Vlaamse overheid
De dioxineneerslag in Vlaanderen neemt duidelijk af.
In het najaar van 2001 werd op 65 procent van de
meetpunten GEEN VERHOOGDE dioxineneerslag gemeten. De
cijfers, afkomstig van de Vlaamse Milieumaatschappij
(VMM) en bekendgemaakt door Vlaams minister van
Leefmilieu en Landbouw Vera Dua (Agalev), bewijzen dat
het beleid ten opzichte van dioxine "gezonde vruchten"
afwerpt. Minister Vera Dua koppelde een gerichte
vergunningspolitiek aan preciesere metingen door VMM
én striktere controles door de milieu-inspectie. Die
aanpak - samengevat als: "Meten is weten" - zorgt nu
duidelijk voor een algemene daling van de
dioxineneerslag in heel Vlaanderen. Ook in enkele
zogeheten zwarte punten is een opmerkelijke
vooruitgang geboekt.
Zo zijn ook in Olen - waar een fabriekssite van
Umicore (het vroegere Union Minière) is gevestigd -
betere waarden opgemeten; ook in de onmiddellijke
omgeving van de onderneming. Minister Vera Dua legde
het bedrijf recentelijk dan ook strenge dioxinenormen
op.
De meest positieve uitschieters zijn Gent en Menen.
In Gent lijken de hoge metingen uit 1999 definitief
van de baan te zijn. In Menen is de dioxineneerslag
opmerkelijk gedaald. De Umicore-vestiging in Hoboken
daarentegen blijft een structureel probleem.
Nieuwkomer op de lijst van "zwarte punten" is
Kruishoutem. De milieu-inspectie onderzoekt er
momenteel wie verantwoordelijk is voor een plots
verhoogde dioxineneerslag.
De depositie van dioxines gaat in 2001 opnieuw omlaag.
Dat blijkt uit het meetrapport dioxinedepositie 2001
in Vlaanderen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
Het beleid inzake vergunningen en handhaving begint
dus duidelijk vruchten af te werpen.
Het dioxinedepositiemeetnet van VMM bestaat sinds
1995, en groeide doorheen de jaren. Het aantal
meetplaatsen nam toe van 10 tot een 70-tal in 2001. De
meetplaatsen worden vooral gekozen in de omgeving van
potentiële bronnen (verbrandingsovens, ferro- en non-
ferro metaalindustrie, crematoria, stedelijke
gebieden, .), ondermeer op basis van de
emissiemeetgegevens van de Vlaamse milieu-inspectie.
De metingen worden tweemaal per jaar gedurende één
maand uitgevoerd. Er is een meetcampagne in het
voorjaar (april-juni) en één in het najaar (november-
december). Bovendien werden in 2001 op een zestal
'kritische' plaatsen (Olen, Antwerpen, Zelzate,
Wilrijk, Hoboken en Menen) maandelijkse metingen
uitgevoerd.
Bij dioxinedepositiemetingen wordt het neervallend
stof opgevangen en geanalyseerd. Depositiemetingen
mogen geenszins verward worden met emissiemetingen.
Emissiemetingen gebeuren in de schoorsteen en peilen
naar de uitstoot van een bepaalde bron.
Depositiemetingen zeggen iets over de kwaliteit van de
omgevingslucht en over de verspreiding van dioxines in
het milieu. Depositiemetingen kunnen beïnvloed worden
door meerdere bronnen in de buurt.
Dirty seventeen
"Dioxines" is een verzamelnaam voor zo'n 210
verschillende scheikundige stoffen. 17 van de 210 zijn
uiterst giftig. Ze heten niet voor niets de "dirty
seventeen". Elk van deze 17 verbindingen heeft een
verschillende toxiciteit die echter omgerekend wordt
naar één toxiciteitsequivalent (TEQ). Vandaar dat
dioxinemeetwaarden worden uitgedrukt in massa TEQ. Tot
2001 werden de deposities berekend aan de hand van de
internationale toxicologische equivalentiefactoren (I-
TEF's). Vanaf 2001 wordt gebruik gemaakt van de TEF-
waarden die recent werden herzien door de
Wereldgezondheidsorganisatie (WGO).
Op basis van door de Wereld Gezondheidsorganisatie
(WGO) gehanteerde maximale innamedosissen van 1 à 4 pg
TEQ/kg lichaamsgewicht per dag hanteert de Vlaamse
Milieumaatschappij drempelwaarden voor de beoordeling
van de gemeten dioxinedeposities. Deze drempelwaarden
werden in 2001 in opdracht van de VMM opnieuw
geëvalueerd. Maandgemiddelde waarden die de drempel
van 6 en 26 pg TEQ/m².dag overschrijden, worden door
de Vlaamse Milieumaatschappij omschreven als
respectievelijk matig verhoogd of verhoogd. Eenmalige
overschrijdingen vormen geen reden tot ongerustheid.
Indien de drempelwaarde gedurende lange tijd
overschreden wordt, kan dit een negatieve impact
hebben op de gezondheid. Ook de opname van dioxines
via de voeding is sterk bepalend voor de menselijke
gezondheid.
Meetresultaten 2001
Uit de resultaten blijkt dat de dioxinedeposities
tijdens de campagnes van 2001 lager liggen dan tijdens
de campagnes uitgevoerd in 2000. Tijdens de
voorjaarscampagne van 2000 waren 59% van de metingen
in Vlaanderen niet verhoogd. In het najaar 2000 zakte
dit percentage terug tot 32 %. In 2001 was 69% resp.
65% van de dioxinedeposities niet verhoogd, wat een
duidelijke verbetering t.o.v. 2000 betekent.
Wanneer we de resultaten van 2001 vergelijken met de
waarden van voorgaande jaren, stellen we vast dat de
algemeen dalende tendens in Vlaanderen verder gezet
wordt.
Meetcampagn
e
apr. - mei
2000
68
meetplaatse
n
Meetcampagne
nov. - dec.
2000
80
meetplaatsen
Meetcampagn
e
Apr. - jun.
2001
65
meetplaatse
n
Meetcampagn
e
nov. 2000-
jan. 2001
71
meetplaatse
n
Verhoogd
(> 26 pg
TEQ/m2.dag)
4
meetplaatse
n:
Hoboken1,
Menen2,
Olen1 en
Roeselare1
3
meetplaatsen
: Menen2,
Olen4,
Langelede
(Zelzate5)
3
meetplaatse
n:
Hoboken1,
Leuven-
Wilsele en
Zelzate 7
Kruishoutem
matig
verhoogd
(> 6 pg
TEQ/m2.dag)
24
meetplaatse
n
49
meetplaatsen
17
meetplaatse
n
24
meetplaatse
n
niet
verhoogd
(? 6 pg
TEQ/m2.dag)
40
meetplaatse
n
26
meetplaatsen
45
meetplaatse
n
46
meetplaatse
n
Zwarte punten aangepakt
Tijdens de voorjaarscampagne van 2001 werd wel een
verhoogde waarde aangetroffen in het meetstation
gesitueerd in Leuven-Wilsele. In 1997 werd op dit
station ook een verhoogde waarde gemeten. Om de
oorzaak van deze verhoogde depositie verder te
onderzoeken, werden tijdens de najaarscampagne stalen
verzameld op 2 bijkomende meetposten. Bovendien werden
door de afdeling milieu-inspectie gerichte
bedrijfscontroles doorgevoerd.
Op geen enkel van de drie meetpunten was de depositie
verhoogd. Ook een extra staal verzameld in januari-
februari 2002 gaf een niet verhoogde depositie aan. Om
de situatie nauwlettend op te volgen, zal de VMM ook
in 2002 de drie meetposten behouden.
In Roeselare werd geen enkele verhoogde waarde
vastgesteld. De acties op het terrein hebben dus de
nodige resultaten opgeleverd. Op 1 meetpunt in Menen
werden sinds 1993 herhaaldelijk zeer sterk verhoogde
dioxinedeposities vastgesteld. Uit de vaststellingen
van de afdeling Milieu-inspectie in deze omgeving
blijkt dat de lokale puntbronnen (afvalverbranding,
shredder, .) niet de hoofdoorzaak van deze lokale
verontreiniging kunnen vormen. Wel werd vastgesteld
dat frequent afvalstoffen (waaronder kabelbekleding)
worden verbrand in open lucht, aan weerszijden van de
Frans-Belgische grens. Op Vlaams grondgebied werd
hiertegen opgetreden door de Milieu-inspectie. De
Milieu-inspectie drong er ook bij de Franse overheid
op aan om hierop het nodige toezicht uit te oefenen.
Om de evolutie op dit punt beter te kunnen volgen, is
de VMM vanaf oktober 2000 van start gegaan met het
verzamelen van maandelijkse stalen. Uit de resultaten
blijkt dat vanaf februari 2001 merkelijk lagere
deposities gemeten werden. Enkel in januari-februari
2002 werd een verhoogde dioxinedepositie (30,8 pg
TEQ/m2.dag) teruggevonden. In de periode november-
januari 2002 werd evenwel de laagste depositie gemeten
sinds de start van de metingen in Menen. Deze
resultaten wijzen op een sterk verbeterde
luchtkwaliteit m.b.t. de dioxinen in deze regio. De
occasioneel hogere depositiewaarden verantwoorden
echter een voortzetting van de maandelijkse metingen
in 2002.
Tijdens de voor- en najaarscampagne werden in Gent
lage deposities gemeten. De hoge metingen die dateren
van 1999 lijken dus definitief van de baan te zijn.
Dit houdt verband met het buiten gebruik stellen van
een onaangepaste verbrandingsinstallatie voor plastic
bedrijfsafval, in de nabije omgeving, door de Milieu-
inspectie.
In Kruishoutem werd tijdens de najaarscampagne een
verhoogde depositie genoteerd (26,5 pg TEQ/m2.dag). In
het voorjaar was de depositie evenwel niet verhoogd.
De Vlaamse milieu-inspectie zal in de komende maanden
op zoek gaan naar mogelijke oorzaken van deze
verhoogde waarden.
Strenge emissienormen huisvuilverbranding
Metingen uitgevoerd nabij huisvuilverbrandingsovens bevestigen dat deze sector onder controle is wat betreft de dioxine-pollutie in Vlaanderen. Dit kan toegeschreven worden aan de strenge emissienorm van 0,1 ng TEQ/Nm' die van kracht is. De handhavingsaanpak van de afdeling Milieu-inspectie heeft ertoe geleid dat deze norm permanent wordt nageleefd.
Saneringen in crematoria, ferro en non-ferro
In de omgeving van andere potentiële bronnen werd in 2001 op 3 locaties metingen uitgevoerd in Hoboken. Deze meetpunten staan in functie van de non-ferro industrie (Umicore). Op de meetstations die verder van het fabrieksterrein gelegen zijn, werden lage waarden gemeten. In Hoboken 1 (gelegen op 10 m afstand van het bedrijf) werd in oktober 2000 van start gegaan met het collecteren van maandelijkse depositiestalen. Alle depositiestalen waren matig verhoogd tot verhoogd. De gemiddelde depositie bedroeg 26,6 pg TEQ/m2.dag, wat een lichte overschrijding is van de voorgestelde richtwaarde, die 26 pg TEQ/m2.dag bedraagt. Zes van de zeventien stalen gaven deposities hoger dan 26 pg TEQ/m2.dag aan. Vanaf augustus 2001 werden evenwel geen verhoogde waarden meer gemeten. In de periode daarvoor waren 6 van de 10 maandelijkse deposities verhoogd. Hoboken blijft een zeer belangrijk aandachtspunt voor de komende jaren, zowel naar toekomstige vergunningverlening als handhaving. Ook heeft minister Dua samen met minister Vogels, bevoegd voor het gezondheidsbeleid een actieprogramma 'milieu en gezondheid' in uitvoering, dat enkele belangrijke ingrepen voorstelt voor Umicore in Hoboken.
In Olen werden op vier meetpunten bemonsteringen
uitgevoerd. De hoogste depositie werd vastgesteld op
het meetpunt Olen 1, dat het dichtst bij het
fabrieksterrein van Umicore gesitueerd is.
Maandelijkse metingen geven een dalende trend aan. In
2000 was de gemiddelde depositie 22,6 pg TEQ/m2.dag
met vier overschrijdingen van de richtwaarde. In 2001
bedroeg de gemiddelde depositie 9,7 pg TEQ/m2.dag en
werd de richtwaarde tijdens geen enkele maand
overschreden. In twee van de tien stalen was de
depositie hoger dan 20 pg TEQ/m2.dag, in 4 stalen werd
de richtwaarde die op lange termijn gehaald moet
worden, gerespecteerd. Op Olen 2 lag de depositie in
het najaar iets hoger dan in het voorjaar, op de
meetposten Olen 3 en 4 werden in het najaar lage
waarden gemeten.
Sinds twee jaar loopt een intensief
saneringsprogramma, uitgevoerd door de Vlaamse milieu-
inspectie. En recent kreeg Umicore van minister Dua
een milieuvergunning na proef, waarbij de strenge
dioxinenorm van 0,1 ng TEQ/Nm' werd opgelegd op 3 van
de 4 installaties. De vierde installatie krijgt een
tijdelijke norm van 0,5 ng TEQ/Nm'. De sanering van de
dioxine-emissies bij Umicore in Olen reflecteert zich
in een duidelijke verbetering van de dioxinedepositie
in de onmiddellijke omgeving van het fabrieksterrein.
Tot slot is ook intensief gemeten in Zelzate, om de
invloed van het nabijgelegen havengebied (o.a. ferro-
industrie) na te gaan. Tijdens beide campagnes werd de
voorgestelde richtwaarde gerespecteerd op de vijf
meetstations. Om fluctuaties op jaarbasis na te gaan,
werden vanaf april 2001 maandelijkse depositiestalen
op Zelzate 3 verzameld. De jaargemiddelde depositie
bedroeg 9,5 pg TEQ/m2.dag. Eén van de elf stalen lag
hoger dan 26 pg TEQ/m2.dag. In 2001 werden in de
nabijheid van VFT twee nieuwe meetstations in gebruik
genomen. Op de verst afgelegen meetpost (Zelzate 7)
werd in het voorjaar een verhoogde waarde gemeten. In
het najaar was de depositie niet verhoogd.
Ook hier manifesteert zich een geleidelijke daling van
de dioxinedepositie, maar in veel mindere mate dan de
spectaculaire afname van de dioxine-uitstoot door de
sinterfabrieken van Sidmar N.V., die tot voor enkele
jaren veruit de grootste individuele dioxinebron in
Vlaanderen vormden. Op aansturing van de Milieu-
inspectie realiseerde het bedrijf een emissiebeperking
met ruim 95% sinds 1998.
Nieuwe vervuilingsbronnen
Enkele van de vroegere klassieke bronnen van dioxine-
uitstoot zijn stilaan onder controle. In de sector van
de crematoria zijn belangrijke saneringsprogramma's
lopende, die het mogelijk moeten maken dat vanaf 2003
overal in Vlaanderen de nieuwe Vlarem-norm gehaald
wordt. In de industriële sector ging de prioritaire
aandacht naar de ferro en de non-ferro, de voornaamste
puntbron van dioxines vandaag. Via de individuele
bedrijfsaanpak (milieuvergunningen en inspecties te
Umicore Olen, Metallo Chimique Beerse, Afflips Tienen,
Sidmar Gent,.) is een belangrijke stap richting
sanering van dioxine-uitstoot gezet. Dit dient
verzilverd te worden in een wettelijke uitstootnorm
voor deze sector.
De uitdaging zal erin bestaan om stilaan ook andere
industriële bronnen (industriële afvalverbranding) aan
te pakken, alsook de meer diffuse verspreiding zoals
de gebouwenverwarming, de verbranding in open lucht en
het lange afstandstransport door de lucht.
Meten is weten. De meetcampagnes acties van de VMM en
de afdeling milieu-inspectie ervoor gezorgd dat via
gerichte acties naar handhaving en vergunningverlening
de voornaamste zwarte punten werden en worden
aangepakt. Deze meetcampagnes en de daaraan verbonden
WGO-richtwaarden zullen trouwens een wettelijk
staartje krijgen. In het kader van de lopende
herziening van de Vlaamse
milieuvergunningsreglementering (Vlarem) doet minister
Dua het voorstel deze dioxinedrempelwaarden als
Vlaamse richtwaarden op te nemen. Vlaanderen zal dan
de eerste regio zijn waar richtwaarden voor
dioxinedepositie wettelijk onderbouwd worden.
Tot slot mag ook verwezen worden naar het baanbrekend werk van het Vlaams gewest in het kader van het Belgisch EU-voorzitterschap. Minister Dua is erin geslaagd samen met haar gewestelijke en federale collega's een akkoord te bereiken voor het uitvaardigen binnen de EU van normen voor de uitstoot en aanwezigheid van dioxines in het leefmilieu.
info : Ann Bats, woordvoerder van
minister Dua - tel. (02) 553 27 81
e-mail: persdienst.dua@vlaanderen.be
---