Ingezonden persbericht

De maffia in de Nederlandse gezondheidszorg

Klachtschrijven Aktiegroep Burgerbelangen inzake verontrustende conclusies

BREDA, 20020521 -- D66 Tweede Kamerlid mr. Boris Dittrich: ' Ziekenhuizen sluiten zich als een oester, zodra er een fout wordt gemaakt. De medische maffia, die dossiers in lades opbergt, waar ze nooit meer uit komen ' in het april-nummer van Readers Digest Het Beste.

A A N T E K E N E N

D66 Tweede Kamerlid
Mr. Boris Dittrich

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EH 's-Gravenhage

Ref. HJZ/AD - BD/D66


Onderwerp: kritiek op het gedogen van de medische maffia in Nederland
Breda, 21 mei 2002

Zeer geachte heer Dittrich,

Als woordvoerder van de Aktiegroep Burgerbelangen, een groep die zich tot doel stelt misstanden in de Nederlandse samenleving te bestrijden, vraag ik Uw indringende aandacht voor het volgende:

Met uiterste verontwaardiging nam ik kennis van Uw oordeel in Reader Digest: " Ziekenhuizen sluiten zich al een oester, zodra er een fout wordt gemaakt. Medische maffia, die dossiers in lades opbergt, waar ze nooit meer uitkomen ". (Zie attachment 2)

Wat te denken van de totstandkoming van de Kwaliteitswet Zorginstellingen die op 1 april 1996 in werking is getreden, waarvoor ook U 100 % medeverantwoordelijkheid draagt. Enige citaten hieruit:

De Kwaliteitswet Zorginstellingen stelt slechts globale eisen aan de zorg in plaats van vele en gedetailleerde normen; de eigen verantwoordelijkheid van de zorginstelling voor kwalitatief goede zorg is het uitgangspunt. De individuele zorginstelling (of koepelorganisatie) moet de algemene eisen die de wet stelt zelf nader uitwerken en invullen. De Kwaliteitswet is van toepassing op álle instellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen, RIAGG's, privé-klinieken etc.) in de zorgsector.

Kwaliteitseisen:

Instellingen in de zorgsector moeten om zorg van goede kwaliteit aan vier kwaliteitseisen voldoen.


1. Verantwoorde zorg


Dat wil zeggen van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is.


2. Op kwaliteit gericht beleid


Dat betekent een goede organisatie, hetgeen onder meer tot uiting komt in een goede interne communicatie en voldoende en capabel personeel. Verder moet duidelijk wie welke werkzaamheden uitvoert en wie daarvoor verantwoordelijk is. Ook zijn instellingen verplicht in hun kwaliteitsbeleid de resultaten van overleg tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties te verwerken. Een eis van een wat andere orde is dat voor patiënten die gedurende een etmaal of langer in een instelling verblijven geestelijke verzorging beschikbaar moet zijn.


3. Kwaliteitssystemen

Ten derde dienen zorginstellingen een kwaliteitssysteem op te zetten. Centraal in een kwaliteitssysteem staan altijd de expliciet geformuleerde normen waaraan een instelling (of koepelorganisatie ) zelf vindt dat ze zou moeten voldoen. Een kwaliteitssysteem moet regelmatig getoetst worden door de instelling of door een andere organisatie, zoals de Inspectie voor de Gezondheidszorg.


4. Jaarverslag

De Kwaliteitswet eist dat zorginstellingen een jaarrapport over de kwaliteit van de zorg in hun instelling uitbrengen. In dit verslag legt de instelling verantwoording af over het gevoerde kwaliteitsbeleid en de kwaliteit van de verleende zorg. Daarbij moet specifiek aandacht worden besteed aan de betrokkenheid van patiënten bij het kwaliteitsbeleid, aan de frequentie waarmee en de manier waarop binnen de instelling kwaliteitsbeoordeling plaatsvindt en aan de manier waarop de instelling met klachten en meldingen van patiënten en consumenten omgaat. Het verslag moet voor 1 juni aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het regionale patiënten/ consumenten platform (RPCP) en de minister van volksgezondheid worden verstuurd.

Toezicht en handhaving

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de naleving van de Kwaliteitswet. Omdat de Kwaliteitswet de eerste verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde zorg bij de zorginstelling zelf legt, zal het accent bij het toezicht vooral liggen op de manier waarop een instelling de eigen kwaliteit bewaakt, beheerst en verbetert. De overheid blijft eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening in Nederland. Daarom kent de wet een aantal bepalingen om de wet te kunnen handhaven. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krijgt de bevoegdheid een aanwijzing te geven aan instellingen die in hun zorg aan patiënten tekortschieten. In die aanwijzing geeft de minister een termijn aan waarbinnen aan de gestelde eisen moet worden voldaan. Daarnaast kunnen de inspecteurs voor de gezondheidszorg instellingen een bevel geven om bepaalde maatregelen te nemen. Er moet dan sprake zijn van situaties die ernstig en direct gevaar opleveren voor de gezondheid van patiënten. Wanneer een instelling de aanwijzing van de minister of het bevel van de inspecteur niet opvolgt, riskeert zij bestuursdwang of een dwangsom. Tenslotte kan de overheid bij algemene maatregel van bestuur nadere kwaliteitsregels stellen als blijkt dat de kwaliteit van zorg in een bepaalde sector onvoldoende is. (Einde citaten)

Ter zake verwijs ik tevens naar het recente uitgebrachte rapport dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg onlangs publiceerde:

Kwaliteit Kinder en jeugdpsychiatrie voldoet niet

De zorg in de kinder- en jeugdpsychiatrie voldoet niet aan de eisen van de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Dat blijkt uit het rapport dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vandaag publiceerde.

De kinder- en jeugdklinieken zijn te veel naar binnen gekeerd en oriënteren zich onvoldoende op elkaar en op aanpalende organisaties in de jeugdzorg. Hierdoor zijn innovatie, kwaliteitsontwikkelingen, flexibilisering van het aanbod en schaalvergroting relatief laat ingezet.

In de afgelopen tien jaar is er veel aandacht geweest voor de organisatie en de kwaliteit van de (geestelijke) gezondheidszorg. Samenwerking, vraaggericht werken en een meer doelmatig georganiseerde zorg zijn de kernbegrippen die de ontwikkelingen van de afgelopen periode kenschetsen.

Jacques Lucieer, hoofdinspecteur voor de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg: " De ontwikkeling van aanbod- naar vraaggestuurde zorg is helaas nog geen gemeengoed in de kinder- en jeugdpsychiatrie, het is slechts bij een aantal koplopers zichtbaar. De ontwikkeling en invoering van het beoogde beleid staan nog in de kinderschoenen en heeft meer aandacht nodig. De ingeslagen richting is goed, maar de feitelijke veranderingen in het zorgaanbod moeten meer zichtbaar worden."

In 2001 is de Inspectie bij zeven klinieken voor kinder- en jeugdpsychiatrie langsgegaan voor een breed opgezet toezichtbezoek. In dit onderzoek is de kwaliteit van zorg in de kinder- en jeugdpsychiatrie getoetst aan de beoogde ontwikkelingen. Aanleiding voor dit onderzoek waren onder meer signalen over problemen met de toegankelijkheid, het uitblijven van veldstandaarden voor bepaalde kernprocessen en de vertraging in de realisatie van behandelplaatsen voor gedwongen opnamen in het kader van de Wet BOPZ. De Inspectie kwam tot de volgende conclusies:

Het zorgaanbod is onvoldoende patiëntgericht en veelal gebaseerd op gewoonten en historie. Het ontbreekt vaak aan een kwalitatief gefundeerde analyse van de zorgvraag. Knelpunt is de geringe toegankelijkheid voor moeilijke doelgroepen. Het aanbod voor adolescenten, jongeren met meervoudige problematiek, jongeren van niet-Nederlandse afkomst en de forensische psychiatrie is kleiner dan het aanbod voor kinderen en jongere jeugdigen.

De klinieken hebben hun medicatiebeleid onvoldoende uitgewerkt. Ook het kwaliteitsbeleid voor de farmacotherapie is niet op orde. Deze therapie is een specialisme van de kinder- en jeugdpsychiatrie en wordt niet op andere plaatsen in de jeugdzorg aangeboden. Een transparant geneesmiddelenbeleid mag volgens de Inspectie niet ontbreken. De aansluiting tussen de reguliere zorg en het bijzondere beleid in noodsituaties en bij dwangbehandeling krijgt niet genoeg aandacht. Slechts één kliniek beschikt over adequaat beleid voor de uitvoering van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Dit baart de Inspectie zorgen. Het patiëntenbelang is groot en zeker bij bijzondere maatregelen als dwangbehandeling moet de kwaliteit van zorg gewaarborgd zijn.

Het besluit uit 1996 om de capaciteit met BOPZ-plaatsen uit te breiden, is in eenderde van de klinieken niet gerealiseerd.

De samenwerking met andere jeugdzorgvoorzieningen zoals de afdelingen kindergeneeskunde van algemene ziekenhuizen, de jeugdgezondheidszorg, de jeugdzorg, de gehandicaptenzorg, het onderwijs en justitie (justitiële jeugdinrichtingen, reclassering) is marginaal.

De medezeggenschap van kinderen, jeugdigen en ouders laat te wensen over. In slechts twee van de betrokken instellingen was een cliëntenraad operationeel conform de wettelijke eisen in de WMCZ. Dit is in strijd met de Kwaliteitswet Zorginstellingen die 1996 is ingevoerd en vraagt om actief overleg met patiënten/consumentenorganisaties.

Naast deze kritische kanttekeningen constateert de Inspectie dat de individuele patiëntenzorg zorgvuldig tot stand komt. Ondanks schaarste op de arbeidsmarkt en (soms nijpende) personeelstekorten is de inzet en betrokkenheid van professionals in dit veld indrukwekkend te noemen. (Einde citaten)

Aantal patiënten zonder huisarts groeit komende kabinetsperiode tot ruim 4 miljoen:

De eerste publieke reactie van de LHV op de verkiezingsuitslag van 15 mei was een snelle felicitatie aan het adres van de beoogde nieuwe regeringspartijen. Bij monde van voorzitter Bas Vos in het televisieverkiezingsprogramma enkele uren na de stembussluiting legde de LHV de nadruk op het groeiende huisartsentekort. " Nu zitten al een half miljoen patiënten zonder huisarts. In de komende vier jaar zal dit aantal bij ongewijzigd beleid groeien tot een onacceptabele vierenhalf miljoen ", aldus Vos. " Mijn wens aan de nieuwe regering is samen met de huisartsen in Nederland een maatschappelijk en financieel aantrekkelijk klimaat te creëren om het huisartsentekort op te lossen." Nieuwsbron: LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging) 5 mei 2002 (Einde citaten)

Verwijzend naar het voorafgaande, moet zonder meer worden vastgesteld, dat U, als Volksvertegenwoordiger met jarenlange ervaring als rechter bij de Arrondissementsrechtbank Alkmaar, en in het bijzonder als woordvoerder voor Justitie, belast met het taakveld ' Medische missers ', voor de volle 100% medeverantwoordelijk bent voor de falende uitvoering- en toezicht op de gezondheidszorg. Met de regelmaat van de klok hebben Uw collega's Kamerleden, Siem Buijs (CDA) -en Agnes Kant (SP) aangetoond dat Uw partijgenoot, minister Els Borst-Eijlers -met betrekking tot haar beleid - in bijzonder ernstige mate te kort is geschoten. U heeft haar ook steeds ' de hand boven het hoofd gehouden '. En om nu pas aan het einde van de rit van de daken te schreeuwen: ' medische maffia ', is op z'n zacht gezegd meer dan schandalig! (Zie 2e alinea blad 1 van deze brief)

Ter zake verwijs ik tevens indringend naar het Regeerakkoord van het ' Paarse Kabinet ': Volksgezondheid d.d. 13 augustus 1994:

Vastgesteld dient te worden dat een nauwkeurig bestuurlijk/wetgevend kader ter uitvoering van het daarin beschreven beleid in de komende periode niet kan worden gemist. Zo spoedig mogelijk na het aantreden van het kabinet zal een dergelijk kader worden ontworpen en, na vaststelling door de ministerraad, aan het parlement worden aangeboden. (Einde citaat)

In dit verband citeer ik prof. J. Verheul uit zijn rede (RU Leiden '78) " Het Tweesnijdend Zwaard " :

Een volksvertegenwoordiger, die belangen heeft, die in strijd zijn of kunnen komen met het algemeen belang, is per definitie corrupt. Een politieke partij onwaardig. Een kiezer, die op zo'n partij stemt, is in het gunstige geval, onnozel. (Einde citaten)

Ter zake verwijs ik naar de (2) boeken van de destijds gepensioneerde hoofdambtenaar in de Academische Raad, dr. H. Bouman: ' In en uit de doofpot ' isbn 90 293 9782 9 ('78) - het vervolg-boek van ' Ambtelijke willekeur en corruptie in Nederland ' isbn 90 293 9656 3 ('82), die door de gehele Nederlandse media destijds zijn doodgezwegen.

Ik ben ervan overtuigd als de Nederlandse mediaorganen, tijdens Uw interviews i.v.m. verkiezingsstrijd, U met de voorafgaande kritiek zou hebben geconfronteerd, D66 door de kiezers nog een rampzaliger zou zijn afgestraft. Maar niets was minder waar: U kreeg ruimschoots de gelegenheid het D66-beleid van de afgelopen ' Acht jaar Paars ' te verdedigen. Er werd U in het geheel niets in de weg gelegd. Lang leve onze democratie. Om dan nog maar te zwijgen over de z.g. " onafhankelijke " Nederlandse media ": Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt ...".

Afsluitend, vraag ik ter zake Uw aandacht voor de brieven aan mijn aktiegroep van resp. de toenmalige minister van Justitie, de huidige minister van Staat, mr. F. Korthals Altes, d.d. 26 mei 1986 met het kenmerk: Staats- en Strafrecht Nr. 633 /286 (Zie bijlage: 1)- en de toenmalige WVC-minister, voorgangster van Uw partijgenoot Els Borst-Eijlers, Mw. H. d ' Ancona, aan mijn aktiegroep d.d. 4 maart 1992 met het kenmerk: 922022 BB -en daarbij behorende bijlage: ' Actiegroep Burgerbelangen op de bres ' - ' Gevecht tegen het onrecht ' in de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) d.d. 17 februari 1992. (Zie bijlage 2)

Een afschrift van deze brief doe ik U per e-mail toekomen, alsook aan Inspecteur-Generaal Gezondheidszorg, prof. dr. J.H. Kingma - Bestuur Orde van Medische Specialisten - Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst - Centraal Tuchtcollege (Paleis van Justitie Postbus 20302 2500 EH Den Haag) Redactie Het Beste Readers Digest- en D66 Fractievoorzitter in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, mr. Th. De Graaf.

Uw reactie op de voorafgaande kritiek met bijzondere belangstelling tegemoet ziend, teken ik met vriendelijke groet,

Bijlage: 2

Tom Dinnesen

woordvoerder van de
Aktiegroep Burgerbelangen

Tel 06 - 148 93 251
b.g.g. 06 - 244 00 564

e-mail: bbelang@xs4all.nl

Postbus 4683
4803 ER Breda