Ingezonden persbericht


Weinig aannemers hebben last gehad van de bouwstakingen

Slechts 10,9% van de hoofdaannemers heeft last gehad van de zeven weken durende stakingen in de bouw. In de B&U had 8,4% van de hoofdaannemers te maken met werknemers die staakten. In de GWW was dit 2,9%. De hoofdaannemers GWW hadden meer indirect last van de stakingen doordat werken platlagen. Van de GWW bedrijven had 7,7% indirect last van de stakingen ten opzichte van 2,8% bij de B&U bedrijven. Dit blijkt uit onderzoek dat door bouwkennis.nl is uitgevoerd onder ruim 200 directeuren in de hoofdaannemerij B&U en GWW.

Bedreiging
Circa 3% van de werknemers in de bouw heeft gestaakt. In 1995 was dit nog bijna 9%. Het lage stakingspercentage heeft een aantal oorzaken. Zo vallen bepaalde onderaannemers niet onder de bouwCAO. Datzelfde geldt voor buitenlanders en ZZP'ers. Werknemers die wel onder de CAO vallen vonden het te lang duren, hadden geen vertrouwen in de bonden, of namen geen genoegen met de dagvergoeding van ¤ 58 tot ¤ 66. Ook medewerkers met een tijdelijk contract stonden niet te springen om te gaan staken. Het lage deelnemingspercentage is een belangrijke oorzaak dat nog niet de helft van de hoofdaannemers de stakingen als een bedreiging zag. Opvallend is dat de bedrijven uit de GWW sector de stakingen met meer angst volgde dan de B&U sector. Ruim 22% van de hoofdaannemers GWW zag de stakingen als een grote bedreiging ten opzicht van 5,6% van de hoofdaannemers B&U.

Looneisen
De meningen of de looneisen van de werknemers reëel waren lopen uiteen. De hoofdaannemers B&U zijn hierover aanzienlijk minder positief dan de hoofdaannemers GWW. De helft van de aannemers B&U vond de eisen niet reëel, bij de aannemers GWW was dit 36,5%. Opvallend is ook dat 20% van de directeuren zich er niet over uitliet of de eisen al dan niet reëel zijn.

De voornaamste reden om het eens te zijn met een hoger loon was de prijscompensatie en inflatiecorrectie. Aannemers vonden dat medewerkers meer mogen verdienen omdat het leven ook een stuk duurder zou zijn geworden. Daarnaast zouden slechte arbeidsomstandigheden een reden zijn om werknemers meer te betalen.

Aannemers die het er niet mee eens waren, vielen met name over de reisurenvergoeding. Ze vonden het onterecht om medewerkers te betalen voor uren die ze niet maken. Daarnaast waren ze van mening dat medewerkers reeds genoeg betaald krijgen, zo zouden ze vaak al boven de CAO zitten. Nog meer salaris is niet langer in overeenkomst met de prijs/prestatie. Tot slot is de afzwakkende economie een belangrijk argument. Iedereen zou een pas op de plaats moeten maken, aldus de aannemers die het niet eens waren met de looneisen van medewerkers.

Reisurenvergoeding
De commotie rond de reisurenvergoeding was een belangrijke bron voor de acties. Werknemers wilde de regeling dat zij per 50 km één uur uitbetaald krijgen handhaven. Het is opvallend dat 43,3% van de hoofdaannemers GWW en 27,1% van de hoofdaannemers B&U deze eis reëel vond. Respectievelijk 29,8% en 50,5% vond de eis niet reëel. Bedrijven die het niet eens zijn met de reisurenvergoeding geven als belangrijkste oorzaak aan dat hierdoor uren betaald moeten worden die niet worden gemaakt. Ook vinden veel werkgevers dat gedurende de reistijd geen arbeid wordt verricht en het zodoende ook niet betaald hoeft te worden. Ze maken ook een vergelijking met andere sectoren, waar medewerkers ook de uren niet vergoed krijgen om naar hun werk te rijden.

Uiteindelijk is afgesproken dat in de CAO een normregeling komt, bestaande uit een kilometertabel met het aantal uren waar werknemers recht op hebben. Vanaf 135 kilometer overleggen werkgever en werknemer en worden in principe de werkelijk gemaakte reisuren betaald.


Opstelling werkgevers
De aannemers B&U waren gematigd tevreden over de opstelling van de werkgeversvereniging in de onderhandelingen. Bijna 46% vond de opstelling goed, 25,2% was niet tevreden. Van de aannemers GWW is 22,1% tevreden en 13,5% niet. Relatief veel aannemers zijn waren bekend met de opstelling van werkgeversverenigingen of hebben hier geen mening over. Bij de aannemers GWW betrof dit maar liefst 64,4%. Bij de aannemers B&U lag dit aantal aanzienlijk lager, namelijk op 29%.

De aannemers die tevreden waren over de opstelling van werkgeversverenigingen, waren met name te spreken over de zakelijke, terughoudende houding. Ook inhoudelijk waren zij het met de standpunten eens. Niet snel toegeven, zou in het voordeel van werkgevers werken omdat er zo geen geld in de stakingskast over zou blijven. Naar schatting hebben de acties uiteindelijk zowel werkgevers als bonden ieder ¤ 10 miljoen gekost.

Van de aannemers die ontevreden waren over de houding van de werkgevers vonden de meeste dat ze minder arrogant hadden kunnen zijn en minder de publiciteit hadden moeten zoeken, omdat dit bij opdrachtgevers een slecht beeld zou geven. Ook vonden ze de stakingen te lang duren en het uiteindelijke resultaat te slap.

Marjet Rutten
De auteur is als operationeel manager verbonden aan de informatiesite bouwkennis.nl te Rotterdam. Bouwkennis.nl is een actueel onafhankelijk kennissysteem vol informatie over de bouwsector. In detail komen onder meer de bouwvolumes en ontwikkelingen aan de orde. Tevens wordt het hele bouwproces en de daarbij betrokken partijen omschreven en komen de media, brancheorganisaties, bijeenkomsten en actualiteiten aan bod. Een belangrijk deel van de informatie komt voort uit onderzoeken die door bouwkennis.nl in samenwerking met haar abonnees worden uitgevoerd.
Wanneer u meer informatie wenst over bouwkennis.nl kunt u bellen naar 010-2066996 of mailen naar info@bouwkennis.nl . Op de site is het mogelijk een gratis proefabonnement van een uur af te sluiten.

Achtergrondinformatie over de inhoud van het akkoord Het CAO akkoord kwam donderdag 2 mei onverwacht tot stand. De CAO heeft een looptijd van 27 maanden en eindigt op 31 maart 2004.

De werknemers hebben per 1 mei 2002 een eenmalige uitkering van ¤ 150 ter compensatie gekregen omdat hun loonsverhoging later dan 1 januari was doorgevoerd. Vanaf 1 juli 2002 wordt naast de automatische prijscompensatie een structurele loonsverhoging van 0,75% uitgekeerd. Per 31 december 2002, 1 juli en 31 december 2003 wordt alleen een prijscompensatie gegeven. Daarnaast ontvangen de medewerkers vanaf 1 juli 2003 nog een structurele loonsverhoging van 1,25%. Verder ontvangen medewerkers op 31 maart 2004 een eenmalig bonus van ¤ 125. De kostenvergoedingen worden per 1 juli 2002 met 3% verhoogd en de autokostenvergoeding gaat naar ¤ 0,28 per kilometer.

De reisurenvergoeding was een belangrijke oorzaak van de stakingen. Afgesproken is dat in de CAO een normregeling komt, bestaande uit een tabel met hetgeen waar werknemers recht op hebben. De tabel loopt van 25 tot 135 kilometer. Wordt er meer gereisd, dan moet worden overlegd over de vergoeding, waarbij in principe wordt uitgegaan van de werkelijke reisuren. Wanneer werkgever en werknemer niet tot overeenkomst kunnen komen, dan spreekt een beroepscommissie zich uit over de toepassing van de regeling.

Ten aanzien van ziekteverlof is afgesproken dat wanneer werkgever en werknemer onderling besluiten de ziekteperiode langer dan een jaar te laten duren, ook in het tweede ziektejaar het loon volledig wordt doorbetaald. Dit kan het geval zijn in het kader van de nieuwe Wet poortwachter als wordt verwacht dat de zieke werknemer alsnog in het tweede jaar kan terugkeren naar zijn werk.

Verder is nog gesproken over het verbeteren van de begaanbaarheid van bouwterreinen. Hier zijn echter meerdere partijen voor nodig, waaronder de opdrachtgever, die er geld voor over moet hebben het bouwterrein gedeeltelijk te laten verharden.