Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Ministerie van Justitie
Mw. R.M. Bergkamp
Directeur Directie Vreemdelingenbeleid Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken i.o. Afdeling Asiel- en Migratiezaken Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 9 april 2002 Auteur DPV/AM

Kenmerk DPV-AM/119-02 Telefoon (070) 348 5643
Blad /4 Fax (070) 348 5046

Bijlage(n) E-mail dpv-am@minbuza.nl

Betreft Noord-Irak: terugkeer
C.c.
In reactie op uw brief van 20 februari jl. wordt in deze brief in aanvulling op de algemene ambtsberichten ingegaan op de mogelijkheden en modaliteiten van terugkeer van afgewezen Iraakse asielzoekers naar Noord-Irak. De algemene ambtsberichten over Irak, laatstelijk dat over Noord-Irak van 10 oktober 2001 met kenmerk DPC/AM-736441, beschrijven de situatie in Irak, voor zover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken van personen uit Irak en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen asielzoekers naar Irak.
In deze brief zal eerst het standpunt van de KDP/KRG aan de orde komen en vervolgens dat van de PUK. KDP en PUK zijn de twee belangrijkste partijen in Noord-Irak; zij vormen in feite het regionale gezag in het door hen gecontroleerde gebied. De KRG is het door de KDP gedomineerde Kurdistan Regional Government te Erbil. Voor de politieke en bestuurlijke verhoudingen in Noord-Irak en de rol van KDP en PUK daarin zij kortheidshalve verwezen naar de algemene ambtsberichten over Noord-Irak. In het vervolg van deze brief wordt het standpunt van de KDP en de KRG als standpunt van de KDP/KRG aangeduid.
Middels het terugkeerprogramma van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is het voor afgewezen Iraakse asielzoekers mogelijk om naar Irak terug te keren. De Turkse autoriteiten hebben aangegeven akkoord te zijn met dit terugkeerprogramma. In november 2001 hebben KDP- en PUK-vertegenwoordigers te Ankara desgevraagd aangegeven positief te staan tegenover vrijwillige terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers vanuit Nederland naar de gebieden in Noord-Irak onder hun controle. Ten opzichte van november is het standpunt van de PUK ongewijzigd gebleven; recentelijk kreeg het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanwijzingen dat het standpunt van de KDP/KRG nader zou zijn bepaald. Op 20 maart jl. werd met de KDP/KRG in Ankara daarom overleg over de modaliteiten van terugkeer gevoerd. Op basis van dit overleg is hieronder het standpunt van de KDP/KRG terzake geformuleerd. Volledigheidshalve is vervolgens ook het standpunt van de PUK weergegeven.

Standpunt KDP/KRG

KDP/KRG staan niet afwijzend tegenover terugkeer van afgewezen Iraakse asielzoekers naar Noord-Irak. Het standpunt van de KDP/KRG inzake terugkeer is echter gebaseerd op een aantal voorwaarden en aannames. A. Terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers zal niet in grote getale plaatsvinden.

B. Terugkeer zal louter op vrijwillige basis plaatsvinden.

C. Voor alle op basis van vrijwilligheid terugkerende Iraakse asielzoekers vindt een justitiële- en/of veiligheidscontrole plaats. Met het oog hierop dienen de volgende persoonsgegevens twee tot drie weken voorafgaande aan vertrek door IOM-Nederland aan de KRG-vertegenwoordiging te Brussel te worden voorgelegd:

- volledige naam (d.w.z. voornaam, namen van vader en grootvader, en familie-
of stamnaam);

- volledige naam van de moeder;

- geboortedatum en geboorteplaats;

- beroep, werkgever en werklocatie vóór vertrek uit Irak;
- volledige adresgegevens vóór vertrek uit Irak;
- naam en adres van een naastverwante woonachtig in Noord-Irak/Iraaks Koerdistan;

- geschreven verklaring van vrijwilligheid van terugkeer. Op basis van deze persoonsgegevens wordt op individuele basis beslist over al dan niet toelating van de terugkerende asielzoekers. De toetsing is niet gebaseerd op religieuze, linguïstische of etnische gronden.

Uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak worden wanneer zij het justitiële- en veiligheidsonderzoek passeren, toegelaten tot KDP/KRG-gebied. De KDP/KRG behoudt zich het recht voor terugkerende Noord-Iraakse asielzoekers tegen wie na de justitiële- en/of veiligheidscontrole door de KDP/KRG-autoriteiten bezwaren blijken te bestaan, niet tot het KDP/KRG-gebied toe te laten.

Uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Centraal- en/of Zuid-Irak worden niet toegelaten tot KDP/KRG-gebied en kunnen evenmin terugkeren naar Centraal en/of Zuid Irak via KDP/KRG gebied.

D. Afgewezen Iraakse asielzoekers die in PUK-gebied hebben gewoond en diegenen die naar PUK gebied willen reizen op vrijwillige basis, zullen door de autoriteiten van de KDP/KRG worden toegelaten om door KDP/KRG-gebied naar PUK-gebied te reizen. Ook voor hen geldt dat een justitiële - en/of veiligheidscontrole plaatsvindt. Voor hen geldt evenzeer dat tijdig persoonsgegevens aan de KRG-vertegenwoordiger te Brussel dienen te worden voorgelegd.

De KDP/KRG behoudt zich het recht voor naar PUK-gebied doorreizende Iraakse asielzoekers tegen wie na de justitiële- en/of veiligheidscontrole door de KDP/KRG-autoriteiten bezwaren blijken te bestaan, toestemming voor een dergelijke transit te weigeren.

Naast bovengenoemde terugkeermodaliteiten, gaf de KDP/KRG aan dat van deportatie van teruggekeerde of terugkerende Iraakse asielzoekers van KDP/KRG-gebied naar Centraal-Irak geen sprake is.

Met KDP/KRG is overeengekomen dat contact met de KDP/KRG-autoriteiten over terugkeer vanaf 20 maart zal plaatsvinden via de KRG-vertegenwoordiger te Brussel. Tot 20 maart verliepen contacten terzake via de KDP-vertegenwoordiger te Ankara, conform in januari 1999 te Erbil gemaakte afspraken.

Standpunt PUK
De PUK heeft eind februari aangegeven dat het in november geformuleerde standpunt inzake terugkeer niet is gewijzigd. De voorwaarden en aannames die de PUK heeft gesteld aan de terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers zijn nog steeds als volgt.
A. Terugkeer van uitgeprocedeerde Iraakse asielzoekers zal niet in grote getale plaatsvinden.

B. Terugkeer zal louter op vrijwillige basis plaatsvinden.

C. Persoonsgegevens van de terugkerende asielzoekers dienen voor vertrek aan de PUK te worden doorgegeven. De PUK laat, wanneer het vrijwillige terugkeer betreft, alle afgewezen Iraakse asielzoekers in PUK-gebied toe. De PUK zal geen verantwoordelijkheid nemen voor het levensonderhoud van de teruggekeerde asielzoekers.
De PUK heeft aangegeven dat van deportatie van teruggekeerde of terugkerende Iraakse asielzoekers naar Centraal-Irak geen sprake is.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
voor deze,
de directeur Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken

drs. L.S. Veer


Kenmerk

Blad /1
Onder meer het algemeen ambtsbericht Noord-Irak van 11 april 2001, paragraaf 2.2 (pp.17 - 19), en het algemeen ambtsbericht Noord-Irak van 10 oktober 2001, paragraaf 2.3 (pp. 8-10).

===