Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
persbericht
Nummer:
31
Directie:
voorlichting
16-05-2002
Status:
informatie
Uitgifte commerciele radiofrequenties van start
Het belangrijkste criterium bij de tijdelijke uitgifte van de frequenties voor nieuwe radiostations is of het radiostation minstens zes maanden voor 1 mei 2002 onafgebroken heeft uitgezonden. Voor niet-landelijke radiostations geldt bovendien dat zij actief moeten zijn in de regio waar de frequentie zich bevindt. Dit staat in de regeling voor de tijdelijke uitgifte van landelijke en niet-landelijke commerciële radiofrequenties via een vergelijkende toets. De regeling wordt vandaag gepubliceerd in de Staatscourant. Zenders die in aanmerking willen komen voor één van de vergunningen, kunnen hiervoor tot 11 juni een aanvraag indienen. De criteria zijn opgesteld door staatssecretaris Van der Ploeg van Cultuur en Media in samenspraak met staatssecretaris De Vries van Verkeer en Waterstaat. Bij het opstellen daarvan zijn dr. Paul Rutten (TNO/STB en EUR) en dr. Maarten Janssen (EUR) geraadpleegd. In de loop van augustus zullen beide staatssecretarissen besluiten over de ingediende aanvragen. De tijdelijke vergunningen worden van kracht per 1 september 2002.
Het kabinet besloot op 1 februari tot de tijdelijke uitgifte van de
frequenties voor de commerciële radio. Het gaat landelijk om twee
FM-frequentiekavels en een aantal AM-frequentiekavels. Niet-landelijk
gaat het om zo'n vijfendertig frequentiekavels. Naast de vergunningen
voor gebruik van deze frequenties, die aan de hand van de
vergelijkende toets worden toegewezen, krijgen de bestaande landelijke
en niet-landelijke commerciële zenders desgewenst verlenging van hun
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. Om zoveel mogelijk
ruimte voor verschillende partijen ter beschikking te kunnen stellen
mogen zittende FM-partijen en daaraan gelieerde organisaties niet aan
de vergelijkende toets deelnemen. Aan een nieuwe partij wordt maximaal
één frequentiekavel gegund. Voor de niet-landelijke pakketten mag het
totale publieksbereik van één station niet boven de 20 procent
uitkomen. Ook mag een programma niet langer dubbel gedistribueerd
worden via zowel FM als AM. Alle vergunningen lopen tot 1 september
2003, daarna zal een definitieve regeling in werking treden. Aan de
tijdelijke vergunningen kunnen radiostations geen rechten ontlenen
voor deze definitieve uitgifte.
Criteria
Activiteit
Voor de toewijzing van frequenties is in eerste instantie bepalend of
een radiostation in de zes maanden voorafgaand aan 1 mei 2002 continu
heeft uitgezonden. Als slechts één aanvrager hieraan voldoet, dan
krijgt deze de vergunning toegewezen. Voldoen meerdere aanvragers
hieraan, dan zullen zij onderling worden gewogen op basis van het
gecombineerde criterium marktaandeel, kabelbereik en
reclame-inkomsten. Indien geen enkele aanvrager langer dan zes maanden
ononderbroken heeft uitgezonden dan komen de stations in beeld die
minder dan zes maanden actief zijn geweest voorafgaand aan 1 mei.
Voldoen meerdere aanvragers aan dit tweede activiteitscriterium dan
worden ook zij onderling gewogen aan de hand van het gecombineerde
criterium.
Niet-landelijke radiostations moeten bij voorkeur actief zijn in het
betreffende frequentiegebied. Als geen van de gegadigden daaraan
voldoet, dan wordt voorrang gegeven aan stations die het meest nabij
de frequentie actief zijn.
Gewogen criterium marktaandeel, kabelbereik en reclame-inkomsten
Bij meerdere aanvragen vindt een weging plaats van het behaalde
marktaandeel, kabelbereik en de reclame-inkomsten ten opzichte van
elkaar. Op deze manier tellen de economische belangen van aanvragers
en adverteerders en het belang van luisteraars mee. In de
oorspronkelijke conceptregeling zou alleen het behaalde marktaandeel
doorslaggevend zijn. Naar aanleiding van een groot aantal opmerkingen
van marktpartijen op een in april gehouden hoorzitting, is de regeling
aangepast.
Businessplan en loting
Als er voor een frequentiekavel geen enkel station actief is of als er
meerdere actieve stations gelijk scoren op de eerste twee criteria,
dan wordt gekeken naar het bedrijfsplan van een station. De voorkeur
gaat dan uit naar het station dat naar verwachting het beste zal
presteren in de toekomst. Op deze manier hebben ook nog niet actieve
aanvragers een kans op een frequentie. Als er zelfs dan nog
frequenties overblijven of wanneer er geen onderscheid gemaakt kan
worden tussen stations, vindt de toewijzing van een frequentie via
loting plaats.
Zie ook:
Brief aan de Tweede Kamer
Brief aan de Tweede Kamer bijlage 1
Brief aan de Tweede Kamer bijlage 2
Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl