Ministerie van Financiën
Voorzitters van de vaste commissies voor Financiën en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)
21 mei 2002 WDB 2002-00032M
Onderwerp
Reactie op voorstel over WOZ-objectafbakening niet-woningen
Hierbij doe ik u een afschrift toekomen van de brief die ik heden heb gezonden aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten waarin een reactie wordt gegeven op haar voorstel om de WOZ-objectafbakening van niet-woningen te wijzigen.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. Bos
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
t.a.v. de heer mr. ing. C. van Tilborg
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)
MARZ/bel/2001 WDB 2002-32M
004504
Onderwerp
Reactie op voorstel over WOZ-objectafbakening niet-woningen
In het memorandum bestuurlijke afspraken d.d. 8 december 2000 is vastgelegd dat de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) door gemeenten met ingang van 1 januari 2003 aan een macrokostenplafond van afgerond ¤ 108,91 (f 240) miljoen per jaar is gebonden. Daarbij is verondersteld dat twee voorstellen van de VNG in regelgeving worden omgezet, anders bedraagt het plafond afgerond ¤ 122,52 (f 270) miljoen per jaar. Hierbij reageer ik mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op één van die voorstellen, te weten het voorstel om de WOZ-objectafbakening van niet-woningen te wijzigen teneinde een structurele WOZ-kostenbesparing van afgerond ¤ 9,08 (f 20) miljoen per jaar te realiseren. Over het andere voorstel - het combineren van de WOZ-beschikking en de OZB-aanslag - wordt u binnenkort geïnformeerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bij de nadere uitwerking is gebleken dat het voorstel kort gezegd inhoudt dat niet-woningen op eigendomsniveau worden afgebakend en niet meer verder worden gesplitst in afzonderlijk te gebruiken bedrijfsgedeelten. De eigenaar krijgt voor de gehele niet-woning (bijvoorbeeld een bedrijfs- of overheidspand) één WOZ-beschikking en aan hem wordt ook de aanslag onroerende-zaakbelasting voor gebruikers (gebruikersOZB-aanslag) opgelegd. Tevens wordt in het voorstel bij niet-woningen waarin thans naast een bedrijfsgedeelte ook een woongedeelte is begrepen (gemengde objecten) een woning altijd als zelfstandige onroerende zaak afgebakend.
De beheersing van de maatschappelijke kosten van de uitvoering van de Wet WOZ is de aanleiding geweest voor het voorstel. Op zichzelf sta ik uiteraard positief tegenover elk voorstel waarmee WOZ-kosten kunnen worden bespaard. Gebleken is echter dat er ook andere aspecten aan voornoemd voorstel zijn verbonden. De belangrijkste zijn het verlies aan rechtsbescherming voor de gebruikers van niet-woningen en de toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven dan wel de lastenverzwaring voor de eigenaars, alsmede het feit dat voor de regulerende energiebelasting (REB), de belasting op leidingwater (BOL), de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 niet in alle gevallen meer gebruik kan worden gemaakt van de WOZ-objectafbakening, waardoor voor die terreinen, gezien hun doelstellingen, een nadere afbakening noodzakelijk zou zijn. Deze aspecten licht ik hierna toe.
In het voorstel krijgen de gebruikers van zelfstandig te gebruiken bedrijfsgedeelten in een niet-woning geen WOZ-beschikking en gebruikersOZB-aanslag meer. Daarmee raken zij hun rechtsmiddelen kwijt tegen de thans in de WOZ-beschikking opgenomen WOZ-waarde en de gebruikersOZB-aanslag voor het desbetreffende bedrijfsgedeelte. Dit verlies aan rechtsbescherming, dat zich met name doet voelen als de eigenaars de gebruikersOZB doorberekenen aan de gebruikers, past niet in het huidige tijdsgewricht waarin rechtsbescherming veel aandacht krijgt. Daarnaast nemen de administratieve lasten voor eigenaars van niet-woningen toe bij doorberekening (en discussies daarover) van de gebruikersOZB aan de gebruikers. Dit botst met het huidige kabinetsbeleid waarin terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hoge prioriteit heeft. Indien geen doorberekening plaatsvindt, treedt - onder overigens gelijke omstandigheden - een lastenverzwaring op voor de eigenaars.
Voor de REB, de BOL, de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 is een afbakening op gebruikersniveau noodzakelijk. Het is de bedoeling dat de eindverbruiker de REB en de BOL daadwerkelijk draagt. Voor de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 geldt dat de gebruiker van een zelfstandig te gebruiken bedrijfsgedeelte recht heeft op een eigen toegang tot de energiemarkt en daarmee - ook voor de kleinverbruiker in de nabije toekomst - vrij is in de keuze van welk energiebedrijf hij energie afneemt. Bij een afbakening op eigendomsniveau worden die doelstellingen niet bereikt. In de gevallen waarin voor de Wet WOZ niet-woningen op eigendomsniveau worden afgebakend en niet meer verder worden gesplitst in afzonderlijk te gebruiken bedrijfsgedeelten moeten derhalve voor de REB, de BOL, de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 alsnog de werkzaamheden worden verricht die de gemeenten thans verrichten in het kader van de uitvoering van de Wet WOZ (met uitzondering van de waardering omdat de waarde in dit kader niet relevant is). Het verrichten van dergelijke werkzaamheden buiten de uitvoering in het kader van de Wet WOZ om komt de efficiency, ook één van de doelstellingen van de Wet WOZ, niet ten goede.
Vorenstaande aspecten tegen elkaar afwegende, deel ik u mee dat het voorstel niet in regelgeving zal worden omgezet. Dit betekent dat het macrokostenplafond in afwachting van de besluitvorming over het voorstel inzake het combineren van de WOZ-beschikking en de OZB-aanslag vooralsnog afgerond ¤ 117,98 (f 260) miljoen per jaar bedraagt.
De voorzitters van de vaste commissies voor Financiën en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Unie van Waterschappen ontvangen een afschrift van deze brief.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. Bos