Centrale Raad van Beroep Utrecht
Aanwijzing m.b.t. haardracht militair onbevoegd gegeven; vrije
haardrachtkeuze tenzij speciale werkzaamheden
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 24-05-2002
Uitzending militair in het kader van NAVO-missie wordt beëindigd,
omdat hij zich niet heeft gehouden aan een aanwijzing van de
commandant met betrekking tot de haardracht. In deze aanwijzing is
bepaald dat gelet op het karakter van de missie de haardracht van
mannelijke militairen kort dient te zijn. Ingevolge art. 2 van het
Besluit is de militair vrij in de keuze van zijn haardracht, met
inachtneming van een aantal voorwaarden. De Raad stelt vast dat de
aanwijzing niet in overeenstemming is met het bepaalde in art. 6 van
het Besluit is gegeven door de bevelhebber. Van bekrachtiging door de
bevelhebber is de Raad niet gebleken. De Raad komt tot de slotsom dat
bedoelde aanwijzing onbevoegd is gegeven. Zo wel bekrachtiging had
plaatsgevonden, dan heeft de Raad anderszins bedenkingen tegen de
opgelegde eis. Ten aanzien van de haardracht van Europese militairen
zijn vanwege de NAVO geen eisen gesteld. Met betrekking tot het
uiterlijk is in de regelgeving van die verdragsorganisatie
uitdrukkelijk verwezen naar de nationale normen. Hieruit leidt de Raad
af dat bij de NAVO geen overwegende bezwaren bestaan tegen langharige
mannelijke militairen. Ook overigens is ged. er niet in geslaagd
aannemelijk te maken dat het in casu noodzakelijk was af te wijken van
de in het Besluit neergelegde vrije haardrachtkeuze. Evenmin is
aannemelijk gemaakt dat speciale werkzaamheden afwijking van de vrije
haardracht noodzakelijk maakten.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE2857
(Zie het originele bericht)