European Commission
IP/02/743
Brussel, 22 mei 2002
Commissie stelt convergentieverslag 2002 over Zweden vast
De Europese Commissie heeft vandaag haar convergentieverslag 2002 vastgesteld, waarin de vorderingen van Zweden worden onderzocht overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag. Het convergentieverslag 2002 handelt alleen over Zweden, want de andere twee lidstaten die niet aan de eurozone deelnemen, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, hebben gekozen voor een opt-outclausule voordat het Verdrag van Maastricht werd vastgesteld. Om deel te kunnen uitmaken van de eurozone, moeten de lidstaten voldoen aan wettelijke convergentie en de convergentiecriteria inzake prijsstabiliteit, begrotingssaldo, wisselkoers en rentevoet. Conclusie van het verslag is dat Zweden voldoet aan drie van de convergentiecriteria (prijsstabiliteit, begrotingssaldo en rentevoet), maar niet aan het wisselkoerscriterium. Bovendien is de Zweedse wetgeving op de centrale bank niet verenigbaar met het Verdrag en het statuut van het ESCB. Derhalve concludeert de Commissie dat er geen verandering komt in de status van Zweden als lidstaat met een derogatie.
De Commissie heeft het convergentieverslag vastgesteld op initiatief
van Pedro SOLBES, Commissielid voor economische en monetaire zaken,
die in zijn commentaar op het verslag verklaarde: "Hoewel de Zweedse
economie in de laatste jaren goede resultaten te zien geeft en aan
drie van de convergentiecriteria is voldaan, betreur ik dat Zweden nog
niet in de positie is om ten volle deel te nemen aan de EMU. Zoals de
Raad Ecofin in zijn advies van 22 januari over het Zweedse
convergentieprogramma opmerkte, verwacht ik evenwel dat Zweden tot het
WKM II zal toetreden en zijn centrale-bankwetgeving te zijner tijd in
overeenstemming zal brengen met het Verdrag en het statuut van het
ESCB".
De Commissie concludeert dat er geen redenen zijn om verandering te
brengen in de huidige status van Zweden als lidstaat met een
derogatie. De voornaamste bevindingen van het verslag zijn:
Wettelijke convergentie
In het convergentieverslag van mei 2000 werd geoordeeld dat de Zweedse
wetgeving niet verenigbaar was met het Verdrag en het statuut van het
ESCB. De betrokken wetgeving is sedertdien ongewijzigd gebleven.
Bovendien is uit de ontwikkelingen in 2001 en 2002 gebleken dat er nog
geen wetgeving is uitgewerkt over de winstbestemming en buitengewone
betalingen van de Riksbank aan de schatkist. Derhalve wordt in het
convergentieverslag 2002 geoordeeld dat de Zweedse wetgeving niet
verenigbaar is met het Verdrag en het statuut van het ESCB.
Inflatie
In april 2002 bedroeg de inflatie op jaarbasis in Zweden 2,9%, hetgeen
minder is dan de referentiewaarde van 3,3%. De inflatie ligt sedert
december 1996 onder de referentiewaarde. Zweden voldoet dus aan het
verdragscriterium inzake prijsstabiliteit.
Begrotingssaldo
Het besluit van de Raad van 10 juli 1995 over het bestaan van een
buitensporig tekort in Zweden werd ingetrokken in 1998. Sedert 1998
vertoont de begroting een overschot, dat in 2001 4,8% van het BBP
bedroeg. De diensten van de Commissie voorspellen ook voor 2002 een
begrotingsoverschot. De schuldquote van Zweden is in 2000 gedaald tot
onder de referentiewaarde van 60% en bedroeg in 2001 55,9%. In 2002
zal de schuldquote nog verder worden teruggedrongen. Zweden voldoet
derhalve aan het verdragscriterium inzake openbare financiën.
Wisselkoersstabiliteit
De Zweedse kroon heeft nooit deelgenomen aan het WKM II, noch het WKM
en vertoonde tijdens de verslagperiode grote schommelingen ten
opzichte van de euro. Zweden voldoet dus niet aan het
wisselkoerscriterium van het Verdrag.
Lange rentevoeten
In het jaar tot april 2002 bedroeg de lange rente in Zweden 5,3%,
hetgeen minder is dan de referentiewaarde van 7,0%. Het
12-maandsgemiddelde ligt al sedert 1996 onder de referentiewaarde.
Zweden voldoet derhalve aan het rentevoetcriterium van het Verdrag
Mate waarin Zweden voldoet aan de convergentiecriteria
Inflatie
Openbare financiën Wisselkoers Lange rente
HICP
(a)
Bestaan van buitensporig tekort Begrotings-saldo (in % van BBP)
(b)
Schuldquote
(in % van BBP)
WKM/WKM II
Deelname
(c)
April
2002
April
2002
2001
2001
Verandering ten opzichte van vorig jaar
April
2002
April
2002
2001 2000 1999
Referentie-waarde 3,3 (d) -3,0 60 7,0 (e)
Zweden 2,9 nee 4,8 55,9 0,6 -9,7 -5,5 nee 5,3
(a) Procentuele verandering van rekenkundig gemiddelde van laatste 12
maanden ten opzichte van gemiddelde van voorafgaande periode.
(b) Financieringsoverschot (+) of -tekort (-)
(c) Gemiddelde looptijd 10 jaar, gemiddelde van laatste 12 maanden. (d) In dit verslag gehanteerde definitie: eenvoudig rekenkundig gemiddelde van de drie lidstaten met de beste prestaties op het gebied van prijsstabiliteit plus 1,5 procentpunt. (e) In dit verslag gehanteerde definitie: eenvoudig rekenkundig gemiddelde van de drie lidstaten met de beste prestaties op het gebied van prijsstabiliteit plus 2 procentpunt.
Bron: Diensten van de Commissie.