European Commission

IP/02/753

Brussel, 23 mei 2002

EU moet productiviteit verhogen om concurrentiedoelstelling van Lissabon te halen

De Europese Commissie heeft vandaag haar verslag over het concurrentievermogen voor 2002 gepubliceerd. In het jaarlijkse verslag worden trends en belangrijke factoren voor de groei en de productiviteit in de EU besproken. Het verslag heeft dit jaar drie hoofdthema's: menselijk kapitaal, productiviteit van de dienstensector en duurzame ontwikkeling van de industrie in de EU. Voor het eerst analyseert de Commissie ook het verband tussen het mededingings- en het ondernemingenbeleid. Het verslag vergelijkt de ontwikkelingen tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de voornaamste concurrenten van de EU. Een van de belangrijkste conclusies is dat de recente productiviteitstoename in de EU niet volstaat om voor 2010 de economische, sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen van de strategie van Lissabon te halen. "Twee jaar geleden zijn de leiders van de EU het in Lissabon eens geworden over een strategisch doel. Uit de recente productiviteits- en groeicijfers blijkt dat we dit niet halen tenzij de lidstaten en de Commissie met meer vastberadenheid aan economische hervormingen werken," aldus Erkki Liikanen, lid van de Europese Commissie verantwoordelijk voor ondernemingenbeleid en informatiemaatschappij.

Onderwijs en vaardigheden

Het verslag voor 2002 bekijkt de grote invloed van onderwijs en vaardigheden op concurrentievermogen, groei en werkgelegenheid. Wegens de snelle overgang naar hooggekwalificeerde banen is een hoger opleidingspeil nodig om aan de vraag op de arbeidsmarkt te voldoen. Als er niets wordt gedaan, komt het Europese concurrentievermogen in het gedrang.

"Hoewel het opleidingspeil in de EU blijft stijgen, is de gemiddelde opleidingsduur bij ons nog steeds korter dan bij onze voornaamste concurrenten, de VS en Japan. We moeten de groei van vaardigheidsintensieve sectoren en de verwerving van nieuwe vaardigheden door de hele EU-bevolking blijven stimuleren," aldus Liikanen.

Uit de beschikbare cijfers blijkt dat het risico bestaat dat de algemene stijging van het opleidingspeil in de EU achterblijft bij de vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt. Er zijn al aanwijzingen voor een tekort aan geschoolde krachten in de snelst groeiende dienstensectoren (algemene bedrijfsdiensten, medische en sociale beroepen) en de industrie. Gezien de nog steeds hoge werkloosheid is dit bijzonder zorgwekkend en zijn er dringend maatregelen nodig.

Productiviteitsgroei in de dienstensector

Het tweede hoofdstuk van het verslag gaat over de productiviteit van de Europese dienstensector. De meest kennisintensieve banen in de EU zijn te vinden in de dienstensector, die goed is voor 69% van de werkgelegenheid en 70% van het BBP in de EU. De productiviteitsgroei in de dienstensector (gemiddeld 1% per jaar in 1995-1999) ligt onder die in de industrie (1,8%).

Sommige diensten zijn arbeidsintensief, waardoor het moeilijk is de productiviteit door automatisering te verhogen. Als de productiviteitsgroei in de dienstensector laag blijft, kan het toenemende belang van diensten in de economie tot een vertraging van de totale productiviteitsgroei en dus tot slechtere vooruitzichten voor de verdere verhoging van de levensstandaard leiden.

Gegevens van enkele van de snelst groeiende diensten tonen echter aan dat dit pessimisme niet noodzakelijk gerechtvaardigd is. Vele diensten, zoals telecommunicatie, vervoer en financiële intermediatie, kennen een beduidend hogere productiviteitsgroei dan de industrie.

In het verslag over het concurrentievermogen worden factoren besproken die de productiviteitsgroei in de dienstensector verklaren: het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, innovatie en marktliberalisering. Wat dat laatste betreft, is gebleken dat liberalisering en hervorming van de regelgeving in sectoren als vervoer en telecommunicatie de economie over het algemeen gunstig hebben beïnvloed.

Ondernemingen- en mededingingsbeleid

Voor het eerst heeft de Commissie het verband tussen het ondernemingen- en het mededingingsbeleid geanalyseerd. In een samenhangend beleidskader wordt er rekening mee gehouden dat beide elkaar aanvullen, wat in het EU-Verdrag is erkend. Ze versterken elkaar ook economisch: door het ondernemingenbeleid kunnen meer EU-bedrijven markten aanboren en innoveren, terwijl het mededingingsbeleid voor effectieve mededinging zorgt en bedrijven dwingt efficiënter te werken. Het gaat daarom om hoekstenen van het streven naar een hoge, duurzame productiviteitsgroei.

"We moeten het doel van effectieve mededinging in Europa en dat van een mondiaal concurrerende Europese industrie tegen elkaar afwegen," aldus Liikanen. Het verslag noemt vijf manieren waarop dit kan worden gedaan:

* rekening houden met het effect van maatregelen op het gebied van het ondernemingenbeleid bij het afbakenen van de betreffende markten;

* samenwerking tussen innoverende bedrijven stimuleren zonder collusie in de hand te werken;

* de efficiëntieverhoging door fusies en samenwerkingsverbanden afwegen tegen de concurrentiebeperkende gevolgen;
* de invloed van de marktdynamiek op marktstructuur en -gedrag nagaan; en

* staatssteun richten op de correctie van marktfalen en tevens de totale steun reduceren.

Het verslag beschrijft eveneens de voornaamste beleidsinitiatieven op het gebied van fusies, antitrustbeleid en staatssteun die op meer synergie tussen het ondernemingen- en het mededingingsbeleid zijn gericht en uiteindelijk tot de doelen van Lissabon bijdragen.

Duurzame ontwikkeling van de industrie in de EU

Het vierde hoofdstuk van het verslag gaat over de duurzame ontwikkeling en met name over de goede milieuprestaties van de Europese industrie in de afgelopen twintig jaar. In deze periode is de industrie erin geslaagd haar productiviteitsgroei volledig los te koppelen van de milieueffecten van haar activiteiten: ondanks de aanhoudende groei is de impact op het milieu afgenomen.

Het verslag noemt een aantal milieuverbeteringen in de EU: gassen die de ozonlaag aantasten zijn uit productie genomen, de emissie van industriële broeikasgassen en gassen die zure regen veroorzaken is gereduceerd, de lokale luchtvervuiling is teruggedrongen enz.

Deze verbeteringen zijn het gevolg van een strenger milieubeleid enerzijds en van innovatie en investeringen door de industrie anderzijds. Ze zijn grotendeels door de EU-industrie en de consument gefinancierd. De milieu-uitgaven van de EU-industrie zijn sinds het begin van de jaren tachtig gestegen tot 32 miljard euro in 1998, dat is circa 2% van de totale door de industrie toegevoegde waarde en 0,4% van het BBP. Een hoog concurrentievermogen en aanhoudende productiviteitsgroei zijn daarom onontbeerlijk voor betaalbare en blijvende vooruitgang op milieugebied.

"Met het oog op een duurzame ontwikkeling moet het beleid een evenwicht vinden tussen sociale, economische en milieuoverwegingen. De gevolgen van elk belangrijk nieuw voorstel moeten altijd vooraf worden onderzocht en het milieubeleid moet zo kosteneffectief mogelijk zijn. De efficiëntste instrumenten moeten worden aangewend, of ze nu op regelgeving of op de markt stoelen, en alternatieven zoals coregulering en vrijwillige overeenkomsten mogen niet worden vergeten," aldus Liikanen.

Het verslag over het concurrentievermogen wordt elk jaar in het Engels gepubliceerd. De verslagen voor 2002 en de voorgaande jaren kunnen worden gedownload van:

http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy