kennen zal van gedaante kunnen veranderen en andere kenmerken aannemen. En wellicht moeten we accepteren dat niet alleen consensus tot mooie dingen kan leiden, maar tevens dat uit de vonken van een stevig conflict het vuur kan worden aangewakkerd om nieuwe en vernieuwende wegen in te slaan. Wat mij betreft zal de CAO ook in de toekomst het instrument van sociale en economische vernieuwing zijn. Ik wil dàt best met de werkgeversorganisaties afspreken. Wij moeten ons eigen instrument volledig benutten voor vernieuwing, voor een voortdurende actualisering van de arbeidsverhoudingen. We moeten daar ook de ruimte voor krijgen van de politiek. Zonder selectief gewinkel. En als men dat wel doet, moeten we ons er militant tegen te weer stellen. En begrijp me goed: wij zijn als FNV vóór een actieve overheid. We zijn niet principieel tegen een overheid die stuurt, die gebiedt en verbiedt. Maar, we zitten niet te wachten op een kabinet die onvoorspelbaar! en inconsistent is.
Daarom moeten we sterker het debat aan.
Zonodig ook met de werkgevers als ze teveel leunen op een rechtse regeringspolitiek. Want als de werkgevers de verleidingen van maatregelen die alleen voor werkgevers positief zijn niet kunnen weerstaan, dan krijgen ze een groot probleem met ons. De FNV heeft niet alleen een belangenbehartigende taak voor de werknemers, maar is ook een bredere maatschappelijke organisatie die, soms samen met andere organisaties, opkomt voor anderen dan alleen werknemers. Een organisatie die streeft naar eerlijke oplossingen en naar veranderingen in de samenleving. Een organisatie die zich verzet tegen een klimaat van angst en haat en zich blijft inzetten voor verdraagzaamheid. Deze rol moeten we de komende jaren scherper aanzetten.

28 mei 2002

Meer nieuws? Ga naar http://www.fnv.nl/nieuws .