Rijksuniversiteit Groningen
01 mei 2002
Nummer 64 1 mei 2002
Goede voorlichting reduceert zorggebruik
Kinderen uit grote gezinnen minder vaak naar de dokter
Gelijke toegang
Ervaring
Onnodig
Optimaal gebruik
Curriculum vitae
Noot voor de pers
Het ene kind komt vaker bij de dokter dan het andere. Dat komt
echter niet altijd door de ernst van de ziekte alleen. Kinderarts
Gert van Enk stelt vast dat de bezorgdheid van de ouders sterk
afhangt van hun ervaring met en kennis over ziekten bij kinderen.
Het blijkt bijvoorbeeld dat jonge kinderen in grote gezinnen veel
minder vaak een arts bezoeken. Volgens Van Enk suggereren zijn
onderzoeksresultaten dat goede voorlichting efficiënt zorggebruik
kan bevorderen. Hij promoveert op 15 mei 2002 aan de
Rijksuniversiteit Groningen.
Goede voorlichting is volgens de promovendus bovendien nodig om
ervoor te zorgen dat ouders met hun zieke kind op de juiste plaats
terechtkomen. Kinderen met chronische ziekten als astma bezoeken
vaker de kinderarts, terwijl de huisarts voor alledaagse klachten
het eerste aanspreekpunt moet zijn. Een oorzaak daarvan is dat
huisartsen en de jeugdgezondheidszorg minder vertrouwd zijn met
chronische ziekten bij kinderen. Ouders merken dat en raadplegen
daarom liever een specialist. Volgens Van Enk is dit niet
wenselijk, ook omdat chronische ziekten bij kinderen alleen maar
zullen toenemen.
Gelijke toegang
Van Enk bracht van ruim 500 kinderen het 'zorggebruik' in kaart, om
achter de oorzaak van de soms grote verschillen te komen. Hij
verrichtte zijn onderzoek bij ouders van patiëntjes van zes
huisartspraktijken en bij bezoekers van de kinderpoli in twee
algemene ziekenhuizen. 'Ik wilde weten of misschien niet alle
kinderen gelijke toegang hebben tot de zorg,' vertelt de
promovendus. 'Of dat er wellicht veel onnodig gebruik wordt gemaakt
van zorgvoorzieningen. Gelukkig blijkt dat de toegang voor elke
sociaal-economische klasse even goed is. Maar zoals veel artsen uit
ervaring met volwassenen weten, bezoeken sommigen vaker een arts
dan anderen met dezelfde klachten. En zo'n patroon kan al op de
kinderleeftijd ontstaan.'
Ervaring
Bezorgdheid bij ouders ontstaat vaak door weinig kennis of ervaring
met ziekte bij kinderen. Van Enk: 'Want ouders die meer kinderen
hebben of een kind hebben die dezelfde klachten al vaker heeft
gehad, brengen hun kind minder vaak naar huisarts of specialist.
Andere factoren zijn de houding van de ouders ten aanzien van hun
eigen ziekte en gezondheid en hoe vaak het kind in de afgelopen
tijd ziek is geweest of een arts heeft bezocht. Daarnaast zijn
ouders die hun kinderen als "kwetsbaar" inschatten, sneller geneigd
een arts te raadplegen.'
Onnodig
Ouders met minder kennis of ervaring laten het inschatten van de
ernst van een gezondheidsklacht van hun kind liever over aan een
arts. Van Enk: 'Het is niet aan mij om te zeggen dat dergelijke
bezoeken onterecht zijn. De ouders zijn immers ongerust. Maar
onnodig zorggebruik moeten we natuurlijk voorkomen. Preventie moet
erop gericht zijn de ongerustheid van ouders te verminderen en hen
te laten vertrouwen op hun eigen inschatting. Dat kan door goede
voorlichting. Het is bijvoorbeeld begrijpelijk dat ouders bij
astmatische verschijnselen van hun kind de eerste keren bezorgder
zijn. Maar wanneer ze er bekend mee zijn en goed zijn voorgelicht,
blijken ze minder vaak met hun kind bij de dokter te komen. Die
ouders zullen dan in geval van bijvoorbeeld een stevige verkoudheid
nog even afwachten of in ieder geval eerst de huisarts raadplegen,
en niet meteen de specialist.'
Optimaal gebruik
Ouders van vooral kinderen met chronische ziekten kiezen ervoor de
specialist te bezoeken omdat huisartsen en consultatiebureaus nog
wat huiverig en weinig vertrouwd zijn met chronische kinderziekten
of met de gevolgen van vroeggeboorte. Van Enk: 'Natuurlijk ligt
hier de betekenis van de specialist, maar de huisarts zal ook voor
deze kinderen het primaire aanspreekpunt moeten kunnen blijven.
Daarvoor is nascholing voor de huisartsen onontbeerlijk. Dan kunnen
ook zij ouders goed blijven voorlichten en zo blijven bijdragen aan
een optimaal gebruik van de beschikbare zorgvoorzieningen. De
kinderarts moet daarbij goed toegankelijk zijn als vraagbaak en
bijdragen aan de kennis van de huisartsen. Ook het beschikbaar
stellen van faciliteiten en kennis in het ziekenhuis, zoals bij
kinder-CARA-verpleegkundigen, zou de huisarts kunnen steunen.
Momenteel is de druk op huisartsen echter al groot. De vraag is
hoeveel ruimte er is voor dergelijke initiatieven.'
Curriculum vitae
Gert van Enk (Wezep, 1966) studeerde geneeskunde aan de Vrije
Universiteit. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek in zijn vrije
tijd, maar onder de vlag van het Noordelijk Centrum voor
Gezondheidswetenschappen van de RUG. Daarnaast werkte hij als
kinderarts-in-opleiding in het VU Ziekenhuis en het
Deventer-ziekenhuis. Het onderzoek is gefinancierd door de
Stichting Gezondheidszorgonderzoek IJsselmond te Zwolle. Van Enk
promoveert tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr. D.
Post, prof.dr. A.J.P. Veerman en prof.dr. W.J.A. van den Heuvel. De
titel van zijn proefschrift luidt: Determinants of use of health
care services in childhood. Momenteel is Van Enk kinderarts in het
Ziekenhuis Gelderse Vallei te Ede.
Noot voor de pers