Productschap Margarine
Grotere rol hernieuwbare grondstoffen in toekomst
Het gebruik van gewassen voor industriële doeleinden (nonfood/nonfeed)
zal in de toekomst een steeds grotere rol spelen. Nu de technologie
steeds betere en concurrerender producten oplevert en milieubelang en
energiebesparing weer volop in de aandacht staan, hebben de Industrial
Crops and Products zeker een toekomst. Helaas is de Europese industrie
vaak terughoudend met het investeren in nieuwe procédés. Deze
boodschap klonk met enige regelmaat op de onlangs gehouden Green-Tech
2002.
Op de tweejaarlijkse Green-Tech presenteren wetenschappers de
resultaten van hun vaak jarenlange onderzoeken naar industriële
toepassingen van landbouwgewassen. De editie van 2002, gehouden op het
terrein van de Floriade, bevatte behalve uiteenzettingen over vezels,
zetmeel, biomassa en suiker ook diverse presentaties over toepassingen
van plantaardige oliën. Niet onlogisch, daar in het kader van het
streven naar een duurzame energiehuishouding vaak substituten voor
(toepassingen van) minerale oliën worden gezocht.
I.D.G. Bartle van de European Renewable Resources and Materials
Association (ERRMA) wees op het niet-toxische en bioafbreekbare
karakter van producten die gebaseerd zijn op hernieuwbare
grondstoffen, waardoor de (oleo)chemische industrie in het VK ook
steeds meer belangstelling begint te krijgen. Deze gebruikt al de
meeste hernieuwbare grondstoffen en levert aan de chemische industrie
vetzuren, esters en alcoholen die uit plantaardige oliën zijn
gewonnen, maar ook smeermiddelen die op deze oliën zijn gebaseerd.
Buiten de EU zijn vooral Canada en Maleisië bezig hun mogelijkheden
voor oleochemieproducten op basis van respectievelijk canolaolie en
palmolie te onderzoeken en uit te breiden.
N.D. van Egmond van het RIVM wees erop dat sinds het rapport van de
Club van Rome het accent is verschoven van schaarste aan grondstoffen
naar de wenselijkheid om de productie te limiteren uit milieu- en
energie-overwegingen. Als de wereldbevolking groeit naar 9 miljard
mensen die allen gevoed moeten worden en energie nodig hebben, en het
broeikaseffect zorgt voor een stijging van de gemiddelde temperatuur
met nog eens 3 graden Celsius in 2100, dan zal de concurrentie om het
landgebruik nog groter worden. Hij verwachtte dat biomassa vanaf 2050
echt een rol van betekenis gaat spelen.
Namens Novem lichtte E.J.M.T. van den Heuvel het GAVE-programma toe en
dichtte de biotransportbrandstoffen in de toekomst een belangrijke rol
toe bij het terugdringen van emissies, mede vanwege de plannen van de
Europese Commissie voor verhoging van het aandeel van deze
brandstoffen in de totale markt voor transportbrandstoffen. Tezamen
met de inschakeling van andere groene brandstoffen moet de toenemende
inzet van biobrandstoffen leiden tot een duurzaam energiesysteem.
H.W. Elbersen van ATO had de slaag- en mislukkingsfactoren op een
rijtje gezet voor de marktintroducties van producten gebaseerd op
hernieuwbare grondstoffen over de afgelopen vijftien jaar. Echt effect
is ondanks de 135 miljoen euro aan investeringen uitgebleven: slechts
7 van de 110 projecten zijn helemaal geslaagd. Belangrijkste factoren
voor succes bleken keer op keer een stabiele marktvraag en de
beschikbaarheid van de vereiste technologie. Belemmerend of ontbrekend
beleid waren de voornaamste factoren die voor mislukking hadden
gezorgd.
Elbersen verwachtte wel een extra stimulans door de hernieuwde
aandacht voor milieu en gezondheid en de noodzaak om voor bijproducten
uit de voedingsindustrie nieuwe afzet te vinden. Nu gaat het al om
550.000 ton aan dierlijk afval, vetafval, gebruikt frituurvet en
overige componenten, straks komt daar wellicht nog 119.000 ton
dierlijk vet bij. De vraag naar biobrandstoffen zal toenemen, en
steeds vaker zullen producten op basis van plantaardige oliën worden
ingezet als vervangers voor vluchtige organische oplosmiddelen,
smeermiddelen, bouwmaterialen en bioafbreekbare plastics.
Namens Cargill Industrial Oils and Lubricants gaf D.R. Kodali een
overzicht van de agronomische ontwikkelingen die ertoe hebben geleid
dat de vetzuursamenstelling van plantaardige oliën zodanig is
veranderd dat zij beter geschikt zijn voor industriële toepassingen.
Zo zijn de onderzoekers van Cargill erin geslaagd op chemische en op
biotechnologische wijze het gehalte aan enkelvoudig onverzadigde
vetzuren in oliën te verhogen om een superieure kwaliteit
smeermiddelen te maken. Lijnzaadolie wordt gewijzigd om betere verven
en coatings mogelijk te maken.
J. Hardy van de University of York en het Green Chemistry Network
besprak duurzame chemie, met productieprocessen waarbij geen afval
vrijkomt, transportbewegingen minimaal zijn, zo min mogelijk
hulpstoffen worden gebruikt en grondstoffen waar mogelijk hernieuwbaar
zijn. Groene chemie gaat er volgens hem om de hele fabriek in te
richten op schone technologie en zuinigheid met grond- en hulpstoffen.
Waar een afvalprobleem is, zoals met plastic, moeten naar
(afbreekbare) alternatieven worden gezocht, en uit grondstoffen moet
elke nuttige stof worden gewonnen (zoals vitamines uit oliën). Hij
verweet de industrie te veel op korte termijn te denken, terwijl
nieuwe technologieën pas op lange termijn rendabel worden.
H. Käb van IBAW/Narocon Innovation Consulting in Duitsland gaf een
overzicht van jarenlang onderzoek naar de eigenschappen van oliën met
een hoog (80 à 92 procent) oliezuurgehalte en concludeerde dat deze
oliën een groot potentieel hebben. Oliezuur zit op de grens van
vloeibaar en vast, van onverzadigd en verzadigd, en kan worden
toegepast in voeding maar ook in smeermiddelen, cosmetica, plastic en
andere producten. Hij pleitte ervoor in Duitsland alleen zonnebloemen
met een hoog oliezuurgehalte te telen. Zo kunnen producenten onder
meer dure schoonmaakoperaties en ingewikkeld kwaliteitsmanagement
voorkomen.
Nadere inlichtingen over de Green-Tech 2002 worden verstrekt door
Jean-Philippe van der Zwaluw, tel. 070-3195116, e-mail
zwaluw@mvo.agro.nl.