Universiteit van Amsterdam
Amsterdam scoort goed in internationale vergelijking wereldsteden
Gepubliceerd op woensdag 8 mei 2002
In een wereld waarin grenzen vervagen en concurrentie steeds
internationaler wordt, moeten ook landen en steden voortdurend attent
zijn op hun concurrentiepositie. Een bedrijf kan zijn positie
versterken door een overname, een fusie of een joint venture. Landen
en steden kunnen dat niet. Die moeten het uitsluitend hebben van hun
concurrentievoordelen. Harry Grosveld, die op 15 mei promoveert aan de
Universiteit van Amsterdam, heeft het concurrentieprofiel van 32
wereldsteden, waaronder Amsterdam, in kaart gebracht. Over de hele
wereld onderzocht Grosveld de perceptie van 1300 citymakers: bedrijven
en instellingen die bijdragen aan het internationaal profiel van een
stad. Amsterdam scoort hoog op aspecten als musea, cultuur, handel en
transport.
Londen en New York voeren de ranglijsten op bijna elk gebied aan, op
enige afstand gevolgd door Parijs en Tokio. Amsterdam komt in de
ranglijsten van Grosveld op de zesde plaats van topsteden voor musea
en voor internationale handel en transport. Met ballet, opera en
muziek komt Amsterdam op de achtste plaats, met corporate services op
de negende plaats. Als kennis- en wetenschapscentrum en voor
gastvrijheid en voor internationale organisaties schaart Amsterdam
zich bij de top vijftien. In de vergelijking over alle aspecten
tezamen komt Amsterdam op de dertiende plaats van leidende
wereldsteden.
Hoewel al in 1990 onderzoek is gedaan naar de concurrentiefactoren op
nationaal niveau (Michael Porter) waagde zich lange tijd niemand aan
een integraal onderzoek naar de factoren die bepalend zijn voor het
concurrentieprofiel van een stad. In de periode 1998-2001 ondervroeg
Harry Grosveld, oud-directeur Economische Zaken van de gemeente
Amsterdam, daarom 1300 citymakers naar hun mening over de
concurrentiepositie van tachtig wereldsteden. Op basis daarvan stelde
de promovendus ranglijsten op voor de waardering die een stad in de
wereld geniet. Hij bekeek de positie van de steden in alle facetten
tezamen (integrale perceptie) en in de afzonderlijke facetten en
functies: cultuur, gastvrijheid, onroerend goed en architectuur,
internationale handel en transport, wetenschap, corporate services,
musea, media, financiën, internationale organisaties en
multinationals. Aan de hand daarvan bracht hij voor 32 steden het
internationale concurrentieprofiel in beeld. Op basis van de
geselecteerde concurrentiefactoren kan, zo schrijft Grosveld, een
inschatting worden gegeven over de gevolgen van bijvoorbeeld de
ondergang van Sabena voor Brussel, van de ingrijpende verandering van
de skyline van New York of van de kansen voor Berlijn om zich aan te
sluiten bij de 'grote vier' Londen, New York, Parijs en Tokio.
Bron: UvA Persvoorlichting