KNMG
Landelijke dekking SCEN feit
SCEN verovert Nederland, meldde MC twee jaar geleden. Inmiddels is een
landelijke dekking van het project Steun en Consultatie bij Euthanasie
in Nederland een feit. Huisartsen kunnen gebruik maken van
onafhankelijke en deskundige collegae als het gaat om een verzoek om
euthanasie of hulp bij zelfdoding. Het nut van SCEN en het draagvlak
werden snel, al na de pilot in Amsterdam (SCEA), onderkend.
Demissionair Minister Borst heeft toegezegd dat geen twijfel bestaat
over het voortbestaan van SCEN, dat tot 2003 een project is. Zij heeft
recentelijk bevestigd dat zij zal trachten in te stemmen met het KNMG
plan SCEN na 2003. Zie ook NieuwsReflex MC, 57-15, 569.
Individuele artsen hebben beperkte ervaring met euthanasie. Een huisarts met een gemiddelde praktijk krijgt per jaar 1 à 2 verzoeken om hulp bij zelfdoding of euthanasie. Van daadwerkelijke uitvoering is gemiddeld genomen eens in de 3 jaar sprake. Ook met het uitvoeren van de formele consultatie in dit kader hebben artsen beperkte ervaring. SCEN-artsen worden in staat gesteld meer ervaring op te bouwen. Doordat deze deskundige en onafhankelijke artsen zich ter beschikking stellen, wordt de kwaliteit van de besluitvorming verbeterd.
Onafhankelijk en deskundig
SCEN is opgezet met behulp van de Districts Huisartsen Verenigingen
(DHV). Per DHV is een groep huisartsen geselecteerd en getraind. Zij
zijn bereikbaar via een speciaal telefoonnummer dat wordt beantwoord
door de doktersdienst. De telefonist(e) zoekt vervolgens contact met
de dienstdoende SCEN-arts uit het district. Met deze structuur wordt
voldaan aan de eis van onafhankelijkheid. De vragende arts weet niet
wie dienst heeft. Hij krijgt een SCEN-arts toegewezen. De SCEN-arts
kan de oproep doorspelen aan de achterwacht, als hij vindt dat hij
onvoldoende onafhankelijk is. Dit gaat buiten de consultvragende arts
om.
De consultatie is opgenomen in de euthanasiewet die op 1 april in
werking trad. Een consultatie is een gerichte vraagstelling met een
toetsend karakter. Het is dus geen informeel overleg met een collega.
Het zien en spreken van de patiënt door de consulent maakt daar
onderdeel van uit. Een consultatie mondt uit in een schriftelijk
verslag voor de behandelaar. SCEN heeft voor het consulteren een
protocol ontwikkeld en het consultatieverslag wordt gemaakt op basis
van een checklist.
Uit de praktijk
De 465 SCEN-artsen komen onder begeleiding van (huisarts) supervisoren
of gedragswetenschappers drie tot viermaal per jaar met hun eigen
groep bij elkaar om ervaringen uit te wisselen en thema's te
bespreken. Een voorbeeld daarvan is de relatie met palliatieve zorg en
de voortschrijdende inzichten hierin.
Een ander belangrijk onderwerp tijdens deze bijeenkomsten is het
moment van consulteren: te vroeg of te laat? Als een consultatie wordt
uitgevoerd en er is op dat moment nog geen sprake van ondraaglijk
lijden, moet er dan vervolgens een tweede consultatie worden
uitgevoerd? En zo ja, moet de consulent de patiënt dan altijd weer
zien? En zijn er toch situaties denkbaar waarbij een vroege
consultatie uiterst relevant is, omdat de patiënt bijvoorbeeld door
hersenmetastasen op termijn niet meer aanspreekbaar is? En wat te doen
als een collega belt en zegt: "Wilt u vanmiddag even langs gaan, want
het gaat morgenavond gebeuren"?
SCEN-artsen zijn zeer begaan met de situatie, maar moeten wel in staat
worden gesteld een kwalitatief goede consultatie uit te voeren.
Consulteren is niet afvinken, maar toetsen. Toetsen om te zorgen dat
zorgvuldig wordt gehandeld en collegae niet in de problemen komen. En
waar ligt de grens tussen het geven van steun of het toetsen? Moet er
wel geconsulteerd worden als collega onder druk staat van de patiënt
en de familie en er nog geen sprake is van ondraaglijk lijden? Maar
als de collega zo klem zit omdat hij aan de patiënt heeft toegezegd
als het zo ver is te zullen helpen? Consultatie als steun?
Ziekenhuizen en verpleeghuizen
Het project bereikt ruim voor de eindstreep een landelijke dekking.
Dit betekent geenszins dat het klaar is. De komende periode moet
worden gebruikt om kwaliteitsbeleid op te stellen. De evaluatie van
het project SCEN is nog niet afgerond. Naar verwachting zal hierover
eind 2003 worden gerapporteerd. Het wetenschappelijk eindrapport zal
dan bevestigen dat hier en daar verbeteringen moeten worden
aangebracht, maar zal vooral aantonen dat SCEN duidelijk meerwaarde
biedt.
Tegelijkertijd moet energie worden gestoken in de voorbereiding om
SCEN uit te breiden naar ziekenhuizen en verpleeghuizen. Hiervoor
wordt een implementatieplan opgesteld. Een pilotproject in Doetinchem
dient als voorbeeld. Analoog aan deze pilot is het uitgangspunt om te
streven naar SCEN-groepen die zijn samengesteld uit verschillende
beroepsbeoefenaren. Dit draagt bij aan intercollegiale verhoudingen
omtrent het handelen met betrekking tot de complexe problematiek van
levensbeëindiging.
Toekomst
Van meet af aan is duidelijk dat SCEN wordt verankerd in de
Nederlandse gezondheidszorg. Zeker nu de wet er is én de
Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties in de conceptrapportage
heeft opgemerkt dat er meer nadruk moet komen op toetsing vooraf. Het
systeem van SCEN-artsen is een stap in die richting. Het is mooi dat
de regionale toetsingscommissies euthanasie in hun jaarverslag melden
dat zij vol lof zijn over de SCEN-artsen, en dat collega artsen zeer
tevreden zijn over dienstverlening en de geleverde kwaliteit. Maar dat
is onvoldoende. Het is te beperkt om alleen te trainen en na te
scholen, zonder dat gerichte feedback wordt gegeven. In de toekomst
gaat veel aandacht uit naar de bewaking en -verbetering van de
kwaliteit van de SCEN-arts. De nascholing zal meer gericht worden op
educatieve toetsing. Informatie uit de databank van de commissies kan
daarbij worden gebruikt.
De afweging rond euthanasie of hulp bij zelfdoding en het uitvoeren
ervan blijven behoren tot een van de meest moeilijke en delicate
vraagstukken waarmee een arts kan worden geconfronteerd. De federatie
KNMG heeft bereikt dat in zijn algemeenheid artsen en de
toetsingscommissies veel vertrouwen hebben in de SCEN-artsen. De KNMG
gaat er vanuit dat Minister Borst, ook nu zij demissionair is, gebruik
maakt van haar bevoegdheid in te stemmen met het plan SCEN na 2003.
Voor nadere informatie, kunt u contact opnemen met:
Eric van Wijlick, KNMG, projectleider SCEN
e-mail: e.van.wijlick@fed.knmg.nl
Meer informatie over SCEN kunt u vinden op de KNMG-site: Arts en
euthanasie
Deze week is het jaarverslag 2001 van de toetsingscommissies
euthanasie verschenen, te vinden op Artsennet (bron: VWS).