Ministerie van Buitenlandse Zaken
1 Inleiding
---
Het komt regelmatig voor dat een Afghaan alvorens in Nederland een
asielverzoek in te dienen enige tijd in een derde land heeft verbleven. Dit
ambtsbericht gaat in op de positie van Afghanen in Iran. In dit ambtsbericht
wordt onder meer aandacht besteed aan de vraag hoe Afghanen in hun
levensonderhoud kunnen voorzien en onder welke omstandigheden zij in Iran
wonen. Daarnaast wordt ingegaan op de vraag of Afghanen in Iran gevaar lopen
te worden aangehouden, opgesloten en teruggestuurd naar Afghanistan. Voorts
worden kort de mogelijkheden geschetst die de Iraanse overheid Afghanen
biedt voor legalisering van hun verblijf. Ten slotte komt de vraag aan de
orde of een Afghaan die in Iran heeft verbleven opnieuw toegang tot dit land
zal worden verleend als hij terug zou willen keren.
Eerder zijn reeds ambtsberichten verschenen over de positie van Afghanen in andere derde landen, te weten de Russische Federatie (27 april 2001, met kenmerk DPC/AM 725123) en de Oekraïne (29 maart 2001, kenmerk DPC/AM 700784). Binnenkort zullen ambtsberichten verschijnen over de positie van Afghanen in de Centraal-Aziatische Republieken en Pakistan.
Bronnen
Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen rapportages van de
Nederlandse ambassade in Teheran ten grondslag. Daarnaast is gebruik gemaakt
van informatie van de vertegenwoordiger van de United Nations High
Commissioner for Refugees (UNHCR) in de regio. Vanwege de aard van het
onderwerp kon slechts in geringe mate gebruik worden gemaakt van informatie
uit andere bronnen; een overzicht van openbare bronnen is opgenomen in de
bijlagen. Verwijzingen naar literatuur bevinden zich in het notenapparaat.
Ten slotte is gebruik gemaakt van de algemene ambtsberichten inzake de
situatie in Afghanistan van 21 juni 2001, met kenmerk DPC/AM 704368, 9 mei
2000, kenmerk DPC/AM 680345 en 16 september 1999 met kenmerk DPC/AM 633314.
Daar waar niet-vertrouwelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel
gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is
ingewonnen.
Wenk voor de lezer
De Afghaanse benamingen die in de tekst worden gebezigd zijn fonetische
vertalingen in het Latijnse schrift van begrippen uit het Dari en Pashtu.
Het is dan ook goed mogelijk dat in andere bronnen enigszins afwijkende
schrijfwijzen worden gehanteerd.
2 Afghanen in Iran
---
2.1 Inleiding
---
Er verblijven momenteel ruim twee miljoen Afghanen in Iran. De status
van in Iran verblijvende Afghanen is onduidelijk. In theorie kunnen grofweg
drie groepen worden onderscheiden:
1. Afghanen die tijdens het communistische bewind in Afghanistan (1978 tot
en met april 1992) naar Iran zijn uitgeweken. Zij werden door de Iraanse
regering automatisch als vluchteling erkend en voorzien van een
verblijfsstatus;
2. Afghanen die na de val van het communistische bewind Iran zijn
binnengekomen en bij de Iraanse overheid zijn geregistreerd. De
status van de Afghanen in deze groep is onduidelijk. Groep 1 en 2
tezamen worden door de Iraanse overheid ook wel aangeduid als
'gedocumenteerde' Afghanen;
3. Afghanen die zich na 1992 in Iran hebben gevestigd, maar zich niet hebben
laten registreren. Deze groep wordt door de Iraanse regering bestempeld als
'ongedocumenteerd' of 'illegaal'. Tot deze groep behoren onder meer alle
nieuw arriverende Afghanen; en personen die, afhankelijk van de economische
en politieke omstandigheden aan beide zijden van de grens, op en neer reizen
tussen Afghanistan en Iran.
In de praktijk bestaan allerlei tussenvormen, waarbij de precieze
verblijfsstatus onduidelijk is. In april 2000 is bovendien een vijfjarenplan
van kracht geworden, ten gevolge waarvan de status van alle in Iran
verblijvende Afghanen (legaal, gedocumenteerd en ongedocumenteerd oftewel
illegaal) onzeker is geworden.
Grensverkeer
Afghanistan en Iran delen een lange grens. Vanwege het gebrek aan
natuurlijke hindernissen zoals rivieren en bergen is het relatief eenvoudig
om illegaal de grens over te steken.
Er bestaan slechts twee officiële grensovergangen. De belangrijkste
grensovergang is gelegen bij het Afghaanse Islam Qala in de provincie Herat
en het Iraanse Dogharoon. De grensovergang bij Islam Qala wordt aan Iraanse
zijde op strenge en effectieve wijze bewaakt, mede omdat de repatriëring van
Afghaanse vluchtelingen uit Iran vanuit deze grensovergang wordt
gecoördineerd door de Iraanse regering, UNHCR en de Internationale
Organisatie voor Migratie (IOM).
De tweede officiële grensovergang bevindt zich bij het Afghaanse Zaranj in
de provincie Nimroz. Tot en met het voorjaar van 2000 vonden ook vanuit
hier repatriëringen plaats, totdat hieraan vanwege de droogte in de regio
een eind werd gemaakt.
In juli 2000 zijn de Iraanse autoriteiten begonnen met de bouw van
wachtposten en een hek voorzien van prikkeldraad en elektrische
signaleringsapparatuur langs de gehele 945 kilometer lange grens met
Afghanistan. Op die manier wil de Iraanse regering de op grote schaal
voorkomende illegale grensoverschrijdingen terugdringen. De grensversterking
is evenwel voornamelijk bedoeld om de drugssmokkel vanuit Afghanistan te
bestrijden. Iran is een belangrijk doorvoerland voor drugs richting de
Perzische golf, Europa en de Verenigde Staten. Opium, heroïne, hasj en
morfine worden geteeld in Afghanistan en vervolgens in grote hoeveelheden de
Iraanse grens over gesmokkeld.
Aan de Afghaanse zijde van de Afghaans-Iraanse grens vindt, met uitzondering
van de twee eerdergenoemde officiële grensovergangen, nauwelijks tot geen
controle plaats.
2.2 Behandeling
---
De Iraanse overheid verstrekte in 1995 eenmalig tijdelijke
verblijfsvergunningen aan ongeveer een half miljoen illegale Afghanen, omdat
destijds werd verwacht dat zij spoedig naar Afghanistan zouden kunnen
terugkeren. De geldigheid van de verstrekte verblijfsvergunningen liep in
1996 af met als resultaat dat de houders ervan die niet waren teruggekeerd
naar Afghanistan, door de Iraanse overheid ook als illegale vreemdelingen
werden beschouwd.
Tot de herfst van 1997 werden illegale Afghanen in Iran gedoogd. Sindsdien
is de houding van de Iraanse autoriteiten veranderd. In de praktijk betekent
dit dat de Iraanse autoriteiten ertoe overgingen illegale Afghanen naar
Afghanistan te verwijderen. Er werd in toenemende mate druk uitgeoefend op
Afghanen om Iran te verlaten. Daarnaast gingen de Iraanse autoriteiten ertoe
over illegale Afghanen naar Afghanistan te verwijderen. Zo zouden
bijvoorbeeld volgens UNHCR in de periode tussen eind december 1998 en begin
maart 1999 naar schatting enkele duizenden Afghanen per week gedwongen Iran
hebben verlaten. Een deel van hen keerde overigens na verloop van tijd weer
terug naar Iran. Zij riskeren wederom te worden uitgezet.
De verharding van de Iraanse autoriteiten is het gevolg van de verslechterde
economische situatie in het land, die ertoe leidt dat Afghanen in toenemende
mate worden beschouwd als een onwelkome last voor Iran. Het vraagstuk van de
illegale Afghanen wordt aangewend om de gunst van de Iraanse bevolking te
winnen in de strijd tussen de hervormers en de conservatieven in de
binnenlandse politiek. Daarnaast is sprake van een zekere 'opvang-moeheid'
bij de Iraanse bevolking: al meer dan drie decennia wordt het land
overspoeld door Afghaanse vluchtelingen en het einde van het probleem is nog
niet in zicht. In de ogen van de Iraanse autoriteiten neemt ten slotte ook
de financiële steun en interesse van de internationale gemeenschap voor dit
vluchtelingenprobleem langzaam af.
MoU
UNHCR en de Iraanse regering sloten op 14 februari 2000 na langdurige
onderhandelingen een Memorandum of Understanding (MoU) over de vrijwillige
terugkeer naar Afghanistan van in Iran verblijvende Afghanen. UNHCR
wilde op die manier voorkomen dat Afghanen onvrijwillig zouden moeten
terugkeren naar hun vaderland. Tegelijkertijd wilde zij door het MoU
Afghaanse vluchtelingen verzekeren van internationale bescherming. Het MoU
staat bekend als 'Joint Programme' of 'Gezamenlijk Programma' en is als
bijlage 1 bij dit ambtsbericht gevoegd.
Het Gezamenlijk Programma ging op 8 april 2000 van start en zou
oorspronkelijk eindigen op 31 augustus 2000. Na een persoonlijke interventie
in september 2000 van de toenmalige Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen
mevrouw Ogata werd het programma verlengd tot 31 december 2000. Het
programma bestond uit twee componenten:
- Afghanen konden zich aanmelden voor vrijwillige terugkeer naar
Afghanistan. Als het gebied waarnaar de Afghaan in kwestie wilde terugkeren
veilig was en er geen droogte heerste, dan zorgde UNHCR in samenwerking met
IOM voor vervoer, voedsel en beperkte financiële ondersteuning.
- Illegale Afghanen die geldige redenen hadden om in Iran te blijven, werden
in de gelegenheid gesteld een verzoek tot verblijf in te dienen bij één van
de negen door Iran verspreide screening centra. De ingediende verzoeken
werden onderzocht door gecombineerde teams van vertegenwoordigers van de
Iraanse regering en UNHCR. Afghanen die stelden in hun vaderland vervolging
te vrezen hebben (en humanitair kwetsbare groepen), werd zo de mogelijkheid
geboden hun verblijf in Iran voor enige tijd te legaliseren. De
verblijfsvergunningen die daarop werden verstrekt, hadden een
geldigheidsduur van zes maanden.
Eind 2000 waren 133.612 Afghanen vrijwillig onder het Gezamenlijke Programma
teruggekeerd naar Afghanistan. Daarnaast waren ongeveer 50.000 verzoeken
(betreffende 250.000 personen) ingediend voor verlenging van het verblijf in
Iran. Deze claims werden onderzocht door 28 gecombineerde Iraanse
overheid/UNHCR teams. Ongeveer 80.000 personen werden geaccepteerd als
personen die bescherming behoefden.
Van de geplande negen screeningcentra, werden er uiteindelijk acht
gerealiseerd. Bij de opening van het screening centrum in Teheran bleek de
opkomst zo overweldigend, dat het door de lokale staf onverantwoordelijk
werd geacht om het centrum open te houden. Afghanen die zich niet in Teheran
konden melden, in ieder geval de kwetsbare groepen, hebben de kans gekregen
om zich bij de centra in andere steden te laten screenen. Het ging hierbij
met name om de centra in Arak en Semnan. Het lijkt evenwel dat vele Afghanen
die niet tot de zogenaamde kwetsbare categorieën behoorden, eveneens hebben
geprobeerd in deze centra voor screening in aanmerking te komen en dat zij
daar ook in zijn geslaagd.
Ook bij de andere centra was de belangstelling groot. Het is niet duidelijk
of alle Afghanen die voor screening in aanmerking wilden komen, hiervoor ook
de kans hebben gehad.
De onder het Gezamenlijk Programma teruggekeerde groep Afghanen bestond uit
een dwarsdoorsnede van de Afghaanse bevolking: Tadzjieken (circa 65
procent), Pashtuns (circa 20 procent) en Hazara's (circa 10 procent).
Bijna 73 procent van de terugkeerders bestonden uit families. De rest waren
vrijgezellen of alleenstaande mannen. De meesten van hen keerden terug naar
Herat en Kabul. Naast de onder het gezamenlijk programma uit Iran
teruggekeerde Afghanen, zijn er in 2000 zeker 50.000 Afghanen buiten het
programma om vrijwillig naar Afghanistan teruggekeerd. Ook in de
periode tussen januari en april 2001 zijn tenminste 17.405 Afghanen zonder
UNHCR-hulp teruggekeerd.
De gezamenlijke repatriëring-operatie leidde tot een aanzienlijke daling van
het aantal gedwongen repatriëringen van illegale Afghanen (tussen de
8.000-10.000 in 2000 in vergelijking tot meer dan 100.000 in 1999). UNHCR
heeft de Iraanse regering er met het gezamenlijke terugkeerprogramma in
ieder geval tijdelijk van kunnen weerhouden om drastische maatregelen te
nemen die zouden resulteren in massale gedwongen uitzettingen naar
Afghanistan. De gedwongen uitzettingen zijn echter na de beëindiging
van het programma weer in aantal toegenomen. In de periode tussen januari en
mei 2001 zouden er naar schattingen van waarnemers ter plaatse ongeveer
50.000 Afghanen gedwongen Iran zijn uitgezet. In dezelfde periode zouden er
overigens volgens dezelfde waarnemers een geschatte 200.000 Afghanen
illegaal Iran zijn binnengekomen. Een deel hiervan betreft vermoedelijk
eerder gedeporteerden die weer terugkeren naar Iran.
De in het Gezamenlijk Programma verstrekte voorlopige verblijfsvergunningen
met een geldigheidsduur van zes maanden kunnen worden verlengd tot maximaal
een jaar. Er zijn geen aanwijzingen dat de Iraanse regering na dit jaar
van plan is te onderzoeken of personen die via het Gezamenlijk Programma in
het bezit zijn gekomen van een tijdelijke verblijfsvergunning daar nog
altijd recht op hebben.
In 2000 zijn als gevolg van de burgeroorlog en de aanhoudende droogte
opnieuw veel Afghanen uitgeweken naar Iran. Alhoewel ook nieuw gearriveerde
Afghanen in aanmerking kwamen voor de screening procedure, bleek in de
praktijk dat veel nieuw gearriveerde Afghanen vanwege de grote
belangstelling niet de kans hebben gehad om hun verhaal te laten
onderzoeken.
Artikel 48
Tegen de achtergrond van de verslechterende economische situatie nam het
parlement (goedgekeurd door de Guardian Council ) in april 2000 een
vijfjarenplan aan om de economie van Iran te stimuleren. In artikel 48
van het plan staat beschreven dat alle buitenlanders zonder werkvergunning
Iran dienen te verlaten, met uitzondering van personen van wie de veiligheid
bij terugkeer in gevaar zou komen. Personen die niet in staat zijn het land
te verlaten, zo stelt het artikel, zullen in kampen worden ondergebracht.
In verband met deze richtlijn, werden in de eerste helft van 2001 alle in Iran verblijvende buitenlanders (deels opnieuw) geregistreerd. Hiervoor werden 250 nieuwe registratiecentra geopend, verspreid over geheel Iran. De hernieuwde registratie van gedocumenteerde Afghanen vond plaats in februari en maart 2001, die van ongedocumenteerde Afghanen in april en mei 2001. De Iraanse overheid is thans bezig de verzamelde informatie te verwerken. De registratie van Afghanen en andere buitenlanders is grotendeels vrijwillig verlopen, in die zin dat er geen directe dwang werd uitgeoefend. Wel is er steeds de impliciete dreiging geweest dat wie zich niet meldde in de toekomst geen enkele bescherming tegen gedwongen uitzetting zou hebben. De indruk bestaat dat Afghanen in Iran zich vrij massaal hebben later registreren en dat er mogelijk zelfs Afghanen vanuit Afghanistan zijn ingereisd in de hoop door middel van het registratieproces verblijf in Iran te verkrijgen. Anderzijds zullen sommigen zich van registratie hebben onthouden uit wantrouwen jegens de motieven van de Iraanse autoriteiten.
De internationale organisaties in Iran hebben regelmatig hun zorg uitgesproken over de uitwerking van het registratieproces in het kader van artikel 48, omdat dit zou kunnen leiden tot enerzijds het concentreren van Afghanen in kampen en anderzijds een toename van gedwongen uitzettingen.
Artikel 48 maakt geen onderscheid tussen legale, gedocumenteerde en
gedocumenteerde oftewel illegaal in Iran verblijvende Afghanen. Tot dusver
mochten gedocumenteerde Afghanen zonder werkvergunning in Iran verblijven.
Als gevolg van artikel 48 is ook de status van de huidige
verblijfsvergunningen, zoals de 'blue card' en de tijdelijke
verblijfsvergunningen verleend in het kader van het Gezamenlijk Programma,
onzeker geworden. De bepalingen uit het vijfjarenplan zijn reeds formeel van
kracht, maar het is nog onduidelijk op welke manier de Iraanse overheid
artikel 48 zal gaan implementeren en welke gevolgen dat zal hebben voor de
Afghaanse populatie in Iran.
Bezoek van de UNHCR, Ruud Lubbers
Op 27 en 28 april 2001 bracht de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen,
Ruud Lubbers, een bezoek aan Iran. Het bezoek aan Iran vormde een onderdeel
van de reis die hij maakte langs Iran, Afghanistan en Pakistan om
internationaal aandacht te vragen voor de slechte humanitaire en
veiligheidssituatie in Afghanistan en het vraagstuk van de Afghaanse
vluchtelingen. Lubbers sprak in Iran met de betrokken Iraanse bewindslieden
en had een onderhoud met president Khatami.
Een onderwerp van gesprek tussen Lubbers en Khatami was een mogelijk vervolg
op het Gezamenlijk Programma. Als gevolg van de verharde opstelling van de
Iraanse autoriteiten houdt UNHCR in 2001 rekening met een verslechtering van
de positie van de Afghanen in Iran. UNHCR ging tot voor kort uit van een
vervolg op het Gezamenlijke Programma, waarin de nadruk zou komen te liggen
op de screening van nieuw arriverende Afghanen. Begin juni van dit jaar trok
de Iraanse minister van Binnenlandse Zaken echter alle tot dan toe gemaakte
afspraken in. Het beleid ten aanzien van nieuw arriverende Afghanen is dan
ook vooralsnog onduidelijk, evenals de eventuele rol van UNHCR daarin. Er
vindt momenteel geen screening van nieuw arriverende Afghanen plaats. UNHCR
verwacht dat in 2001 ongeveer 100.000 Afghanen vrijwillig zullen terugkeren
naar hun vaderland.
Lubbers heeft tevens gesproken over verbetering van de leefomstandigheden
van in Iran verblijvende Afghanen. UNHCR bekijkt momenteel in overleg met de
Iraanse regering of het mogelijk is om strategieën te ontwikkelen voor hulp
op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en inkomen-genererende
activiteiten (zoals bijvoorbeeld het verstrekken van micro-kredieten) aan de
Afghanen die onder het Gezamenlijk Programma een tijdelijke
verblijfsvergunning voor Iran hebben verkregen.
2.3 Levensomstandigheden
---
De meeste van de in Iran verblijvende Afghanen wonen tussen de Iraanse
bevolking in de oostelijke provincies en in de belangrijkste steden van
Iran. Slechts een klein gedeelte van de Afghaanse vluchtelingenpopulatie
(minder dan vijf procent) leeft in vluchtelingenkampen. Ondanks het
feit dat veel Afghanen in de Iraanse samenleving zijn geïntegreerd, staan
zij over het algemeen onderaan de maatschappelijke ladder.
De Iraanse overheid ziet de integratie van Afghaanse vluchtelingen in de
Iraanse maatschappij niet langer als wenselijk. Nieuw gearriveerde Afghanen
worden veel meer dan in voorafgaande periodes geconcentreerd in speciaal
daarvoor aangewezen woongebieden en vluchtelingenkampen. Volgens medewerkers
van de Iraanse overheid zou het onderbrengen van Afghanen in kampen het
eenvoudiger maken om vluchtelingen te voorzien van een betere
gezondheidszorg, meer veiligheid en hen in staat stellen hun eigen cultuur
te bewaren. Maar het is uiteraard ook een methode om de Afghaanse
populatie in Iran beter te kunnen controleren.
Toegang tot voorzieningen
Met betrekking tot de toegang tot voorzieningen bestaat een aanzienlijk
verschil tussen gedocumenteerde en illegaal in Iran verblijvende Afghanen.
Hoewel gedocumenteerde en illegale Afghanen dikwijls gemengd in dezelfde
wijken wonen, gaan de kinderen van gedocumenteerde Afghanen tezamen met hun
Iraanse leeftijdsgenootjes naar goed geoutilleerde Iraanse scholen; kinderen
van illegale Afghanen kunnen slechts op informele schooltjes onderwijs
volgen. Deze schooltjes zijn veel te klein, kampen met overvolle klassen,
zijn voor hun leerkrachten afhankelijk van vrijwilligers en beschikken niet
of nauwelijks over lesmateriaal. Vergelijkbare ongelijkheid heerst bij de
toegang tot de gezondheidszorg. Illegale Afghanen zijn afhankelijk van
vrijwilligers-klinieken van NGO's, onder meer van Médecins Sans Frontières
(MSF). Voor gecompliceerde medische ingrepen in Iraanse ziekenhuizen dient
door de NGO's te worden betaald.
Het lijkt er vooralsnog op dat de (verlengde) voorlopige verblijfsvergunning
die in het Gezamenlijke Programma is verstrekt een redelijke status biedt,
waar ook rechten aan kunnen worden ontleend. Zo zouden Afghanen met een
dergelijke status hun kinderen zonder al te veel problemen hebben kunnen
inschrijven bij Iraanse (lagere) scholen.
Arbeid
Veel in Iran verblijvende Afghanen zijn werkloos. Afghanen die wel werk
hebben, zijn veelal werkzaam als (laagbetaalde) dagarbeiders in de bouw. Het
is Afghanen niet toegestaan om een eigen bedrijf op te zetten of als
straatverkoper te werken. Huishoudens waarvan een vrouw of een oudere man de
hoofdkostwinner is, hebben weinig of geen mogelijkheden om inkomen te
genereren. Als gevolg daarvan leven veel van deze huishoudens in armoede. Om
te kunnen overleven, zijn vrouwen en kinderen bereid om onder slechte
arbeidsomstandigheden (zwaar handwerk, lange werktijden, zeer lage lonen) in
met name de textielindustrie te werken. Veel van dit werk is 'stukwerk'
(bijvoorbeeld het schoonmaken van wol), dat thuis verricht kan worden.
Gedocumenteerde Afghanen is het op basis van artikel 120 van de Arbeidswet
van 1991 toegestaan om in Iran een werkvergunning aan te vragen. Illegale
Afghanen mogen dat niet. Het verkrijgen van een werkvergunning blijkt in de
praktijk echter moeilijk; deze worden slechts sporadisch afgegeven. Als
gevolg daarvan werken veel Afghanen illegaal in Iran. Overigens hebben
eenmaal verstrekte werkvergunningen geen verloopdatum, zodat het personen
die in het bezit zijn van een vergunning in principe is toegestaan om
onbepaalde tijd te blijven werken.
Op grond van artikel 181 van de Arbeidswet is het Iraanse werkgevers niet
toegestaan buitenlandse werknemers in dienst te nemen die niet in het bezit
zijn van een werkvergunning. Werkgevers die zich hier niet aan houden,
kunnen een forse boete of zelfs gevangenisstraf opgelegd krijgen. Tot 1997
werd niet of nauwelijks gecontroleerd op naleving van deze wet. Sindsdien
wordt de wet door de Iraanse regering gehanteerd als een belangrijk
instrument bij het onder druk zetten van de Afghanen in Iran (zie paragraaf
2.1). Sinds juni 2001 wordt dit beleid strikter toegepast. Volgens UNHCR
hebben reeds vele duizenden Afghanen hun baan verloren en hebben diverse
fabrieken en werkplaatsen hun poorten moeten sluiten, aangezien zij de
duurdere Iraanse arbeiders niet kunnen betalen. Naar aanleiding van deze
ontwikkelingen is er binnen de Afghaanse gemeenschap onrust ontstaan. UNHCR
en andere hulporganisaties worden in toenemende mate benaderd om hulp. De
artikelen 120 en 181 uit de Arbeidswet van 1991 zijn als bijlage 3 bij dit
ambtsbericht gevoegd.
2.4 Vluchtelingenverdrag
---
Iran is sinds 28 juli 1976 partij bij de Geneefse Conventie uit 1951 en het
Protocol uit 1967. Het land kent geen asielwetgeving.
In artikel 48 van het vijfjarenplan voor de economische ontwikkeling staat
expliciet vermeld dat personen die bij terugkeer naar hun land van herkomst
vervolging hebben te vrezen, niet Iran zullen worden uitgezet (zie ook
paragraaf 2.1).
2.5 Toegang
---
Een Afghaan die enige tijd in Iran heeft verbleven en opnieuw toegang tot
dat land zou willen verkrijgen, dient -net als ieder ander die het land wil
inreizen- te beschikken over een geldig reisdocument en een visum voor Iran.
Als een vreemdeling een bezoek wil afleggen aan Iran, dan dient hij (of zij)
een visum aan te vragen bij een Iraanse vertegenwoordiging. Er bestaan
geen specifieke voorwaarden voor het aanvragen van een visum. Er zijn geen
aanwijzingen dat het in het algemeen voor Afghanen extra moeilijk is visa
voor Iran te verkrijgen.
Er zijn geen specifieke criteria bekend op basis waarvan een visum wordt
toegekend. De wachttijd is vaak lang.
Het valt echter niet uit te sluiten dat Afghanen die illegaal in Iran hebben
verbleven, maar wel door de Iraanse overheid zijn geregistreerd en daarna
zijn doorgereisd naar een derde land, moeilijkheden kunnen ondervinden bij
het aanvragen voor een visum voor Iran.
Legaal in Iran verblijvende Afghanen die vanuit Iran naar een derde land
willen reizen, krijgen van de Iraanse overheid een 'final exit visum',
hetgeen inhoudt dat de geldigheid van een Iraanse verblijfsvergunning of
'blue card' komt te vervallen. Dit betekent dat Afghanen die tot dusver
legaal in Iran verbleven, het niet is toegestaan om na een verblijf in een
derde land op basis van een verlopen Iraanse verblijfsvergunning naar Iran
terug te keren.
3 Samenvatting
---
Er verblijven naar schatting van de Iraanse overheid ruim twee miljoen
Afghanen in Iran. Illegale Afghanen werden tot de herfst van 1997 in Iran
gedoogd, waarna de Iraanse regering ertoe overging illegale Afghanen naar
Afghanistan te verwijderen. De verharding van de opstelling van de Iraanse
autoriteiten tegenover de Afghanen in Iran was het gevolg van de
verslechterde economische situatie in het land, die ertoe leidde dat
Afghanen in toenemende mate worden beschouwd als een onwelkome last voor
Iran.
Tegen de achtergrond van een verslechterende economische situatie nam het
parlement in april 2000 een vijf jarenplan aan om de economie van Iran te
stimuleren. In artikel 48 van het plan staat beschreven dat alle
buitenlanders zonder werkvergunning Iran dienen te verlaten, met
uitzondering van personen van wie de veiligheid bij terugkeer in gevaar zou
komen. Nog onduidelijk is op welke manier de Iraanse overheid artikel 48 in
de praktijk zal gaan brengen en welke gevolgen dit zal hebben voor de
Afghaanse vluchtelingenpopulatie in Iran.
UNHCR en de Iraanse regering sloten op 14 februari 2000 een Memorandum of
Understanding over de vrijwillige terugkeer naar Afghanistan van in Iran
verblijvende Afghanen. Illegale Afghanen die bij terugkeer naar Afghanistan
moesten vrezen voor vervolging, werden in de gelegenheid gesteld om hun
verblijf in Iran voor enige tijd te legaliseren. Het MoU liep af op 31
december 2000. Er zijn onder het MoU 133.612 Afghanen vrijwillig
teruggekeerd naar Afghanistan. Tussen januari en mei 2001 zouden ongeveer
50.000 Afghanen gedwongen Iran zijn uitgezet.
De meeste van de in Iran verblijvende Afghanen leven verspreid over het
land. Slechts een klein deel verblijft in vluchtelingenkampen. Veel in Iran
verblijvende Afghanen zijn werkloos. Door de strengere naleving van de
arbeidswetgeving zijn de mogelijkheden voor Afghanen om te werken
recentelijk drastisch ingeperkt. Illegaal in Iran verblijvende Afghanen
hebben geen toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en sociale voorzieningen
en zijn voor deze voorzieningen grotendeels afhankelijk van
hulporganisaties.
Een Afghaan die (opnieuw) toegang wil krijgen tot Iran dient te beschikken
over een geldig reisdocument en een visum. Afghanen die vanuit Iran naar een
derde land willen reizen, krijgen van de Iraanse overheid een 'final exit
visum'; hetgeen inhoudt dat het niet is toegestaan om na een verblijf in een
derde land naar Iran terug te keren.
Literatuur
Amnesty International, Brief aan Staatssecretaris Kalsbeek inzake
Afghanistan d.d.17 april 2001.
International Consortium for Refugees in Iran, Report on developments in the
refugee situation in Iran.) June to December 1999 (5 januari 2000).
"Islamic Republic of Iran in short", in: UNHCR, UNHCR 2001 global appeal
-strategies and programmes (2000).
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background note Iran
(januari 2001).
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from the Islamic
Republic of Iran (januari 2001).
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background note
Afghanistan (februari 2001).
UNHCR, UNHCR update. Repatriation of Afghan refugees from the Islamic
Republic of Iran. Review for the month of april 2001 (Teheran, mei 2001).
US Committee for Refugees, Country report Iran
(http://www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/iran.htm, geraadpleegd op
7 juli 2001).
US State Department, US State country report on human rights practices 2000.
Afghanistan (februari 2001).
Bijlage 1
'Joint Programme for the voluntary repatriation of Afghan refugees between
the government of the Islamic Republic of Iran and the United Nations High
Commissioner for Refugees' (februari 2000)
Bijlage 2
Artikel 48 van 'The law on the third economic, social and cultural
development plan' (april 2000)
Bijlage 3
Artikel 120 en 181 van de Arbeidswet (februari 1991)
Bijlage 4
Kaart van de lokatie van vluchtelingenkampen, grensovergangen voor
repatriatie en concentratiegebieden vluchtelingen in Iran
Tijdens de registratie in de eerste helft van 2001 (zie paragraaf 2
zijn 2,6 miljoen vluchtelingen en ontheemden geregistreerd, waarvan ongeveer
300.000 Irakezen en 2,3 miljoen Afghanen. BAFIA schat dat ongeveer 400.000
buitenlanders - met name Afghanen - zich niet hebben laten registreren, doch
UNHCR denkt dat dit een veel te hoge schatting is (briefing UNHCR-Teheran,
15 juli 2001).
Afghanen die voor 1992 in Iran arriveerden, zijn in het bezit van een
'blauwe kaart', die in principe recht geeft op permanent verblijf. De
houders van deze kaarten worden echter niet aangeduid als 'vluchtelingen'
(panahandegan), maar als 'onvrijwillige migranten' (mohadjerin). Alhoewel
een 'blauwe kaart' indiceert dat een persoon als vluchteling is erkend en
recht heeft om legaal in Iran te verblijven, wordt niet aangegeven hoe lang
de kaart geldig is. Bovendien kan de kaart in principe door de Iraanse
autoriteiten worden ingetrokken (cf. US Committee for Refugees, Country
report Iran (http://www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/iran.htm,
geraadpleegd op 7 juli 2001) en UNHCR, Return of refugees from neighbouring
countries. Background note Iran (januari 2001), blz. 25).
In ieder geval na april 1992.
Afghanen die na april 1992 Iran zijn binnengekomen konden zich in 1995
laten registreren en in 2000 onder het Gezamenlijk Programma (zie paragraaf
2.2). In de eerste helft van 2001 konden Afghanen zich laten registreren in
het kader van het vijfjarenplan (zie paragraaf 2.2).
Afghanen die zich alleen in 1995 hebben laten registeren, verblijven
momenteel illegaal in Iran. Degenen die zich onder het Gezamenlijk Programma
in 2000 hebben laten registeren, zijn in het bezit van een tijdelijke
verblijfstatus en verblijven thans legaal in Iran. Afghanen ten slotte, die
zich alleen in het kader van het vijfjarenplan hebben laten registeren,
hebben hieraan vooralsnog geen status kunnen ontlenen en verblijven
momenteel illegaal in Iran (cf. US Committee for Refugees, Country report
Iran, UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background note
Iran (januari 2001)).
US Committee for Refugees, Country report Iran. Zie ook voetnoot 1.
Voor een beschrijving van de relevante gedeeltes van het vijfjarenplan
zie paragraaf 2.1 onder 'artikel 48'.
Deze grensovergang wordt aan Iraanse zijde 'Dust' genoemd en ligt
nabij de Iraanse stad Zabol.
Repatriëringen in het kader van het Gezamenlijke Programma (zie
paragraaf 2.1) vonden uitsluitend plaats vanuit Islam Qala.
US Committee for Refugees, Country report Iran.
Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan het afgeven van verklaringen
in de pers door hoge overheidsdienaren waarin wordt aangegeven dat alle
ongedocumenteerde Afghanen het land vóór een bepaalde datum dienen te
verlaten, het opleggen van hoge boetes aan Iraanse werkgevers die illegale
Afghanen in dienst hebben, het voeren van overheidscampagnes in de
provincies Sistan en Baluchistan waarin de lokale bevolking wordt opgeroepen
illegale vreemdelingen geen vervoer aan te bieden of huisvesting te
verlenen, en het verspreiden van geruchten dat Afghanen honderdduizenden
banen innemen die door Iraniërs vervuld zouden kunnen worden. Bovendien werd
gesuggereerd dat Afghaanse vluchtelingen verantwoordelijk zouden zijn voor
het veroorzaken van een aantal sociale problemen, zoals werkloosheid,
criminaliteit en drugssmokkel (Report on developments in the refugee
situation in Iran.); June to December 1999, maandelijks bulletin van het
International Consortium for Refugees in Iran (5 januari 2000), paragraaf
1a en "Islamic Republic of Iran in short", in: UNHCR, UNHCR 2001 global
appeal -strategies and programmes (2000), blz. 151).
Algemeen ambtsbericht 'Situatie in Afghanistan' van 16 september 1999
met kenmerk DPC/AM-633314, blz. 64.
Cf. UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 5; "Islamic Republic of Iran in short", in: UNHCR,
UNHCR 2001 global appeal -strategies and programmes (2000), blz. 151; US
Committee for Refugees, Country report Iran; Amnesty International, Brief
aan Staatssecretaris Kalsbeek inzake Afghanistan d.d. 17 april 2001.
De volledige titel van het MoU luidt 'Joint programme for the
voluntary repatriation of Afghan refugees between the government of the
Islamic Republic of Iran and the United Nations High Commissioner for
Refugees' (Teheran-februari 2000).
Een geldbedrag werd voor de helft bij vertrek in Iran uitgekeerd. De
andere helft kon worden opgehaald bij aankomst in Afghanistan. Voedsel werd
bij aankomst in Afghanistan ter beschikking gesteld door het WFP (UNHCR,
Background paper on refugees and asylum seekers from the Islamic Republic of
Iran (januari 2001), blz. 36)
Er werden screening centra geopend in Teheran, Mashhad, Isfahan,
Shiraz, Kerman, Semnan, Yazd, Arak en Zahedan.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from the
Islamic Republic of Iran, blz. 36.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from the
Islamic Republic of Iran, blz. 36, 37.
UNHCR, Joint Programme final update (31 december 2000).
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 7.
US State Department, US State country report on human rights
practices 2000. Afghanistan (februari 2001). Een groot aantal vluchtelingen
keerde bijvoorbeeld terug met behulp van projecten van het International
Rescue Committee (IRC) en het International Committee of the Red Cross
(ICRC). Amnesty International, Brief aan Staatssecretaris Kalsbeek inzake
Afghanistan d.d.17 april 2001.
UNHCR, UNHCR update. Repatriation of Afghan refugees from the Islamic
Republic of Iran. Review for the month of april 2001 (Teheran, mei 2001).
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 7.
Het is niet bekend hoe de verlenging precies in zijn werk gaat.
Waarschijnlijk worden de verblijfsvergunningen stilzwijgend verlengd.
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 6.
De Guardian Council is een orgaan dat toezicht houdt op verkiezingen
en toe ziet op het islamitische gehalte van nieuw in te voeren wetgeving.
De volledige naam van het vijfjarenplan luidt: 'The law on the third
economic, social and cultural development plan'. Artikel 48 van het plan is
als bijlage 2 bij dit ambtsbericht gevoegd.
UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 7.
"Islamic Republic of Iran in short", in: UNHCR, UNHCR 2001 global
appeal -strategies and programmes, blz. 152.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from the
Islamic Republic of Iran, blz.36.
US Committee for Refugees, Country report Iran.
US Committee for Refugees, Country report Iran. Zie ook artikel 48 in
bijlage 2.
Algemeen ambtsbericht 'Situatie in Afghanistan' van 9 mei 2000 met
kenmerk DPC/AM-680345, voetnoot 136.
US Committee for Refugees, Country report Iran.
In de afgelopen jaren zijn er slechts 150 werkvergunningen aan
Afghanen in Iran verstrekt. Het betreft dan Afghanen met zeer specifieke
kennis of vaardigheden, die binnen de Iraanse arbeidsmarkt moeilijk te
vinden zijn (gesprek met het International Consortium for Refugees in Iran
(ICRI), 21 juni 2001).
Cf. UNHCR, Return of refugees from neighbouring countries. Background
note Afghanistan, blz. 5 en US Committee for Refugees, Country report Iran.
US Committee for Refugees, Country report Iran.
In beginsel gelden voor Afghanen dezelfde visumvereisten als voor
andere buitenlandse bezoekers van Iran. Voor een visumaanvraag is nodig: een
paspoort dat nog minstens drie maanden geldig is, twee pasfoto's en een
volledig ingevuld visumaanvraagformulier. Visa kunnen worden aangevraagd
voor pelgrims- en familiebezoek (toeristenvisum), handel (business visum) en
medische behandeling. Een eenmaal afgegeven visum is geldig voor de
paspoorthouder en maximaal vijf vergezellende familieleden. Een visum is een
maand geldig, gerekend vanaf de afgiftedatum.
In de laatste vier maanden van 2000 zijn twee Afghanen, een moeder en
een dochter, met hulp van de Nederlandse afdeling van IOM naar Iran
teruggekeerd. De vrouw kreeg bij uitzondering toestemming van de Iraanse
autoriteiten om terug te keren naar Iran, omdat haar man in Iran verbleef.
IOM assisteert vreemdelingen die op vrijwillige basis willen terugkeren naar
hun vaderland of zich in een derde land willen hervestigen. Voor
hervestiging door IOM is toestemming van de Iraanse autoriteiten vereist
(IOM derde viermaandelijkse rapportage, IOM Nederland (januari 2000), annex
B).
===