Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002- 137
Den Haag, 23 mei 2002

Antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op vragen van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Dijsselbloem over dubbele belasting in box 3.


1. Herinnert u zich uw antwoord op mijn eerdere vragen van 28 februari jl. over dubbele belasting in box 3 bij overlijden waarin u stelt dat bij dezelfde persoon niet dubbel wordt geheven, maar dat in economische zin wel dubbele heffing plaatsvindt, nog afgezien van de successierechten, omdat in totaal verdeeld over twee belastingplichtigen meer dan twaalf maanden rendement in aanmerking wordt genomen? Erkent u dat dit effect groter is naarmate de erflater later in dit jaar overlijdt en dat bij overlijden in januari of in december een wel zeer groot verschil ontstaat?

In de bedoelde antwoorden heb ik uiteengezet dat wellicht in economische zin gesproken zou kunnen worden van dubbele heffing in situaties waarin het overlijden plaatsvindt na de maand juli. Daar staat tegenover dat bij overlijden in de eerste zes maanden van het jaar er economisch bezien sprake is van een 'heffingstekort'.


2. Is het heffen van dubbele belasting in economische zin in overeenstemming met het principe van het voorkomen van dubbele belasting zoals Nederland dat hanteert bij de deelnemingsvrijstelling en de door Nederland gesloten verdragen?
De door Nederland gesloten belastingverdragen hebben - in de lijn van het OESO Modelverdrag - tot doel dubbele belasting te vermijden. Ook de deelnemingsvrijstelling is een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, te weten dubbele belasting over deelnemingsvoordelen. De forfaitaire vermogensrendementsheffing beoogt ten slotte het rendement op vermogen in de heffing te betrekken op een wijze die recht doet aan de economische realiteit. In dat opzicht is dan ook sprake van eenzelfde uitgangspunt, anders dan deze vraag lijkt te suggereren. Het vorenstaande laat onverlet dat in de uitwerking van een en ander, ook bij de in de vraag genoemde voorbeelden, ter wille van het evenwicht in het systeem, uitvoerbaarheid en gelijkheid enige mate van economisch dubbele belasting kan bestaan.


3. Bent u bereid aan de ongelijkheid bij overlijden een eind te maken door ook bij de verkrijger de rendementsheffing tijdsevenredig toe te passen?
Zou de rendementsheffing bij de verkrijger tijdsevenredig worden toegepast, dan zou dit een inbreuk betekenen op het forfaitaire stelsel van box 3. Bovendien zou de verkrijger daardoor in een gunstiger positie komen dan degene die op andere wijze in de loop van het jaar vermogen verwerft. Zoals ik aangaf in mijn antwoorden op de eerdere vragen zijn de geschetste gevolgen eigen aan een forfaitair heffingssysteem en naar mijn oordeel niet onbillijk. Ik zie dan ook geen reden om de regelgeving op dit punt aan te passen.

Woordvoerder: drs. P.A.W. Lamers

Aanhangsel Handelingen nr. 900, Vergaderjaar 2001-2002