Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bestuurlijke Afspraken Agenda voor de Toekomst SZW en de gemeente Rotterdam
De Minister van SZW en wethouder Van der Tak van de gemeente Rotterdam hebben op 2 mei 2002 de volgende afspraken voor de periode vanaf februari 2002 - 2004 gemaakt.
In het kader van de in april 2001 gemaakte afspraken tussen de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) "Een gezamenlijke agenda
voor de toekomst" wordt afgesproken dat de Gemeente Rotterdam een extra inspanning verricht om
via een intensieve aanpak zoveel mogelijk cliënten te doen uitstromen en maatschappelijk actief te
doen zijn.
Het cliëntenbestand in Rotterdam is in de afgelopen periode in omvang afgenomen. Er rest een
steeds moeilijker cliëntengroep. De bijstandsgerechtigde anno 2002 wordt veelal gekenmerkt door
een complexe problematiek. Dit vraagt om een extra inspanning. Vanuit de gemeentelijke regiefunctie
wordt een intensieve aanpak voorgestaan. Hierbij staan het stellen van een goede diagnose en
casemanagement centraal.
Rotterdam wil onder het motto "sneller, beter en meer" in een verhoogd tempo ook het potentieel
van de huidige cliëntengroep benutten. Met de sluitende keten van reïntegratie bevordert Rotterdam
duurzame uitstroom naar werk. Een traject, dat kan leiden tot een uitstroom naar werk is de ambitie
van waaruit iedere bijstandsgerechtigde wordt benaderd. Daarbij heeft uitstroom naar regulier werk
de voorkeur.
Rotterdam pakt de sluitende keten voor werkloze migranten voortvarend aan. Werkloze migranten
zullen minimaal naar evenredigheid deelnemen aan de sluitende keten van reïntegratie voor het zittend
bestand. Ook de uitstroom van migranten zal naar verwachting evenredig zijn.
Deze afspraken zijn aanvullend op de reeds gemaakte afspraak met gemeenten dat de aanpak van
de nieuwe instroom per 2001 sluitend is. Via de sluitende aanpak nieuwe instroom wordt bereikt dat
elke nieuwe instromer of direct wordt bemiddeld naar werk of adequaat naar werk wordt toegeleid.
De door Rotterdam te leveren extra inspanning bestaat uit
* 10.500 extra trajecten in de periode 2002 - 2004 waarmee het totaal aantal uit te voeren
trajecten over deze periode op 30.000 komt. De verdeling over de jaarschijven: 10.000 trajecten
in 2002, 10.000 trajecten in 2003 en 10.000 trajecten in 2004.
* de uitstroom uit de trajecten geschiedt volgens het bijgevoegde `Actieplan Rotterdam', en
resulteert in een uitstroompercentage van 25% per 2004 en 40% per 2006.
* de uitstroom uit de Wiw van de na 1 januari 1998 ingestroomde Wiw-ers wordt opgehoogd naar
het landelijk gemiddelde (in 2002 tenminste 30%).
* het realiseren van trajecten en uitstroom voor migranten naar evenredigheid.
* een stringente toepassing van de sancties op basis van de Wet boeten en maatregelen en een
actieve fraudebestrijding.
* Een actieve benadering van hoogopgeleide vluchtelingen, met inzet van internationale
diplomawaardering en erkenning van elders verworven competenties en intensief maatwerk NT2
1
en eventueel vervolgopleiding (waaronder duaal) om hoger opgeleide vluchtelingen efficiënt te
laten uitstromen naar werk op bijbehorend niveau.
* Een actieve benadering van niet-uitkeringsgerechtigden. De gemeente Rotterdam neemt hierbij in
aanmerking dat een groot deel van deze groep bestaat uit herintredende vrouwen, allochtone
vrouwen en nieuwkomers. Rotterdam heeft de intentie om mee te werken aan het afsluiten van
een uitvoeringsconvenant zoals bedoeld in het plan van aanpak herintredende vrouwen en in
samenhang met de landelijke raamovereenkomst. Rotterdam zal andere partijen zoals werkgevers
stimuleren de uitvoeringsovereenkomst mee te tekenen.
* het voortzetten van een kwalitatief goede cliëntenparticipatie als integraal onderdeel van de
beleidscyclus, waarbij de komende jaren periodieke klanttevredenheidsonderzoeken worden
gehouden.
* het realiseren van een zodanige aanpassing van de werkprocessen dat de werkwijze van het
casemanagement integraal werkzaam is in de organisatie en heeft geleid tot een zichtbare
versnelling en vergroting van de effectiviteit van de sluitende aanpak.
De Minister van SZW stelt daarvoor, onder de hieronder genoemde voorwaarden, de volgende
rijksmiddelen beschikbaar:
* als bijdrage aan de invoering van een intensieve aanpak door middel van het casemanagement een
bedrag van: * 9.508.681,- voor 2002, * 9.508.681,- voor 2003, * 9.508.681,- voor 2004,
* 4.827.484,- voor 2005 en * 1.755.449,- voor 2006.
* als bijdrage aan een intensivering van de kinderopvang een bedrag van maximaal * 12.342.822,-
voor de periode 2002 tot en met 2004, te verdelen naar rato van het aantal trajecten per jaar.
* ten behoeve van projecten een bedrag van maximaal * 4.537.802,- voor 2002 tot en met 2004.
* als bijdrage voor intensieve activering van nieuwkomers (statushouders asiel) een bedrag van *
886.943,-
Als voorwaarden voor de bijdrage van het Rijk gelden:
1. De Rijksbijdrage wordt beschikbaar gesteld voor zover de resultaten van het verbetertraject van
duurzame aard blijven. Indien de Minister van oordeel is dat zulks niet het geval is, kan de
Minister de afspraken en de financiering daarvan opschorten. Daaraan voorafgaand wordt de
gemeente in dat geval door middel van een bestuurlijk overleg gehoord om haar zienswijze
kenbaar te maken.
2. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zal zorgdragen voor een adequaat toezicht op de
uitvoering van de Abw en de bestuurlijke afspraken in Rotterdam.
3. Op 1 juli 2002, en vervolgens half jaarlijks omstreeks 1 juli en 1 januari, wordt een evaluatie
uitgevoerd teneinde te bepalen of de gemaakte afspraken over het jaar daaraan voorafgaand zijn
gerealiseerd en of er, gelet op de conjuncturele situatie, aanleiding kan ontstaan om de afspraken
bij te stellen.
4. Op uiterlijk 1 juli 2003 zal worden bezien of de planning door Rotterdam zodanig kan worden
bijgesteld dat Rotterdam alsnog de aanvankelijk in het Actieplan Rotterdam geplande 40.000
trajecten realiseert. In dat geval kunnen er alsnog nadere afspraken worden gemaakt tussen de
gemeente Rotterdam en de Minister.
2
5. De bevoorschotting van de bijdrage aan het casemanagement (inclusief de bijdrage voor
kinderopvang) vindt plaats op basis van 100% in 2002, en 90% in 2003 en 2004 en 100% in
2005 en 2006.
6. De afrekening over het afgelopen kalenderjaar vindt uiterlijk 1 juli na dat jaar plaats op basis van
de volgende systematiek: jaarlijks wordt 50% van de middelen bepaald op basis van het
overeengekomen aantal trajecten in dat jaar en 50% van de middelen wordt bepaald op basis van
de overeengekomen uitstroom in dat jaar. De resultaten worden op basis van deze systematiek
vastgesteld en naar evenredigheid afgerekend. Een uitzondering geldt voor de periode 1-1-2005
tot en met 31-12-2006 waarin voor 100% afgerekend wordt op basis van de overeengekomen
uitstroom in dat jaar.
7. De projecten worden gefinancierd op basis van lumpsum, waarbij als voorwaarde geldt de
goedkeuring van de nog in te dienen projectplannen.
8. De bijdrage kinderopvang wordt verstrekt t.b.v. extra ruimte om in de volgende met
kinderopvang samenhangende kosten te voorzien:
* Vervoer van en naar kinderopvang
* Overbrugging van de periode tussen twee trajecten/een traject en werkaanvaarding
* Experimentele en daardoor duurdere vormen van kinderopvang
* "Collectieve" kinderopvang gekoppeld aan de scholingsinstelling
* Informele opvang als tijdelijke oplossing als nog geen formele kinderopvang beschikbaar
is en er acute behoefte aan kinderopvang bestaat.
9. Een half jaar voordat de Wet basisvoorziening kinderopvang in werking treedt wordt vastgesteld
op welke wijze de bijdrage voor kinderopvang wordt voortgezet.
10. Ten behoeve van een adequate informatievoorziening wordt overeengekomen dat de gegevens
voor de Abw statistiek zorgvuldig, tijdig en betrouwbaar worden aangeleverd . De monitor
scholing en activering wordt overeenkomstig het tijdpad in de regeling informatie Wet inschakeling
werkzoekende gerealiseerd.
11. Voor het overige gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de Algemene Regeling SZW
subsidies op basis van de Kaderwet SZW subsidies (inclusief een accountantsverklaring).
Rotterdam, 2 mei 2002
De Minister van Sociale Zaken Het College van Burgemeester en
en Werkgelegenheid, Wethouders van de gemeente Rotterdam,
namens deze de wethouder
Sociale Zaken, Onderwijs en Integratie,
(W.A. Vermeend) ( J. van der Tak)
3