FNV

SER-vergadering 17 mei 2002
Publieksvoorlichting - publieksvoorlichting@vc.fnv.nl

Toespraak van Lodewijk de Waal, voorzitter FNV, tijdens de SER-vergadering van 17 mei 2002 in Den Haag.

Toespraak van Lodewijk de Waal, voorzitter FNV, tijdens de SER-vergadering van 17 mei 2002 in Den Haag.

Terugkomend van een korte vakantie in het buitenland, nu precies een week geleden, waande ik me in een ander land, dan dat ik de maandag ervoor verlaten had. Massaal rouwbeklag voor een Nederlands politicus, neergeschoten door een dwaas, een opgeschorte verkiezingscampagne, lijsttrekkers en anderen die onder constante bedreiging moesten worden bewaakt. Ik was op vakantie gegaan vanuit een land waar de minister-president op de fiets door den Haag kon toeren. Een nieuwe, zojuist gevormde lijst in verwarring, met emotionele en tegenstrijdige uitlatingen, politici van wat ze zelf de gevestigde partijen gingen noemen, in opperste verwarring. Ik las in de kranten de verhalen van de hooligans die het Torentje bedreigden, die brand stichten in de garage van de Tweede Kamer, en ik dacht even: dit is mijn land niet meer. Veel mensen in mijn omgeving leken lamgeslagen en depressief over wat er plotseling over ons land kwam.

De beelden van de hooligans vervaagden in de loop van de week, beelden van het massale rouwbeklag van diepbedroefde gemiddelde burgers kwamen ervoor in de plaats. Ook weer met emotionele uitingen, soms ongelooflijk onredelijk, soms met schrijnende verwijten aan de publieke gezagsdragers van ons land in wie men het vertrouwen heeft verloren.

En dat alles mondde dan voorlopig uit in de vreemdste verkiezingen sinds mensheugenis. Met een uitslag die ook de opiniepeilers moet hebben verrast. De omvang van de overwinning van een stabiele middenpartij enerzijds, geflankeerd door winst aan de verre linker- (SP) en vooral verre rechtervleugel (LPF) voorspellen nog veel onzekerheid voor de nabije toekomst.

Wat moet je met dit alles als grote maatschappelijke organisatie, als vakbeweging die een brede verantwoordelijkheid voelt in dit land. Wat moet je daarmee als sociale partners, als Sociaal Economische Raad. Op de eerste plaats, denk ik, zaken in perspectief plaatsen. Geweld en bedreigingen; het leek aan de orde van de dag, en de uitingen daarvan moeten scherp worden veroordeeld. Maar het is een kleine minderheid die zich daaraan bezondigt en waarvoor geen gedogen aan de orde kan zijn. Een sfeer van geweld en agressiviteit, dat wil een overgrote meerderheid van de bevolking niet. En inderdaad, de politieke elite van ons land is in crisis, maar tegenover de sterk verminderde binding van politieke partijen met de bevolking, zie ik ook de duizenden vrijwilligers, die bijvoorbeeld in mijn organisatie anderen helpen om 200.000 belastingbiljetten in te vullen. Solidariteit en gemeenschapszin zijn niet verdwenen, of het nu gaat om het verenigingsleven in de sport, of het gaat om vakbondskaderleden die hun bond steunen in de CAO-onderhandelingen Als organisatie met 1.240.000 leden, een groeiend aantal, kunnen wij er van getuigen dat veel mensen zich door ons wél vertegenwoordigd weten, ook al zullen wij het oordeel van de kiezers over de bestuurscultuur ter harte moeten nemen. Misschien geeft dat overigens juist de verantwoordelijkheid om, meer nog dan tevoren, ons bewust te zijn van de stabiliserende kracht die grote maatschappelijke organisaties kunnen vormen, juist als de politieke tijden roerig worden. Dat kunnen wij doen door enerzijds goed te luisteren naar de gerechtvaardige klachten die mensen hebben in dit land op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, gezondheidszorg en onderwijs. In het MLT-advies spreken we daar, meestal unaniem, ook over. Anderzijds zullen ook wij daadkrachtig en snel moeten meewerken en meebouwen aan echte oplossingen voor de problemen die de mensen in ons land bezighouden.

Niemand van ons kan dat alleen. Werkgevers en werknemers zijn en blijven in alle omstandigheden op elkaar aangewezen in de arbeidsverhoudingen. En als het gaat om de grote sociaal-economische doelstellingen, is een samenwerking met een kabinet -in welke samenstelling dan ook- gewenst. Laten we hopen dat het ook mogelijk zal zijn.

Problemen zijn er genoeg, ook op ons directe terrein. Het vinden van evenwichten tussen arbeid en zorg, zowel als het gaat om zeggenschap over tijd als over kwesties als kinderopvang, het bestrijden van armoede en uitsluiting van de arbeidsmarkt, een loonkostenontwikkeling die in samenhang daarmee volwaardige werkgelegenheid bevordert, de pensioenproblematiek die ons met veel nieuwe uitdagingen confronteert. Het voorkomen van arbeidsongeschiktheid, het reïntegreren van mensen die arbeidsongeschikt (dreigen te) worden, het verbeteren van arbeidsomstandigheden, de toekomst van ons arbeidsbestel in een zich vergrotend Europa.

We staan op een moment staan van keuze; mét elkaar als overheid en sociale partners daarvoor kiezen; in confrontatie als één van de drie dat de verstandigste weg vindt. Die keuze is ook politiek. Ik ben erg benieuwd naar de vraag of werkgevers ook in de nieuwe politieke omstandigheden geïnteresseerd blijven in investeren in onze onderlinge relatie als draagvlak voor verandering en vernieuwing in de arbeidsverhoudingen. Mijn voorkeur zou het zijn zo snel mogelijk samen, maar ook met een nieuw kabinet een ''agenda voor de toekomst'' op te stellen, waarin ook onze eerdergenoemde punten een plaats kunnen krijgen. We zouden ons opnieuw moeten bezinnen op verantwoordelijksheidsverdeling en wijze van aanpak van de grote maatschappelijke problemen die zoveel emotie hebben losgemaakt. Daar gaat overigens aan vooraf dat een nieuw kabinet ook respect toont voor de rol die sociale partners willen en kunnen spelen. Bruut negeren van bijvoorbeeld de SER-adviezen over wao en ziektekosten: het kán, het is het primaat van de politiek, maar het zou ons in een andere, meer confronterende rol dwingen. We zullen zien, het primaat is voor de politiek. Maar ook bij goede afstemming op elkaars verantwoordelijkheden mag er best wat meer passie in de polder komen. Meer publiek debat tussen ons, met de achterban desnoods. Ook dat hoort bij de volgens mij door de bevolking gewenste cultuurverandering. Maar ik zou iedereen de hand willen reiken die in dit land ook de mensen een beetje bij elkaar probeert te houden. Er ligt wat dat betreft een enorme verantwoordelijkheid bij het CDA. Zij hebben de sleutel in handen voor de kabinetsvorming, maar ook een grote verantwoordelijkheid als het gaat om de vraag of wij door kunnen gaan met ordelijk overleg op sociaal-economisch gebied. Want dat is in alle opzichten beter dan elkaar knock-out te slaan.

17 mei 2002

Meer nieuws? Ga naar http://www.fnv.nl/nieuws .