ERNST AND YOUNG
Winstwaarschuwingen zijn 'fact of life' geworden
Berichten over tegenvallende resultaten zijn in het Nederlandse
bedrijfsleven een 'fact of life' geworden. Dat blijkt uit het nieuwste
kwartaalonderzoek van Ernst & Young naar winstwaarschuwingen in
Nederland. Vorig jaar werd de trend ingezet van een forse stijging van
het aantal winstwaarschuwingen, met als record 41 winstwaarschuwingen
in het vierde kwartaal. Het niveau van het aantal winstwaarschuwingen
bleef in het eerste kwartaal van 2002 met in totaal acht
waarschuwingen ongeveer stabiel ten opzichte van een jaar eerder.
Het aantal winstwaarschuwingen in de eerste drie maanden van 2002 kwam uit op acht, twee meer dan in de vergelijkbare periode vorig jaar. In de meeste gevallen betrof het overigens een waarschuwing over de tegenvallende resultaten over het jaar 2001 en niet over de kwartaalcijfers van het nieuwe jaar. Volgens de onderzoekers kan dat mede worden verklaard uit het relatief grote aantal kleine en middelgrote ondernemingen die in het afgelopen kwartaal hun prognoses van de resultaten over 2001 moesten bijstellen. 'Grote bedrijven voelen de hete adem van de beleggerswereld doorgaans meer in hun nek en zullen eerder over hun resultaten publiceren. Het lijkt erop dat de bedrijven die nu over tegenvallende resultaten over 2001 berichten, in het kielzog varen van de grotere ondernemingen die al in het vorige jaar melding maakten van minder florissante cijfers', aldus Geert-Jan van Logtestijn van Ernst & Young Corporate Finance.
Ping-pong
Uit het onderzoek blijkt voorts terughoudendheid van grotere
ondernemingen die in 2001 een winstwaarschuwing uitbrachten om voor
2002 een prognose te publiceren. Van de elf ondernemingen met een
AEX-notering die in 2001 een winstwaarschuwing gaven, laten zes
bedrijven een winstprognose nu achterwege. Daarentegen maken slechts
twee van de negen AEX-fondsen die 2001 doorkwamen zónder een
winstwaarschuwing, geen melding van hun winstverwachtingen voor het
komende jaar. Zeven ondernemingen uit deze categorie doen dat dus wel.
Van Logtestijn vindt het begrijpelijk dat bedrijven een winstprognose
achterwege laten wanneer zij onzeker zijn over toekomstige resultaten.
'Maar dat kan wel betekenen dat een eventuele koerswinst door een
positief vooruitzicht achterwege blijft en daardoor bijvoorbeeld
minder ruimte geven voor het aantrekken van kapitaal op de beurs. Een
onderneming die met het oog op korte termijn successen de toekomst te
rooskleurig voorstelt, maakt zich evenwel op den duur weinig geliefd
bij beleggers. Wie met zijn resultaten ping-pongt, kan bovendien de
verdenking op zich laden de eigen zaken niet goed op orde te
hebben.'
Economisch tij
Conclusies over het economisch tij zijn op basis van de meest recente
tellingen van het aantal winstwaarschuwingen moeilijk te trekken. Van
Logtestijn: 'De winstwaarschuwingen in dit eerste kwartaal geven noch
aanleiding om van een herstel noch om van een teruggang van de
economie te spreken. We kunnen wel concluderen dat de trend van een
relatief hoog aantal winstwaarschuwingen, die in het tweede kwartaal
van 2001 werd ingezet, nog niet voorbij is.'
Goodwill
Verslechterende marktomstandigheden vormen nog steeds de belangrijkste
reden om melding te maken van tegenvallende resultaten. Voor het eerst
is dit kwartaal ook gerapporteerd over de kosten die werden gemaakt
als gevolg van een fusie of overname. Met name de afschrijving van
goodwill kwam daarbij naar voren. De regels die zouden moeten gelden
voor de afschrijving van goodwill staan momenteel wereldwijd ter
discussie. 'Dit onderzoek maakt duidelijk dat de deze debatten geen
abstracte discussies voor de liefhebber zijn, maar grote gevolgen
kunnen hebben voor de resultaten van een onderneming', aldus Geert-Jan
van Logtestijn. Toch lijken beleggers verliezen door afschrijvingen op
goodwill minder hard af te straffen dan teruglopende omzetten of
winstmarges. Van Logtestijn: 'Sommige ondernemingen kwamen met de
boodschap naar buiten dat er 'slechts' sprake was van een
boekhoudkundige maatregel en er niet van een 'echt' verlies. Het is
alleen de vraag of de reële effecten van bijvoorbeeld
goodwillafschrijvingen op de waarde van een onderneming daarmee
voldoende worden onderkend. Bij de beleggers lijken deze bedrijven
niettemin vaak met het voordeel van de twijfel weg te komen.'
Einde bericht