Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

Beroepsprofielen van metselaars en voegers

---

Vaklieden metselen en voegen zijn vooral allround.

De bouw besteedt veel aandacht aan de opleiding van haar vaklieden. Mede als gevolg van veranderende wetgeving heeft dat geleid tot een uitgewerkte kwalificatiestructuur. Een probleem is dat de taakinhoud van vaklieden continu verandert, als gevolg van veranderende regelgeving, innovaties en dergelijke. Reden om de kwalificatiestructuur voor de verschillende beroepsgroepen op gezette tijden tegen het licht te houden. Recentelijk zijn de kwalificaties metselen en voegen onder de loupe genomen.

In de metselopleidingen zoals die tot voor kort werden aangeboden, was er ruimte voor specialisatie. In de praktijk blijken metselaars echter zelden gespecialiseerd in één bepaalde werksoort. Dat blijkt wanneer je metselaars vraagt naar het werk dat zij doen. Dat blijkt ook als je bedrijven vraagt naar datgene wat hun metselaars doen. Je kunt dus niet spreken van een typische nieuwbouwmetselaar of een typische onderhoudsmetselaar. Metselaars zijn vrijwel altijd allrounders. Dezelfde conclusie is ook van toepassing op voegers. De meeste voegers blijken in de praktijk van alle markten thuis te zijn. Zij werken zowel in de nieuwbouw als in het onderhouds- en restauratiewerk.

Dit is een van de uitkomsten van een onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) getiteld Beroepsprofielen van metselaars en voegers. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Bouwradius.

In de kwalificatiestructuur voor de primaire metselaar komen behalve vakken die te maken hebben met de voorbereiding en de uitvoering van metselwerk, ook andere vakken voor, zoals voegen, stelwerk en isolatie. Gebleken is dat bepaalde onderdelen in de praktijk weinig voorkomen. Een voorbeeld is het vak voegen. Dit werk wordt vrijwel nooit gedaan door de metselaar, maar vrijwel altijd door gespecialiseerde voegers. Anderzijds blijken metselaars in de praktijk dingen te doen waaraan -tot voor kort- weinig aandacht werd besteed. Een voorbeeld is het aanbrengen van ankers voor isolatiematerialen in spouwen. Ook in de kwalificatiestructuur voor de voortgezette metselaar komen vakken voor waarmee de metselaar weinig mee te maken heeft. Het gaat om vakken die niet direct met het metselen te maken hebben zoals uitzetten, stukadoorswerk, tegelzetten, dakwerk, aanbrengen van systeemvloeren en riolerings- en straatwerk. De voortgezette onderdelen betonwerk, bijzonder metselwerk en renovatie en restauratie zijn wél relevant.
In de kwalificatie voor de primaire voeger zitten (uiteraard) vakken die betrekking hebben op de voorbereiding, uitvoering en nabehandeling van voegwerk. In de praktijk zijn dit allemaal relevante vakken. Daarnaast komen vakken voor als stelwerk, vuil- en schoonmetselwerk en het aanbrengen van isolatie. In de praktijk blijken dit werkzaamheden te zijn waar de voeger weinig mee te maken heeft. Hieruit blijkt dat vakken die niet met de kernactiviteit - het voegen te maken hebben, minder relevant zijn.
De conclusie van het onderzoek is dan ook dat in de huidige beroepspraktijk zowel de metselaars als de voegers als allrounders moeten worden gezien, die zich voornamelijk beperken tot hun kernactiviteiten. Dit biedt aanknopingspunten voor een bijstelling van hun kwalificatiestructuur
Zie publicatie: Beroepsprofielen van metselaars en voegers

omhoog
omhoog