Nationaal Comite 4 en 5 mei
Nationaal vrijheidsonderzoek 2002
Een monitoronderzoek over 4 en 5 mei en achterliggende thema's (grondrechten, democratie,
oorlog, vrijheid en verantwoordelijkheid)
Projectnummer: 2972 Amsterdam, april 2002
© Auteursrecht voorbehouden.
!!!! INHOUDSOPGAVE !!!!
HOOFDSTUK 1
INLEIDING 1
HOOFDSTUK 2 4 EN 5 MEI 5
HOOFDSTUK 3 GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 12
HOOFDSTUK 4 NORMEN EN WAARDEN 19
HOOFDSTUK 5 DE RECHTEN VAN NEDERLANDERS 25
HOOFDSTUK 6
DEMOCRATIE 28
HOOFDSTUK 7 OORLOG EN VREDE 31
HOOFDSTUK 8
VRIJHEID 37
HOOFDSTUK 9 ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT 41
HOOFDTUUK 10
ACHTERLIGGENDE
DIMENSIES 46
BIJLAGEN 1
De
vragenlijst
2 Beschrijving van de steekproef
3
Spontane
reacties
1.
1. INLEIDING
Het Nationaal Vrijheidsonderzoek is door bureau VELDKAMP uitgevoerd.
Dit onderzoek is opgezet om de beleving van de burgers ten aanzien van 4 en 5 mei te monito-
ren. Dit vanuit de gedachte dat deze beleving in de loop der tijd kan veranderen, doordat de
Tweede Wereldoorlog steeds verder achter ons ligt en jongere generaties in deze (multiculturele)
samenleving vaak geen directe eigen ervaringen hebben, gekoppeld aan 4 en 5 mei. Willen 4 en
5 mei een duidelijke plaats behouden in onze samenleving, dan moeten de uitwerking daarvan en
het gedachtegoed achter het herdenken van oorlogsslachtoffers en het vieren van de bevrijding
en de vrijheid aansluiten bij de beleving van burgers.
Het onderhavige rapport beschrijft de beleving door de burgers van de aan 4 en 5 mei gerela-
teerde thema's eind maart 2002.
Om trends te kunnen vaststellen zal het onderzoek in 2003, 2004 en 2005 herhaald worden.
Het onderzoek is breed opgezet. Dit blijkt enerzijds uit de betrokken partijen en anderzijds uit de
centrale thema's van het onderzoek. Het spreekt voor zich dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei
een centrale rol speelt in het project. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Rijksvoor-
lichtingsdienst/Publiek en Communicatie. De volgende ministeries zijn bij het project betrokken:
!" ministerie van Algemene Zaken & Rijksvoorlichtingsdienst
!" ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
!" ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking
!" ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
!" ministerie van Defensie
!" ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
!" ministerie van Justitie.
De centrale thema's zijn als volgt geformuleerd:
!" oorlog, vrede en vrijheid
!" grondrechten, mensenrechten en democratie
!" herdenken en vieren.
Naast bovengenoemde thema's is in het onderzoek ook aandacht besteed aan het onderwerp
vrijheid en communicatie, dit is het onderwerp van de 4 en 5 mei campagne die dit jaar onder de
slogan `vrijheid luistert nauw' wordt gevoerd.
P2972_4/5 mei _april 2002
INLEIDING 2.
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei kiest jaarlijks een ander onderwerp als invalshoek voor het aan
de orde stellen van het begrippenpaar `vrijheid en verantwoordelijkheid', dat in de beleidsperiode
2001 2005 centraal staat bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Zoals gezegd heeft het onderzoek een breed en beschrijvend karakter.
Het onderzoek biedt verder de mogelijkheid om van jaar tot jaar te zien welke opinies wel en
welke niet veranderd zijn.
Aan het daadwerkelijke veldwerk is derhalve een uitgebreid en zorgvuldig proces vooraf gegaan
om de thema's te vertalen in concrete vragen en stellingen die aan de respondenten zijn voorge-
legd en die (deels) ook de volgende jaren zullen worden opgenomen. Dit proces kende een aantal
fasen. Eerst hebben briefinggesprekken plaatsgevonden met het Nationaal Comité 4 en 5 mei en
vertegenwoordigers van de ministeries. Aan de hand hiervan is een checklist samengesteld die
de basis vormde voor zes groepsdiscussies met burgers.
Deze discussies hadden primair tot doel input te leveren voor het kwantitatieve monitor onder-
zoek in de vorm van bij de thema's passende, juist geformuleerde, begrijpelijke vragen en stellin-
gen. Vervolgens is de kwantitatieve vragenlijst vervaardigd die middels een pilotonderzoek is
getest.
Het onderzoek vond plaats in de periode dat de lijst Pim Fortuyn sterk opkwam in de verkie-
zingspolls in aanloop naar de Tweede Kamer Verkiezingen van 15 mei en dat hij de geruchtma-
kende uitspraken over `islam is achterlijk' en `afschaffen van het non-discriminatie beginsel uit
artikel 1' reeds had gemaakt.
In de onderzoeksperiode was het NIOD rapport over Screbrenica nog niet gepubliceerd en waren
politieke consequenties die dit rapport ten gevolge zouden hebben nog geen issue in de publieke
opinie.
De inhoud van dit rapport volgt de bovengenoemde thematiek nauwgezet, zij het in een ietwat
andere volgorde. Gestart wordt in hoofdstuk 2 met de opinies ten aanzien van de 4 en 5 mei
herdenking c.q. viering. In de vragenlijst is er overigens voor gekozen om eerst de thematieken
aan de orde te stellen en af te sluiten met de vragen over 4 en 5 mei, teneinde de opvattingen
over de thematieken niet te beïnvloeden door de opinies over 4 en 5 mei.
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de `shortlist' van maatschappelijke problemen. Waar maakt
men zich zorgen over zowel wereldwijd als nationaal? De uitkomsten hiervan laten zien welke
plaats onze thema's innemen tussen zaken als bijvoorbeeld milieu, armoede of discriminatie. In
hoofdstuk 4 wordt ingezoomd op normen en waarden. Wat zijn belangrijke normen en waarden
en aan wie ontleent men ze? De aandacht voor normen en waarden is tweeledig. Aan de ene
kant kleuren zij de beleving van onze thema's, aan de andere kant hebben normen en waarden
veel te maken met het begrip verantwoordelijkheid binnen het thema `Vrijheid en verantwoorde-
lijkheid'. De normen en waarden geven als het ware de gezamenlijke grenzen aan waarbinnen
vrijheid zich kan manifesteren. Na deze twee hoofdstukken waarin de setting van de thematiek
is geschetst komen de daadwerkelijke thema's aan de orde. Hoofdstuk 5 en 6 handelen over de
houding ten opzichte van grondrechten en democratie. Het volgende hoofdstuk beschrijft on-
dermeer de associaties met de begrippen oorlog en vrede.
P2972_4/5 mei _april 2002
INLEIDING 3.
Hoofdstuk 8 gaat over het thema vrijheid; wederom wordt dit begrip associatief ingevuld, daar-
naast komt het thema `vrijheid van meningsuiting' prominent aan de orde: wat vindt men dat
wel kan en wat kan niet? Hoe verhoudt de vrijheid van meningsuiting zich tot andere grondrech-
ten? De vrijheid waar het op 4 en 5 mei om gaat is niet de egocentrische vrijheid `dat ik kan
doen en laten wat ik wil'. In het hoofdstuk over vrijheid wordt derhalve ook aandacht besteed
aan verantwoordelijkheid en wel in zeer praktische zin: in hoeverre is men geneigd zich in te
zetten voor de eigen buurt?
De uitkomsten dienen ondermeer ter ondersteuning van de beleidsontwikkelingen van de betrok-
ken partijen. In dit kader is het zinvol om bepaalde doelgroepen te onderscheiden. Jongeren en
lager opgeleiden springen er wat dit betreft uit. In de diverse hoofdstukken wordt waar relevant
onderscheid gemaakt naar leeftijd en opleiding. In hoofdstuk 9 worden de verschillen per doel-
groep nog eens op een rij gezet. In het afsluitende hoofdstuk 10 tot slot laten we de a priori
indeling in thema's los en gaan we op zoek naar de achterliggende dimensies behorende bij het
antwoordpatroon van alle in het onderzoek opgenomen stellingen.
Alvorens over te gaan tot de beschrijving van de resultaten is enige aandacht voor de onder-
zoeksopzet op zijn plaats.
Uitgegaan is van het ondervragen van 900 autochtone Nederlanders, met 150 respondenten per
leeftijdscategorie. Daarbij zijn zes leeftijdscategorieën onderscheiden:
!" 13-17 jaar
!" 18-24 jaar
!" 25-34 jaar
!" 35-49 jaar
!" 50-64 jaar
!" 65 jaar en ouder.
Dat wil zeggen een sterke oververtegenwoordiging van de twee jongste leeftijdscategorieën.
Daardoor is het mogelijk per onderscheiden leeftijdscategorie uitspraken te doen.
De vragenlijst is rechtstreeks per computer aan de respondenten aangeboden. De vragen zijn
door de respondent zelf ingevuld en aan ons geretourneerd. Deze methode bestaat onder de
naam NIPO CAPI@Home (Computer Assisted Personal Interviewing) en betreft een `panel' van
zo'n 20.000 huishoudens (50.000 personen).
Er zijn enkele belangrijke voordelen van de CAPI@Home methode te noemen ten opzichte van de
`klassieke' face to face methode. Voornaamste voordeel is dat de respondenten de vragenlijst
zelf in kunnen vullen op een door hen gewenst tijdstip. In vergelijking met andere onderzoeksme-
thoden is hierbij over het algemeen vooral de kwaliteit van antwoorden op open vragen hoger:
men neemt de tijd voor het beantwoorden van de vragen en er zit geen enquêteur tussen, dus
geen enquêteursbias.
Het veldwerk is uitgevoerd van 22 tot en met 27 maart 2002. In totaal zijn 1.011 vragenlijsten
verwerkt. De steekproef is op een aantal kenmerken (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, grootte
huishouden, regio en stedelijkheid) vergeleken met landelijke cijfers (MiniCensus 2000) en waar
nodig gecorrigeerd (zie bijlage 2). Het resultaat is dat we kunnen spreken van een representatie-
ve steekproef op deze achtergrondkenmerken.
P2972_4/5 mei _april 2002
INLEIDING 4.
Reeds is vermeld dat in de multiculturele samenleving de beleving van 4 en 5 mei van allochtone groep tot allochtone groep zou kunnen verschillen. Onderzoek om de mening van deze groepen over onze thema's in kaart te brengen vergt een specifieke aanpak. In een later stadium van dit project zullen ook de allochtonen `gehoord' worden. In dit rapport blijven zij buiten beschouwing.
In de volgende hoofdstukken worden de resultaten weergegeven in afgeronde percentages,
waarbij percentages met de eerste decimaal ! 5 naar boven zijn afgerond en percentages met
een decimaal
P2972_4/5 mei _april 2002
5.
2. 4 EN 5 MEI
Vrijwel iedereen weet op welke datum de dodenherdenking plaatsvindt (92%) en wanneer de
viering van de bevrijding is (93%).
De jongste groep ( 13- 17 jaar) is wat minder goed op de hoogte (4 mei 84%, 5 mei 88%); de
oudste groep (65 jaar en ouder) is meer dan gemiddeld op de hoogte (4 mei 97%, 5 mei 97%).
Gevraagd is wie of wat er precies herdacht wordt op 4 mei en wat op 5 mei wordt gevierd. Een selectie van de antwoorden is opgenomen in bijlage 3.
Op de vraag of 4 mei of 5 mei meer bij de Tweede Wereldoorlog hoort, meent het merendeel dat beide data daarbij horen (60%); 22% kiest voor 4 mei en 15% voor 5 mei.
Uit de toelichting bij de antwoorden blijkt dat men voor beide data kiest, omdat: !" 4 en 5 mei behoren onverbrekelijk met elkaar verbonden te zijn. Zo is het vanaf 1945 ge- weest en zo zou het eigenlijk moeten blijven. Dat er nu mensen zijn die daar anders over (zijn gaan) denken, betreur ik, maar zal het moeten accepteren. !" Dodenherdenking; om er aan te denken dat mensen voor onze democratie het leven hebben gelaten en soms op gruwelijke wijze. De bevrijdingsdag: omdat ik blij ben dat ik dankzij de inzet van veel mensen mag genieten van mijn vrijheid. !" We moeten de slachtoffers niet vergeten aan de ene kant en aan de andere kant worden we door de bevrijdingsdag er aan herinnerd hoe belangrijk vrijheid en vrede is.
Men kiest voor 4 mei, omdat
!" Nederland herdenkt maar eenmaal per jaar zijn doden uit de Tweede Wereldoorlog en geniet
iedere dag van de herwonnen vrijheid.
!" Omdat zovelen hun leven hebben gegeven voor de vrijheid van heel vele anderen. Zij, die de
bevrijding kunnen vieren, hebben de oorlog overleefd.
!" Bevrijding is wel leuk, maar er zijn doden gevallen die hun leven hebben opgeofferd om ande-
re mensen te beschermen.
Men kiest voor 5 mei, omdat:
!" 4 mei hoort bij alle oorlogen, 5 mei bij de Tweede Wereldoorlog
!" 5 mei is de dag waarop de bevrijding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland een feit
was. Naar mijn mening is 4 mei een willekeurige datum die wel hoort bij 5 mei, maar op zich
had het ook een andere datum kunnen zijn.
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 6.
Vooral 4 mei vindt men een belangrijke dag:
Tabel 2.1 Belang 4 mei en 5 mei
belangrijk dat jaarlijks de belangrijk dat jaarlijks de
oorlogsslachtoffers op 4 mei bevrijding en de vrijheid
herdacht worden gevierd worden
% %
!" heel belangrijk (5) 52 43
!" wel belangrijk (4) 34 38
!" noch belangrijk/noch onbelangrijk (3) 8 10
!" niet zo belangrijk (2) 4 6
!" helemaal niet belangrijk (1) 1 2
!" weet niet 1 1
!" gemiddelde 4,3 4,2
De antwoorden op beide vragen hangen sterk samen, zoals de volgende tabel laat zien.
Tabel 2.2 Belang 4 mei en 5 mei gecombineerd
belang 5 mei
(totaal
100%) heel belangrijk wel belangrijk minder belangrijk
i
!" heel belangrijk 38 11 3
!" wel belangrijk 4 25 4
ng 4 melabe !" minder belangrijk 1 3 10
Van alle ondervraagden vindt 38% beide dagen heel belangrijk, terwijl 10% beide dagen niet zo
belangrijk vindt. Er zijn meer ondervraagden die 4 mei wel heel belangrijk vinden, en 5 mei (iets)
minder belangrijk dan er ondervraagden zijn die 5 mei heel belangrijk vinden, maar 4 mei minder
belangrijk.
De oudste groep (65 jaar en ouder) vindt beide dagen belangrijker dan de overige leeftijdsgroe-
pen. De jongste groep (13 17 jaar) scoort op beide dagen gemiddeld. Dat blijkt uit de volgen-
de figuur.
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 7.
5
4,8
4,6
4,4
4,2
4
3,8
3,6
3,4
3,2
3
13-17 jaar 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar e.o
belang 4 mei belang 5 mei
Figuur 2.1 Belang 4 en 5 mei naar leeftijd (gemiddelde scores)
Ook naar opleidingsniveau zijn er verschillen. Lager opgeleiden vinden 4 en 5 mei minder belang-
rijk.
5
4,8
4,6
4,4
4,2
4
3,8
3,6
3,4
3,2
3
lager opgeleiden middelbaar opgeleiden hoger opgeleiden
belang 4 mei belang 5 mei
Figuur 2.2 Belang 4 en 5 mei naar opleidingsniveau (gemiddelde scores)
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 8.
Aan de ondervraagden zijn zeven stellingen voorgelegd die betrekking hebben op 4 mei. De re-
sultaten zijn als volgt:
De jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei:
78 17 2 11
Is respect tonen voor de oorlogsslachtoffers
70 19 5 3 2
Is een moment waarop wordt stilgestaan bij de gevolgen van oorlog, zowel vroeger als nu
68 17 8 5 3
Moet ook in de toekomst doorgaan
61 23 7 4 3
Is een moment waarop men zich realiseert dat vrede en vrijheid levens kost
57 20 11 5 6
Blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking bestaat
9 28 9 13 41
Heeft steeds minder betekenis naarmate de Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt
3 6 9 11 71
Zegt me helemaal niets
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 2.3 Stellingen 4 mei
Algemeen wordt onderschreven dat 4 mei respect tonen is voor de oorlogsslachtoffers, dat het
een moment is waarop wordt stilgestaan bij de gevolgen van oorlog, zowel vroeger als nu en
waarop men zich realiseert dat vrede en vrijheid levens kost.
Meer dan 80% vindt dat 4 mei ook in de toekomst moet doorgaan. Een belangrijk gedeelte van
de ondervraagden (37%) is wel van mening dat 4 mei steeds minder betekenis heeft naarmate
de Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt. Personen van 50 jaar en ouder reageren positie-
ver op 4 mei.
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 9.
Tabel 2.3 Stellingen 4 mei naar leeftijd
leeftijd
jonger dan 50 jaar of
totaal 35 jaar 35-49 jaar ouder
4 mei gem.* gem. gem. gem.
!" is respect tonen voor de oorlogsslachtoffers 4,7 4,7 4,7 4,8
!" is een moment waarop wordt stilgestaan bij de
gevolgen van oorlog, zowel vroeger als nu 4,5 4,5 4,5 4,6
!" moet ook in de toekomst doorgaan 4,4 4,5 4,3 4,5
!" is een moment waarop men zich realiseert dat
vrede en vrijheid levens kost 4,4 4,2 4,3 4,6
!" blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking
bestaat 4,2 4,2 4,0 4,4
!" heeft steeds minder betekenis naarmate de
Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt 2,5 2,6 2,6 2,4
!" zegt me helemaal niets 1,6 1,7 1,7 1,4
* gemiddelde scores, waarbij helemaal eens = 5 en helemaal niet eens = 1
Vanzelfsprekend is er een sterke samenhang tussen het belang dat men toekent aan 4 mei en
deze stellingen:
Tabel 2.4 Stellingen 4 mei naar belang 4 mei
belang 4 mei
heel wel minder
totaal belangrijk belangrijk belangrijk
4 mei gem.* gem. gem. gem.
!" is respect tonen voor de oorlogsslachtoffers 4,7 5,0 4,7 4,0
!" is een moment waarop wordt stilgestaan bij de
gevolgen van oorlog, zowel vroeger als nu 4,5 4,8 4,4 3,7
!" moet ook in de toekomst doorgaan 4,4 4,9 4,3 2,9
!" is een moment waarop men zich realiseert dat
vrede en vrijheid levens kost 4,4 4,6 4,2 3,6
!" blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking
bestaat 4,2 4,5 4,2 3,0
!" heeft steeds minder betekenis naarmate de
Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt 2,5 1,8 3,0 4,0
!" zegt me helemaal niets 1,6 1,2 1,6 3,0
* gemiddelde scores, waarbij helemaal eens = 5 en helemaal niet eens = 1
Naar geslacht, opleidingsniveau en regio zijn de verschillen op de stellingen gering.
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 10.
Er zijn ook stellingen voorgelegd over de viering van de bevrijding:
60 22 10 4 3
Moet ook in de toekomst doorgaan
60 25 10 1 2
Is een dag waarop je er bij stilstaat, dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, maar verantwoordelijkheid vraagt
51 22 13 5 6
Blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking bestaat
46 29 14 5 4
Is stilstaan bij grondrechten, mensenrechten en democratie
42 28 19 5 5
Is stilstaan bij tolerantie en verdraagzaamheid
35 29 20 9 5
Is een dag waar je je solidair voelt met mensen die nu niet in vrijheid leven
7 29 11 13 39
Heeft steeds minder betekenis naarmate de Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt
3 5 9 16 67
Zegt me helemaal niets
17 11 20 60
Is gewoon een dag om te feesten, de aanleiding doet er niet toe
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 2.4 Stellingen 5 mei
Men ziet 5 mei vooral als een dag waarop je er bij stilstaat, dat vrijheid niet vanzelfsprekend is,
maar verantwoordelijkheid vraagt. Daarnaast is 5 mei ook wel stilstaan bij grondrechten, men-
senrechten en democratie, een dag die actueel blijft zolang er oorlog en onderdrukking bestaan,
en stilstaan bij tolerantie en verdraagzaamheid. Ook bij 5 mei vindt meer dan 80% dat het in de
toekomst moet doorgaan. Opnieuw zien we dat veel ondervraagden (36%) vinden dat 5 mei
steeds minder betekenis heeft naarmate de Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt. Slechts
een kleine groep vindt het een gewone feestdag (9%).
Ook bij deze stellingen blijkt dat ouderen positiever reageren op 5 mei.
P2972_4/5 mei _april 2002
4 EN 5 MEI 11.
Tabel 2.5 Stellingen 5 mei naar leeftijd
leeftijd
jonger dan 50 jaar of
totaal 35 jaar 35-49 jaar ouder
5 mei gem.* gem. gem. gem.
!" moet ook in de toekomst doorgaan 4,3 4,4 4,3 4,4
!" is een dag waarop je er bij stilstaat dat vrijheid
niet vanzelfsprekend is, maar verantwoordelijk-
heid vraagt 4,4 4,3 4,4 4,6
!" blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking
bestaan 4,1 4,1 4,0 4,2
!" is stilstaan bij grondrechten, mensenrechten en
democratie 4,1 4,1 3,9 4,3
!" is stilstaan bij tolerantie en verdraagzaamheid 4,0 4,0 3,9 4,1
!" is een dag waar je je solidair voelt met mensen
die nu niet in vrijheid leven 3,8 3,7 3,7 4,0
!" heeft steeds minder betekenis naarmate de
Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt 2,5 2,5 2,5 2,6
!" zegt me helemaal niets 1,6 1,7 1,7 1,5
!" is gewoon een dag om te feestem, de aanlei-
ding doet er niet toe 1,7 1,8 1,8 1,6
* gemiddelde scores, waarbij helemaal eens = 5 en helemaal niet eens = 1
Deze stellingen hangen ook weer sterk samen met het belang dat men toekent aan 5 mei.
Tabel 2.6 Stellingen 5 mei naar belang 5 mei
belang 5 mei
heel wel minder
totaal belangrijk belangrijk belangrijk
5 mei gem.* gem. gem. gem.
!" moet ook in de toekomst doorgaan 4,3 4,9 4,4 3,1
!" is een dag waarop je er bij stilstaat dat vrijheid
niet vanzelfsprekend is, maar verantwoordelijk-
heid vraagt 4,4 4,8 4,4 3,6
!" blijft actueel zolang er oorlog en onderdrukking
bestaan 4,1 4,6 4,0 3,0
!" is stilstaan bij grondrechten, mensenrechten en
democratie 4,1 4,6 4,0 3,2
!" is stilstaan bij tolerantie en verdraagzaamheid 4,0 4,4 3,9 3,2
!" is een dag waar je je solidair voelt met mensen
die nu niet in vrijheid leven 3,8 4,2 3,8 2,9
!" heeft steeds minder betekenis naarmate de
Tweede Wereldoorlog verder achter ons ligt 2,5 1,8 2,8 3,7
!" zegt me helemaal niets 1,6 1,2 1,6 2,7
!" is gewoon een dag om te feestem, de aanlei-
ding doet er niet toe 1,7 1,4 1,7 2,3
* gemiddelde scores, waarbij helemaal eens = 5 en helemaal niet eens = 1
De lager opgeleiden onderschrijven de laatste drie stellingen (minder betekenis, zegt me niets,
gewoon een dag om te feesten) meer dan gemiddeld en dat geldt ook voor personen uit de drie
grote steden.
P2972_4/5 mei _april 2002
12.
3. GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND
Bijna de helft van de ondervraagden maakt zich vaak zorgen over onderwerpen die wereldwijd
spelen en iets meer dan de helft maakt zich vaak zorgen over onderwerpen die in Nederland spe-
len.
Tabel 3.1 Zorgen onderwerpen wereldwijd en in Nederland
zorgen over onder- zorgen over onder-
werpen wereldwijd werpen Nederland
% %
!" heel vaak (5) 10 13
!" (4) 36 38
!" (3) 39 39
!" (2) 13 9
!" nooit (1) 2 1
gemiddelde 3,4 3,5
Speelt de thematiek rondom oorlog en vrijheid überhaupt bij de burgers? Maakt men er zich zor-
gen over? Om deze vragen te beantwoorden is een lijst met zaken voorgelegd waarover men
zich wereldwijd dan wel landelijk zorgen zou kunnen maken.
Wereldwijd staat `onze' thematiek in de vorm van `oorlog' bovenaan de `shortlist' van proble-
men, nationaal gezien hebben de zaken waar de grootste groep zich zorgen over maakt ook ster-
ke raakvlakken met onze thematiek. We praten dan over agressie en geweld en veiligheid. Natio-
naal kortom: `onze' problematiek wordt door grote groepen als relevant ervaren. Laten we de
cijfers meer in detail bekijken.
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 13.
Wereldwijd maakt men zich over de volgende onderwerpen de meeste zorgen:
Tabel 3.2 Zorgen wereldwijd
als eerste
genoemd als tweede als derde totaal ge-
(n= 861) genoemd genoemd noemd
zorgen wereldwijd % % % %
!" oorlogen 19 12 13 43
!" terrorisme 19 13 9 42
!" criminaliteit 16 14 10 40
!" ziekten (aids e.d.) en gezondheid 6 10 13 29
!" milieu, klimaatrampen 8 10 9 26
!" fundamentalisme 9 7 6 22
!" kloof tussen arm en rijk 4 7 5 16
!" schendingen van mensenrechten 5 4 6 15
!" armoede 4 5 4 13
!" overbevolking 3 4 5 11
!" discriminatie 2 3 5 10
!" vluchtelingen 1 3 4 8
!" wereldeconomie 2 2 2 7
!" technologische ontwikkelingen 1 1 1 2
!" weet niet 2 * * 2
Oorlogen, terrorisme en criminaliteit worden duidelijk gezien als de drie onderwerpen in de we-
reld, waar men zich de meeste zorgen over maakt. Het feit dat terrorisme hoog `scoort' is ver-
moedelijk het gevolg van de terroristische aanslag in New York op 11 september 2001. Vooral
ouderen (50 jaar en ouder) en hoger opgeleiden blijken zich vaak zorgen te maken over onder-
werpen die wereldwijd spelen.
Hoger opgeleiden maken zich relatief vaak zorgen over het milieu en klimaatrampen, lager opge-
leiden over criminaliteit. Hoger en lager opgeleiden maken zich in gelijke mate zorgen over oorlog
en terrorisme.
Er zijn duidelijke verschillen naar leeftijd. Jongeren maken zich relatief vaak zorgen over oorlo-
gen, ouderen over terrorisme, fundamentalisme en criminaliteit.
Tabel 3.3 Zorgen wereldwijd naar leeftijd
(totaal genoemd) 13-34 jaar 35-49 jaar 50 jaar e.o.
zorgen wereldwijd % % %
!" oorlogen 50 48 34
!" terrorisme 38 38 49
!" criminaliteit 34 37 47
!" ziekten (aids e.d.) en gezondheid 31 31 25
!" milieu, klimaatrampen 31 26 22
!" fundamentalisme 15 21 28
!" kloof tussen arm en rijk 14 16 18
!" schendingen van mensenrechten 15 14 15
!" armoede 16 10 12
!" overbevolking 11 9 13
!" discriminatie 10 10 11
!" vluchtelingen 7 10 8
!" wereldeconomie 8 8 6
!" technologische ontwikkelingen 3 1 2
!" weet niet 2 3 1
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 14.
Van alle ondervraagden noemt 14% nog andere onderwerpen waar men zich wereldwijd zorgen over maakt. Het vaakst genoemd wordt egoïsme/individualisme. Andere onderwerpen zijn: macht van de Verenigde Staten, wapenwedloop, dierenleed, misbruik van kinderen, dictaturen.
In Nederland maakt men zich vooral zorgen over de volgende onderwerpen:
Tabel 3.4 Zorgen Nederland
als eerste
genoemd als tweede als derde totaal ge-
(n= 914) genoemd genoemd noemd
zorgen Nederland % % % %
!" agressie, geweld 28 16 13 56
!" criminaliteit 18 16 12 45
!" gezondheidszorg 10 12 10 31
!" veiligheid 7 10 9 26
!" egoïsme/individualisme 10 6 7 23
!" vluchtelingen/asielzoekers 7 8 8 22
!" opvoeding kinderen 3 4 5 12
!" overbevolking 3 4 4 12
!" multiculturele samenleving 4 3 4 11
!" discriminatie 2 3 5 10
!" tijdsdruk, stress 1 4 4 10
!" onderwijs 2 4 4 10
!" milieu 1 3 4 9
!" economie 1 2 3 5
!" werkgelegenheid * 2 2 4
!" weet niet 2 * * 2
Agressie, geweld en criminaliteit zijn de onderwerpen in Nederland waar men zich de meeste zorgen over maakt. Ook gezondheidszorg wordt vaak genoemd.
Ook hier laat de actualiteit zich vermoedelijk gelden. De huidige verkiezingsstrijd voor de Tweede Kamerverkiezingen in mei gaat nagenoeg over dezelfde issues.
Ook als het gaat om de problemen in Nederland zijn er verschillen naar leeftijd. Ouderen maken zich relatief vaak zorgen over criminaliteit, gezondheidszorg en egoïsme/individualisme:
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 15.
Tabel 3.5 Zorgen Nederland naar leeftijd
(totaal genoemd) 13-34 jaar 35-49 jaar 50 jaar e.o.
zorgen Nederland % % %
!" agressie, geweld 56 55 59
!" criminaliteit 41 45 50
!" gezondheidszorg 27 32 35
!" veiligheid 25 27 26
!" egoïsme/individualisme 20 19 28
!" vluchtelingen/asielzoekers 23 21 22
!" opvoeding kinderen 11 14 12
!" overbevolking 11 14 11
!" multiculturele samenleving 14 8 12
!" discriminatie 10 11 9
!" tijdsdruk, stress 11 16 4
!" onderwijs 12 8 9
!" milieu 12 6 8
!" economie 7 6 3
!" werkgelegenheid 5 4 4
!" weet niet 2 3 1
Van alle respondenten noemt 13% nog andere onderwerpen waar men zich in Nederland zorgen over maakt. Verreweg het meest genoemd is de afstand tussen politiek en burger. Daarnaast worden genoemd: het verval van normen en waarden, het beleid ten aanzien van immigranten, de vergrijzing en de zorg voor ouderen, de huisvesting, de mobiliteit en files.
Vervolgens is gevraagd of men zelf iets aan de genoemde onderwerpen zou kunnen doen. Ten
aanzien van de onderwerpen die wereldwijd spelen, meent 34% daar wel iets aan te kunnen
doen en 44% niet. Over de problemen in Nederland is men optimistischer: 48% meent er wel
wat aan te kunnen doen en 35% niet.
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 16.
We hebben gekeken wat de relatie is tussen het onderwerp dat men noemt en de mening of men
er zelf iets aan kan doen.
80
60
40
20
77 69 64 45 53 46 41 32 19 11 10
0
-10 -26 -31 -14 -39 -38 -34 -42 -57 -58 -80
-20
-40
-60
-80
en en m me
milieu, olking logen risme
rampen ziekt en rijk
armoede sen ar bev oor terro
schendingen er criminaliteit eldeconomie
mensenrecht klimaat ov
kloof tus fundamentalis wer
kan niets doen ja, kan wel iets doen
Figuur 3.1 Iets doen aan wereldproblemen, naar onderwerp
Aan de wereldproblemen criminaliteit, oorlogen, terrorisme en wereldeconomie meent men
overwegend niets te kunnen doen; aan de andere onderwerpen wel: mensenrechten, milieu en
armoede vooral.
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 17.
Dan het beeld van Nederland:
80
60
40
20
76 71 68 49 48 55 44 41 33 32 21
0
-14 -14 -27 -23 -31 -41 -37 -52 -45 -47 -63
-20
-40
-60
-80
e/ ijs g
m me ren w ing zor
olking
egoïs idualis onder menlev criminatie bev veiligheid
dis criminaliteit er
indiv oeding kinde- ov vluchtelingen/ asielzoekers
opv multiculturele sa- agressie, geweld gezondheids
kan niets doen ja, kan wel iets doen
Figuur 3.2 Iets doen aan problemen in Nederland, naar onderwerp
Men meent vooral aan egoïsme, opvoeding kinderen en onderwijs wel wat te kunnen doen, maar
aan onderwerpen als bevolking, veiligheid, gezondheidszorg en vooral vluchtelingen/asielzoekers
minder.
Wat men er aan zou kunnen doen, varieert niet veel qua genoemd onderwerp en of het een we-
reldprobleem of een probleem in Nederland betreft. Het meest noemt men als eigen bijdrage: het
goede voorbeeld geven. Verder door je mening te laten horen, door in gesprek te gaan. Een an-
dere bijdrage is organisaties of politieke partijen te steunen die volgens de ondervraagden de
beste oplossingen bieden. Aan het buitenland kan financiële steun gegeven worden. Een bijdrage
kan ook zijn, jongeren via opvoeding en onderwijs positieve opvattingen bij te brengen.
P2972_4/5 mei _april 2002
GEPERCIPIEERDE PROBLEMEN IN DE WERELD EN IN NEDERLAND 18.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
De mate waarin men zich zorgen maakt over problemen in de wereld en in Nederland en de on-
derwerpen waar men zich wereldwijd en in Nederland zorgen over maakt, hangen samen met het
belang dat men hecht aan de herdenking van de oorlogsslachtoffers op 4 mei en aan de viering
van de bevrijding en de vrijheid op 5 mei.
Naarmate men zich vaker zorgen maakt over onderwerpen die wereldwijd en in Nederland spe-
len, vindt men het belangrijker dat er op 4 mei wordt herdacht en er op 5 mei wordt gevierd.
Personen die het heel belangrijk vinden dat er op 4 mei wordt herdacht, noemen vaker dan ge-
middeld de kloof tussen arm en rijk en de armoede als onderwerpen waarover men zich wereld-
wijd zorgen maakt. Bij respondenten die 4 mei minder belangrijk vinden, ligt de nadruk relatief
vaak op problemen als ziekten/gezondheid en overbevolking. Er is geen relatie tussen het belang
dat men toekent aan 5 mei en de onderwerpen die men noemt bij wereldwijde problemen.
Bij problemen in Nederland noemen personen die 4 mei heel belangrijk vinden, relatief vaak ego-
isme/individualisme als belangrijk probleem, terwijl mensen die 4 mei minder belangrijk vinden,
vaker het onderwerp overbevolking noemen. Personen die 5 mei niet zo belangrijk vinden, noe-
men tijdsdruk/stress vaker als probleem in Nederland dan mensen die de viering op 5 mei wel als
heel belangrijk ervaren.
P2972_4/5 mei _april 2002
19.
4. NORMEN EN WAARDEN
De aandacht voor normen en waarden in dit onderzoek is tweeledig. Aan de ene kant vormen
normen en waarden de basis van waaruit men de thematiek beschouwt. Aan de andere kant
maken normen en waarden een integraal deel uit van de thema's vrijheid en verantwoordelijk-
heid. De gezamenlijke normen en waarden grenzen aan de individuele vrijheid. Over normen en
waarden of het verval ervan wordt momenteel veel gesproken. Om te formuleren waar het dan
precies over gaat is voor de respondenten niet eenvoudig te verwoorden. Het meest gebruikte
begrip is `respect'. Op zich blijkt dit ook meer een breed begrip. Het kan dan gaan om respect
jegens een andere cultuur, een ander geloof, voor andere meningen. Respect wordt ook regelma-
tig in samenhang met behulpzaamheid genoemd. Overigens lijkt het erop dat respect ook zijn
grenzen kent. Het geldt in "in zekere mate" of "tot een bepaald niveau".
De vraag wat de belangrijkste normen en waarden zijn voor de ondervraagden, roept veel op.
De genoemde antwoorden zijn meestal terug te brengen tot drie categorieën: respect, ´wat gij
niet wilt dat u geschiedt .....´ en eerlijkheid.
Voorbeelden van de categorie ´respect´ zijn:
!" Elkaar waarderen, zoals hij/zij is (tot een bepaald niveau), respect hebben iets over hebben
voor elkaar.
!" In principe verdient ieder een zekere mate van respect, tenzij dit door wangedrag in ernstige
mate wordt verhinderd. Bejegen een ieder in eerste instantie met respect. Wees behulpzaam
voor de zwakkeren. Geen vooroordelen gezien geloof, afkomst of nationaliteit.
!" Respect en belangstelling voor andere meningen, met name andere culturen binnen de
samenleving.
!" Respect voor anderen, vrijheid voor andere meningen, zorgen voor sociaal zwakkeren.
!" Respect voor anderen, maar die moeten ook respect teruggeven.
!" Respect voor alles wat leeft, kijk eerst naar het innerlijke, dan pas naar het uiterlijke.
!" Elkaar gelijk behandelen.
Voorbeelden van de categorie ´wat gij niet wilt dat u geschiedt ......´ zijn:
!" Behandel een ander zoals je zelf door die ander behandeld zou willen worden.
!" Dat wat u niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook bij een ander niet.
Voorbeelden van ´eerlijkheid´ zijn:
!" Eerlijk zijn, geen zinloos geweld.
!" Eerlijk zijn tegenover iedereen.
!" Ik vind dat de mensen gewoon eerlijk tegen elkaar moeten zijn en als er wat is, dat er ge-
woon met elkaar over gesproken moet worden, zonder dat er ruzie van komt.
P2972_4/5 mei _april 2002
NORMEN EN WAARDEN 20.
De spontane reacties zijn als volgt.
Tabel 4.1 Belangrijkste normen en waarden
(spontane reacties) %
!" respect 35
!" `wat gij niet wil dat u geschiedt ...' 25
!" eerlijkheid 11
!" normen vanuit religie 4
!" elkaar in waarde laten 3
!" elkaar niet tot last zijn 2
!" anders 20
Men ontleent zijn of haar normen en waarden vooral aan de ouders; ook de partner en het gezin
blijken vaak een belangrijke rol te spelen.
De kerk blijkt in de huidige tijd nog slechts voor een kleine minderheid als normen en waarden-
kompas te fungeren.
Tabel 4.2 Aan wie ontleent men normen en waarden
eerste tweede totaal
antwoord antwoord geantwoord
aan wie of wat ontleent u vooral uw normen en waarden? % % %
!" ouders 44 16 60
!" partner/gezin 23 23 46
!" vrienden 5 20 25
!" familie 8 14 22
!" religie/religieuze leiders 5 4 9
!" school * 4 4
!" collega´s * 3 4
!" kranten 1 2 2
!" politieke leiders 1 1 2
!" televisie/radio * 2 2
!" idolen (muziek, sport e.d.) * 0 *
!" anders 9 2 11
!" weet niet 3 * 3
Vanzelfsprekend hangen deze antwoorden samen met de leeftijd die men heeft. Dat wordt geïl-
lustreerd door de volgende weergave. Vanaf 35 jaar is het beeld constant: ouders en part-
ner/gezin worden even vaak genoemd, vrienden worden weinig genoemd. De jongeren noemen
relatief vaak ouders en vrienden.
P2972_4/5 mei _april 2002
NORMEN EN WAARDEN 21.
%
100
80
60
40
20
0
13-17 jaar 18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar e.o
ouders partner/gezin vrienden Figuur 4.1 Aan wie ontleent men normen en waarden, naar leeftijd
Aan de ondervraagden zijn negen stellingen voorgelegd, waar men het mee eens of oneens kan
zijn.
P2972_4/5 mei _april 2002
NORMEN EN WAARDEN 22.
De resultaten zijn als volgt:
82 14 3 10
Het wordt hoog tijd dat de mensen meer respect voor anderen tonen
79 15 4 10
Ouders zouden bij de opvoeding van hun kinderen veel meer aandacht moeten besteden aan het bijbrengen van
normen en waarden
49 38 10 2 1
Als je ziet dat iemand in elkaar wordt geslagen, moet je helpen
25 41 25 6 2 De samenleving gaat ten onder aan vergaand individualisme
25 30 15 17 13
Nederland moet geld blijven geven aan ontwikkelingslanden, ook als het minder goed gaat met de economie in
Nederland
15 28 25 18 14
De aanwezigheid van verschillende culturen is een verrijking van de Nederlandse samenleving
9 36 24 20 11
Je kunt de meeste mensen wel vertrouwen
4 13 18 24 41
Nederland moet helemaal geen geld meer uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking
2 3 5 7 83
Ik vind dat iedereen het recht zou moeten hebben om een wapen bij zich te dragen, om zichzelf te kunnen
verdedigen
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 4.2 Stellingen normen en waarden
Met twee stellingen is men het vaak helemaal eens: mensen moeten meer respect voor anderen
tonen en ouders zouden bij de opvoeding veel meer aandacht moeten besteden aan normen en
waarden. Uit de correlaties blijkt dat deze twee stellingen zeer sterk positief met elkaar samen-
hangen, dat wil zeggen dat als men het eens is met de eerste stelling, men het ook eens is met
de tweede stelling, en omgekeerd: als men het oneens is met de eerste stelling is men het ook
vaak oneens met de tweede stelling.
Beide stellingen hangen ook sterk positief samen met de stelling dat de samenleving ten onder
gaat aan vergaand individualisme (waar men het overigens iets minder vaak mee eens is).
P2972_4/5 mei _april 2002
NORMEN EN WAARDEN 23.
Daarnaast blijken drie stellingen sterk met elkaar samen te hangen: de twee stellingen die te
maken hebben met ontwikkelingshulp (meer dan de helft vindt dat Nederland geld moet geven
ook als het minder goed gaat met de economie, 16% vindt dat er geen geld uitgegeven zou
moeten worden aan ontwikkelingshulp een negatieve relatie) en de stelling dat de aanwezig-
heid van verschillende culturen een verrijking is (positief met de eerste, negatief met de tweede
uitspraak). Beide clusters van stellingen hangen niet met elkaar samen.
Verdeeld is men als het gaat over of de meeste mensen wel te vertrouwen zijn (45% eens, 31%
oneens). Vrijwel niemand vindt dat iedereen het recht zou moeten hebben een wapen bij zich te
dragen. Het eerste cluster (normen en waarden) hangt vooral samen met leeftijd (de jongste
groep is het minder met de drie stellingen eens, personen van 50 jaar en ouder zijn het er meer
mee eens). Het tweede cluster (ontwikkelingshulp en verschillende culturen geven verrijking)
hangt sterk samen met het opleidingsniveau van de ondervraagden: lager opgeleiden zijn vaker
tegen ontwikkelingshulp en vinden andere culturen geen verrijking, hoger opgeleiden zijn vaker
voor ontwikkelingshulp en vinden andere culturen wel een verrijking.
Hoger opgeleiden vinden vaker dan lager opgeleiden dat andere mensen te vertrouwen zijn; ho-
ger opgeleiden zijn meer tegen het dragen van wapens.
Eigen gedrag
In hoeverre men zelf iets zou doen aan gedrag van anderen, dat in strijd is met gangbare normen
en waarden, is onderzocht door de vraag "Zou u er iets van zeggen als iemand ...", en vervol-
gens vijf situaties te schetsen. De resultaten zijn als volgt:
64 31 5
Voordringt in een rij bij de kassa
40 40 20
Een sigaret rookt in een niet-roken coupé in de trein
38 41 21
Iets uit een winkel steelt
34 50 16
Bij het minste of geringste gaat schelden
19 52 29
Een blikje op straat gooit
% zou daar zeker iets van zeggen % zou daar misschien iets van zeggen % zou daar niets van zeggen
Figuur 4.3 Stellingen eigen gedrag
P2972_4/5 mei _april 2002
NORMEN EN WAARDEN 24.
Het meest actief reageert men op voordringen in een rij, het minst bij het gooien van een blikje
op straat. Het wel of niet reageren op het gedrag van anderen zal wellicht bepaald worden door
het belang dat men toekent aan dat gedrag, het eigen belang (van voordringen heeft men zelf
last) en de angst voor de reactie van anderen (winkeldiefstal, de dief zou iets terug kunnen
doen).
Alle items hangen positief met elkaar samen.
Naar achtergrondkenmerken zijn er twee betekenisvolle verschillen te constateren: jongeren
(1317 jaar en 1824 jaar) zijn minder geneigd in actie te komen als iemand een blikje op straat
gooit en personen uit de drie grote steden zijn minder geneigd in actie te komen als iemand
steelt in een winkel.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
Het belang dat men hecht aan de herdenking op 4 mei en aan de viering op 5 mei blijkt samen te
hangen met een aantal van de stellingen die met normen en waarden te maken hebben.
Personen die 4 en 5 mei belangrijk vinden, vinden ook vaker dat Nederland geld moet blijven
geven aan ontwikkelingslanden, ook als het minder goed gaat met de economie en dat de aan-
wezigheid van verschillende culturen een verrijking is van de samenleving dan personen die 4 en
5 mei minder belangrijk vinden. Personen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden, onderschrijven
minder dan de overige respondenten dat Nederland helemaal geen geld moet uitgeven aan ont-
wikkelingssamenwerking en dat iedereen het recht zou moeten hebben een wapen bij zich te
dragen. Ook bij de overige stellingen is het zo dat respondenten die 4 en 5 mei belangrijk vinden,
de stellingen over normen en waarden vaker onderschrijven dan personen die 4 en 5 mei minder
belangrijk vinden, maar die verschillen zijn niet zo groot als bij de eerder beschreven stellingen.
Er zijn geen relaties tussen het belang dat men toekent aan de herdenking op 4 mei en de viering
op 5 mei enerzijds en anderzijds het eigen gedrag ten aanzien van gedrag van anderen, dat in
strijd is met gangbare normen en waarden.
P2972_4/5 mei _april 2002
25.
5. DE RECHTEN VAN NEDERLANDERS
De rechten van alle Nederlanders zijn omschreven in de Nederlandse Grondwet. Een aantal
grondrechten is aan de ondervraagden voorgelegd, met de vraag welke rechten men het
belangrijkste vindt.
Tabel 5.1 Belang van rechten van Nederlanders
eerst ge- als tweede als derde totaal ge-
noemd genoemd genoemd noemd
% % % %
!" vrijheid van meningsuiting 26 21 16 63
!" gelijkheidsbeginsel (een gelijke behandeling in
gelijke gevallen) 19 17 12 47
!" sociale rechten 16 15 14 45
!" recht op privacy 9 12 15 36
!" lichamelijke integriteit 10 12 8 30
!" bescherming van de woning 7 10 9 26
!" discriminatieverbod 4 5 6 15
!" vrijheid van godsdienst 4 4 6 14
!" kiesrecht 3 2 8 13
!" weet niet 3 * * 3
In feite zijn het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod in één artikel gekoppeld in de
grondwet. Op grond van het kwalitatieve onderzoek zijn ze afzonderlijk aan de ondervraagden
voorgelegd.
De vrijheid van meningsuiting vindt men het belangrijkste recht, gevolgd door het gelijkheidsbe-
ginsel en de sociale rechten. Weinig genoemd worden het discriminatieverbod, vrijheid van
godsdienst en het kiesrecht. Relatief grote verschillen bestaan er tussen lager opgeleiden en
hoger opgeleiden, zoals de volgende grafiek laat zien.
P2972_4/5 mei _april 2002
DE RECHTEN VAN NEDERLANDERS 26.
%
100
80
60
40
20
0
l t
ten bod rech
ningsuit. eginse ech privacy dsdienst kies
iale r t op .integriteit inatiever
soc lich
rech erming woning
ch
vrijheid me gelijkheidsb vrijheid go
bes discrim
hoog opgeleiden laag opgeleiden
Figuur 5.1 Belang van rechten van Nederlanders, naar opleidingsniveau
Lager opgeleiden noemen vaak het recht op privacy en bescherming woning, hoger opgeleiden vrijheid van meningsuiting en het gelijkheidsbeginsel.
Er zijn ook enige verschillen naar leeftijd:
%
100
80
60
40
20
0
l t
ten bod rech
ningsuit. eginse ech privacy dsdienst kies
iale r t op .integriteit inatiever
soc lich
rech erming woning
ch
vrijheid me gelijkheidsb vrijheid go
bes discrim
50 jaar of ouder 34 jaar of jonger
Figuur 5.2 Belang van rechten van Nederlanders, naar leeftijd Jongeren vinden vrijheid van meningsuiting, sociale rechten en lichamelijke integriteit relatief wat belangrijker, ouderen bescherming van de woning. Over het algemeen nemen de 35-49 jarigen een tussenpositie in, met uitzondering van het gelijkheidsbeginsel waar deze groep hoger scoort; en recht op privacy waar de 35-49 jarigen wat lager scoren dan de jongeren en ouderen.
P2972_4/5 mei _april 2002
DE RECHTEN VAN NEDERLANDERS 27.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
Als het gaat om het belang van de rechten van Nederlanders, zijn er enige verschillen naar de
mate dat men de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei belangrijk vindt.
Respondenten die de herdenking op 4 mei heel belangrijk vinden, vinden het discriminatieverbod
en de vrijheid van godsdienst vaker belangrijker dan ondervraagden die 4 mei minder belangrijk
vinden en ze vinden de bescherming van de woning minder belangrijk dan personen die niet zo
hechten aan 4 mei.
De verschillen tussen personen die de viering op 5 mei heel belangrijk vinden en personen die dat
niet zo belangrijk vinden, zijn bij het belang van de rechten van Nederlanders minder groot.
Bij één onderwerp is er een significant verschil: personen die 5 mei heel belangrijk vinden, vinden
het recht discriminatieverbod vaker belangrijk dan ondervraagden die 5 mei minder belangrijk
vinden.
P2972_4/5 mei _april 2002
28.
6. DEMOCRATIE
Op de vraag wat men het meest wezenlijke, het belangrijkste van het leven in een democratie
vindt, komen diverse meningen naar voren.
Het meest noemt men vrijheid van meningsuiting.
Tabel 6.1 Wezenlijk aan democratie
(spontane reacties) %
!" vrijheid van meningsuiting 30
!" vrijheid 14
!" alle stemmen tellen mee 9
!" het recht van het individu 9
!" gelijkheid 8
!" de beslissingen op basis van alle meningen 5
!" anders 25
Uit de verschillende antwoorden op deze (open) vraag, is een selectie opgenomen in bijlage 3.
Men reageert als volgt op een aantal stellingen die betrekking hebben op democratie.
49 28 13 6 5
Nieuwkomers in Nederland zouden een test moeten afleggen, waaruit blijkt dat ze voldoende weten van de
rechten en plichten in Nederland
48 31 12 6 3
In een democratie moet alle informatie openbaar zijn
37 40 17 5 1
In een democratie moet je altijd zoveel mogelijk rekening houden met alle standpunten
32 37 13 10 8
Democratie houdt in dat je je moet neerleggen bij het standpunt van de meerderheid, ook al ben je het er niet
mee eens
3 13 22 26 35
Ik houd mij niet aan regels waar ik het niet mee eens ben
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 6.1 Stellingen democratie
P2972_4/5 mei _april 2002
DEMOCRATIE 29.
Men is het er in het algemeen over eens dat in een democratie alle informatie openbaar moet
zijn, dat je je in een democratie moet neerleggen bij het standpunt van de meerderheid en dat je
in een democratie rekening moet houden met alle standpunten. Men is het niet eens met de stel-
ling dat je je niet aan regels houdt waar je het niet mee eens bent. Men is het er over eens dat
nieuwkomers een test zouden moeten afleggen, waaruit blijkt dat ze voldoende weten van rech-
ten en plichten in Nederland.
De samenhangen tussen de vijf items zijn betrekkelijk gering. De drie items over democratie to-
nen een redelijk positieve samenhang. De twee andere items (niet aan regels houden, nieuwko-
mers) hangen daar nauwelijks mee samen.
Personen jonger dan 35 jaar zijn het met deze uitspraken minder eens dan gemiddeld (zie figuur
6.2), personen van 50 jaar en ouder zijn het er meer dan gemiddeld mee eens, met uitzondering
van de stelling `ik houd mij niet aan regels waar ik het niet mee eens ben', waar jongeren het
meer dan gemiddeld mee eens zijn en ouderen minder dan gemiddeld. Grafisch weergegeven
(waarbij de stelling betreffende het niet houden aan regels is omgescoord):
5
4,8
4,6
4,4
4,2
4
3,8
3,6
3,4
3,2
3
2,8
2,6
2,4
2,2
2
informatie openbaar nieuwkomers test rekening alle neerleggen (niet)houden regels
standpunten meerderheid
34 jaar of jonger 35-49 jaar 50 jaar of ouder
Figuur 6.2 Stellingen democratie naar leeftijd (gemiddelde scores)
Het grootste verschil naar leeftijd zien we bij de stelling dat democratie inhoudt dat je je moet
neerleggen bij het standpunt van de meerderheid.
P2972_4/5 mei _april 2002
DEMOCRATIE 30.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
Er is een samenhang tussen het belang dat men hecht aan 4 en 5 mei en sommige stellingen
over democratie. Dat geldt voor de items `in een democratie moet alle informatie openbaar zijn'
(die vaker wordt onderschreven door personen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden) en `ik houd
mij niet aan regels waar ik het niet mee eens ben' (die vaker wordt onderschreven door personen
die 4 en 5 mei niet zo belangrijk vinden).
De stellingen `in een democratie moet je altijd zoveel mogelijk rekening houden met alle stand-
punten' en `democratie houdt in dat je je moet neerleggen bij de standpunten van de meerder-
heid, ook al ben je het er niet mee eens', worden iets vaker onderschreven door personen die 4
en 5 mei heel belangrijk vinden, maar de verschillen zijn minder uitgesproken dan bij de twee
eerstgenoemde stellingen.
P2972_4/5 mei _april 2002
31.
7. OORLOG EN VREDE
Wat roept het begrip oorlog op? Deze open vraag wekt de volgende associaties op:
Tabel 7.1 Wat roept oorlog op?
(spontane reacties) %
!" ellende 18
!" slachtoffers 14
!" angst 13
!" geweld 10
!" verkeerd/onnodig 5
!" Tweede Wereldoorlog 4
!" afschuw 4
!" aantasting mensenrechten 3
!" schade aan het land 3
!" agressie/haat 3
!" ongelukkige tijd 3
!" anders 20
Een selectie van de gegeven antwoorden is opgenomen in bijlage 3.
Er is ook gevraagd wat het begrip vrede oproept. Het begrip vrede roept de volgende ssociaties
op:
Tabel 7.2 Wat roept vrede op?
(spontane reacties) %
!" in harmonie samenleven 19
!" rust/tevredenheid 16
!" toekomstdroom 15
!" in vrijheid kunnen leven 8
!" blijheid 7
!" geluk 7
!" geen oorlog/geen gebrek 6
!" veiligheid 4
!" vrij om te doen wat je wilt 3
!" democratie 3
!" anders 12
In bijlage 3 is ook een selectie opgenomen van de spontane reacties op het begrip vrede.
P2972_4/5 mei _april 2002
OORLOG EN VREDE 32.
Het merendeel van de ondervraagden is niet optimistisch over de kansen op wereldvrede, ooit:
Tabel 7.3 Kansen op wereldvrede
---
!" ja, zeker 5 22
!" ja, misschien 17
!" denk ik niet 56 75
!" zeker niet 18
!" weet niet 3
Deze antwoorden hangen niet samen met geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en regio van de
ondervraagden. Op de gegeven antwoorden is een toelichting gevraagd. Een selectie is opgeno-
men in bijlage 3.
Vervolgens zijn negen stellingen over oorlog en vrede aan de ondervraagden voorgelegd. De re-
sultaten zijn als volgt.
49 22 15 9 4
Er is geen enkele rechtvaardiging voor welke oorlog dan ook
40 39 16 4 2 Conflicten tussen burgers en overheid zijn te voorkomen door meer onderlinge contacten
36 40 15 6 4 Conflicten tussen verschillende culturele groepen in een land zijn te voorkomen door meer onderlinge contacten
35 40 19 5 2 Conflicten tussen verschillende landen zijn te voorkomen door meer onderlinge contacten
29 43 16 6 6 Gewelddadig ingrijpen is soms nodig om een einde te maken aan onrechtvaardigheid
20 33 23 12 12
Als de verschillen tussen arme en rijke mensen kleiner worden, dan is de kans op oorlogen ook kleiner
12 35 28 16 10 Ik ben bang dat er ook in Nederland terroristische aanslagen zullen komen
11 26 23 13 27
Oorlog voeren hoort bij de menselijke natuur
9 20 22 20 29
Ik ben wel eens bang voor een oorlog in Nederland
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 7.1 Stellingen oorlog en vrede
P2972_4/5 mei _april 2002
OORLOG EN VREDE 33.
Bijna de helft van de ondervraagden is bang voor terroristische aanslagen in Nederland; bijna een
derde is wel eens bang voor een oorlog in Nederland.
Bijna driekwart vindt dat er geen enkele rechtvaardiging is voor welke oorlog dan ook; geweld-
dadig ingrijpen is echter soms wel nodig, meent ook bijna driekwart van de ondervraagden.
Meer onderlinge contacten kunnen conflicten voorkomen, zowel als het gaat om conflicten tus-
sen burgers en overheid, om conflicten tussen culturele groepen in een land en om conflicten
tussen landen.
Heel verdeeld is men over de stelling dat oorlog voeren bij de menselijke natuur hoort (37%
eens, 40% oneens).
Uit de onderlinge correlaties blijkt dat er bij deze negen stellingen in feite drie dimensies te on-
derscheiden zijn: de drie items die te maken hebben met conflict oplossen door communicatie,
de twee items die te maken hebben met angst (voor aanslagen, voor oorlog in Nederland) en de
drie items die te maken hebben met oorlog (geweld soms nodig, oorlog hoort bij menselijke na-
tuur en (negatief) geen rechtvaardigingen voor oorlog).
De angst voor oorlog is groter bij vrouwen en lager opgeleiden. Verder blijken personen jonger dan 35 jaar op alle stellingen minder positief te scoren dan ge- middeld en personen van 50 jaar en ouder positiever dan gemiddeld. Bij alle stellingen blijken ouderen stelliger in hun mening dan jongeren. Het grootste verschil tussen jongeren en ouderen is er bij de angst voor terroristische aanslagen. Deze angst leeft veel meer bij ouderen. Van de 13-34 jarigen is 40% het (helemaal) eens met deze stelling, van de 35-49 jarigen 43%, terwijl 58% van de personen van 50 jaar of ouder bang is voor terroristische aanslagen. Als het gaat om angst voor een oorlog in Nederland zijn er nauwelijks verschillen tussen jongeren en ouderen.
De stelling `als de verschillen tussen arme en rijke mensen kleiner worden, dan is de kans op oorlogen ook kleiner', wordt vaker onderschreven door personen van 50 jaar of ouder (65% (he- lemaal) eens) dan door ondervraagden van 13-34 jaar (47%) en van 35-49 jaar (46%).
Militair ingrijpen
Onder welke omstandigheden zou Nederland wel of niet mee moeten helpen bij militair ingrijpen
in oorlogen en conflicten in de wereld? We legden de ondervraagden vier stellingen voor.
Een minderheid geeft aan dat Nederland zeer zeker zou moeten helpen bij militair ingrijpen in
oorlogen en conflicten in de wereld in diverse situaties. De grootste categorie is steeds `ja,. mis-
schien', kennelijk vindt men het geen eenvoudige beslissing en twijfelt men van geval tot geval.
P2972_4/5 mei _april 2002
OORLOG EN VREDE 34.
Nederland zou mee moeten helpen bij het militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in de wereld:
39 46 14 2
Zodra de veiligheid van Nederlanders waar ook ter wereld in het geding is
36 52 9 3
Zodra de veiligheid van onze NAVO-bondgenoten in het geding is
22 52 20 6
Zodra de mensenrechten waar ook ter wereld worden geschonden
18 53 22 6
Zodra de veiligheid van bevriende landen buiten de NAVO in het geding is
% ja, zeker % ja, misschien % nee, denk ik niet % nee, zeker niet
Figuur 7.2 Stellingen militair ingrijpen
De onderlinge correlaties van deze vier items zijn heel hoog. De items hangen niet samen met
geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en regio van de ondervraagden.
Vervolgens zijn de volgende vier stellingen voorgelegd.
42 34 20 3 2
Het is heel belangrijk dat Nederland actief bijdraagt aan de internationale rechtsorde (zoals oorlogstribunalen en het
Internationale Hof voor Justitie)
15 25 25 14 20
Bij conflictsituaties of oorlogen stellen internationale verdragen niets voor, dan geldt het recht van de sterkste
11 32 29 14 14
Nederland moet bijdragen aan de vrijheid en veiligheid elders in de wereld, ook al kost dat levens van Nederlandse
soldaten
9 20 24 25 22
Nederland zou zich minder moeten bemoeien met de problemen van andere landen (zoals schendingen van
mensenrechten, onderdrukking en geweld)
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 7.3 Stellingen verantwoordelijkheid Nederland
P2972_4/5 mei _april 2002
OORLOG EN VREDE 35.
Met de uitspraak dat het belangrijk is dat Nederland actief bijdraagt aan de internationale rechts- orde, is men het overwegend eens. De andere stellingen zijn meer omstreden. Dat geldt voor de uitspraken dat internationale verdragen niets voorstellen en voor de stelling dat Nederland moet bijdragen aan vrijheid en veiligheid (zelfs al kost dat Nederlandse levens), waar men het meer mee eens is dan oneens. Meer oneens dan eens is men het met de stelling dat Nederland zich minder zou moeten bemoeien met problemen van andere landen. Hoger opgeleiden vinden vaker dat Nederland moet bijdragen aan vrijheid en veiligheid elders en minder vaak dat Nederland zich minder moet bemoeien met problemen van andere landen. Over het algemeen zijn jongeren het minder vaak eens met deze uitspraken en ouderen vaker.
Tabel 7.4 Stellingen verantwoordelijkheid Nederland, naar leeftijd
13-34 jaar 35-49 jaar 50 jaar e.o.
gem. gem. gem.
!" Het is heel belangrijk dat Nederland actief bijdraagt aan de
internationale rechtsorde (zoals oorlogstribunalen en Interna-
tionale Hof voor Justitie) 4,1* 4,0 4,3
!" Bij conflictsituaties of oorlogen stellen internationale verdra-
gen niets voor, dan geldt het recht van de sterkste 2,9 2,9 3,3
!" Nederland moet bijdragen aan de vrijheid en veiligheid elders
in de wereld, ook al kost dat levens van Nederlandse soldaten 3,1 3,1 3,2
!" Nederland zou zich minder moeten bemoeien met de proble-
men van andere landen (zoals schendingen van mensenrech-
ten, onderdrukking en geweld) 2,6 2,6 2,8
* gemiddelde score op vijfpuntsschaal, waarbij helemaal mee eens = 5 en helemaal niet mee eens = 1
Er is een sterke positieve samenhang tussen de uitspraken dat Nederland actief bijdraagt aan de
internationale rechtsorde en dat Nederland moet bijdragen aan de vrijheid en veiligheid elders. Er
is ook een sterke positieve samenhang tussen de uitspraken dat internationale verdragen niets
voorstellen en dat Nederland zich minder zou moeten bemoeien met de problemen van andere
landen. De laatste uitspraak hangt negatief samen met de items over de actieve bijdrage aan de
rechtsorde en over de Nederlandse bijdrage aan de vrijheid en veiligheid elders.
De stellingen over de actieve bijdrage van Nederland aan de internationale rechtsorde en over de
Nederlandse bijdrage aan vrijheid en veiligheid elders in de wereld hangen positief met elkaar
samen, ze hangen beide negatief samen met de stelling dat Nederland zich minder moet bemoei-
en met de problemen van andere landen.
P2972_4/5 mei _april 2002
OORLOG EN VREDE 36.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
Het belang dat men toekent aan 4 en 5 mei blijkt met een aantal items rond oorlog en vrede
samen te hangen.
Dat geldt niet voor de vraag over de kansen op wereldvrede. Wel voor een aantal andere items.
Degenen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden, zijn vaker van mening dat er geen enkele recht-
vaardiging voor welke oorlog dan ook is en dat conflicten tussen culturele groepen, tussen ver-
schillende landen en tussen burgers en overheid te voorkomen zijn door meer onderlinge contac-
ten.
Degenen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden, zijn ook meer geneigd de stellingen te onder-
schrijven dat Nederland mee zou moeten helpen bij militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in
de wereld. Dat geldt vooral als het gaat om schendingen van mensenrechten.
Als het gaat om de verantwoordelijkheid van Nederland, bestaan ook duidelijke verschillen naar
het belang dat men hecht aan 4 en 5 mei. Personen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden, zijn
vaker dan anderen van mening dat het belangrijk is dat Nederland actief bijdraagt aan de interna-
tionale rechtsorde en dat Nederland moet bijdragen aan de vrijheid en veiligheid elders in de we-
reld. Vooral personen die 5 mei heel belangrijk vinden, zijn het minder eens met de stellingen dat
bij conflictsituaties internationale verdragen niets voorstellen en dat Nederland zich minder zou
moeten bemoeien met problemen van andere landen.
P2972_4/5 mei _april 2002
37.
8. VRIJHEID
Wat roept het begrip vrijheid op? Uit de spontane reacties komt vooral zelfbeschikking naar vo-
ren.
Tabel 8.1 Wat roept vrijheid op?
(spontane reacties) %
!" zelfbeschikking 42
!" vrijheid van meningsuiting 11
!" leven zonder angst 5
!" als het geen oorlog is 5
!" dat je blij bent 5
!" geluk 4
!" anders 28
Een selectie van de antwoorden op de vraag wat het begrip vrijheid oproept, is in bijlage 3
weergegeven.
Op de vraag: "Mensen hebben recht op vrijheid van meningsuiting en kunnen dus zeggen wat ze
willen. Maar tegelijkertijd mogen mensen anderen niet discrimineren. Discriminatie en vrijheid
van meningsuiting botsen dus in sommige gevallen met elkaar. Wat vindt u het belangrijkst?",
antwoordt 71% dat het recht op vrijheid van meningsuiting belangrijker is, terwijl 24% kiest
voor verbod op discriminatie. Vooral mannen en lager opgeleiden kiezen voor vrijheid van me-
ningsuiting; vrouwen en hoger opgeleiden kiezen relatief vaak voor verbod op discriminatie. Per-
sonen uit de drie grote steden kiezen relatief vaak voor vrijheid van meningsuiting.
Naar leeftijd zijn er bij deze vraag geen verschillen.
P2972_4/5 mei _april 2002
VRIJHEID 38.
We legden de ondervraagden zeven stellingen voor, die betrekking hebben op vrijheid van me-
ningsuiting. Men reageert als volgt:
58 33 6 2 1
Tegenwoordig houden mensen veel te weinig rekening met anderen
46 35 14 3 2
De overheid moet zorgen dat alle, ook afwijkende geluiden gehoord kunnen worden
34 46 13 4 3
De overheid mag bepaalde vrijheden inperken om daarbij de veiligheid van iedereen te bevorderen
31 36 22 6 6 Het is goed dat de overheid tv- en radio-omroepen subsidieert, want anders komen ouderen, jongeren, religieuze en culturele groepen en andere minderheden te weinig aan bod
27 38 17 15 4 Iedereen heeft het recht om voor zijn of haar mening uit te komen, ook al voelen anderen zich daardoor gekwetst
15 26 24 22 13
Niemand heeft het recht om mij voor te schrijven wat ik wel of niet mag doen of laten
15 29 20 19 18 Cabaretiers en kunstenaars mogen best mensen beledigen want dat is de vrijheid van meningsuiting
% helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 8.1 Stellingen vrijheid van meningsuiting
Er is een sterke samenhang tussen de twee stellingen die te maken hebben met de overheid die
moet zorgen dat afwijkende geluiden gehoord kunnen worden.
De vrijheid van meningsuiting wordt onderschreven bij de stelling dat iedereen het recht heeft
voor zijn of haar mening uit te komen, maar beledigen door cabaretiers en kunstenaars gaat ve-
len te ver. Beide uitspraken hangen wel sterk samen. Men vindt dat de overheid moet zorgen dat
afwijkende meningen gehoord worden, maar men vindt aan de andere kant dat de overheid wel
het recht heeft bepaalde vrijheden in te perken als de veiligheid in het geding is. Verdeeld is men
over de stelling dat niemand het recht heeft anderen voor te schrijven wat te doen of te laten
(41% eens, 36% oneens).
De oudste groep (65 jaar en ouder) vindt vaker dat de overheid moet zorgen dat afwijkende me-
ningen gehoord kunnen worden. Ze zijn echter minder positief als het gaat om de vrijheid van
meningsuiting. Ook naar opleiding zijn er enige verschillen. Hoger opgeleiden vinden vaker dat de
overheid moet zorgen dat afwijkende meningen gehoord kunnen worden, terwijl lager opgeleiden
vaker vinden dat niemand het recht heeft voor te schrijven wat men wel of niet mag doen of
laten.
P2972_4/5 mei _april 2002
VRIJHEID 39.
De opvatting dat cabaretiers en kunstenaars mensen mogen beledigen in het kader van de vrij- heid van meningsuiting wordt vooral onderschreven door jongeren (jonger dan 35 jaar). Ouderen (50 jaar of ouder) en personen uit niet-stedelijke gebieden zijn het minder met deze stelling eens. Naar geslacht, opleidingsniveau en regio zijn er bij deze stelling geen verschillen. De stelling dat het goed is dat de overheid omroepen subsidieert, omdat anders allerlei groepen te weinig aan bod komen, wordt vooral onderschreven door hoger opgeleiden. Naar geslacht, leeftijd, regio en de mate van stedelijkheid zijn er bij deze stelling geen verschillen.
Slechts 17% vindt dat vooraanstaande publieke personen die zich beledigend uitlaten over be-
paalde groepen, voor de rechter moeten gedaagd. Bijna de helft van alle ondervraagden (48%)
vindt dat er met ze in discussie moet worden gegaan. Andere antwoorden: uit functie zetten
(13%), geen aandacht aan schenken (12%). Bijna een derde kiest dus voor de `harde' lijn (rech-
ter, uit functie zetten). Ouderen en hoger opgeleiden vinden vaker dat ze voor de rechter ge-
daagd zouden moeten worden.
Eigen verantwoordelijkheid
Als er in een wijk spanningen zijn tussen verschillende bevolkingsgroepen, dan zou de overheid
het initiatief moeten nemen voor oplossingen, meent 62%; een derde van de ondervraagden
vindt dat de bewoners het initiatief moeten nemen. Naar achtergrondkenmerken van de onder-
vraagden zijn er bij deze vraag geen verschillen.
Vervolgens zijn zes stellingen voorgelegd die betrekking hebben op de eigen verantwoordelijk-
heid.
29 42 23 3 3
Ik ben bereid om me actief in te zetten voor een buurt waarin het prettig is om te wonen
24 42 22 8 4 In mijn buurt zeg ik er iets van als mensen rommel op straat gooien of geluidsoverlast veroorzaken
14 28 22 16 19
Ik vind dat de overheid het recht heeft om opvangcentra aan te wijzen voor junks en daklozen, ook al is het in
mijn eigen buurt
10 25 22 22 21
Veiligheid op straat is in wezen meer een zaak van de burger dan van de overheid
8 19 27 27 19 Ik bemoei me bij voorkeur zo weinig mogelijk met de mensen in mijn buurt
6 29 40 13 11 Ik zou meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de buurt waar ik woon % helemaal mee eens % enigszins mee eens % noch eens, noch oneens % enigszins mee oneens % helemaal mee oneens
Figuur 8.2 Stellingen eigen verantwoordelijkheid
P2972_4/5 mei _april 2002
VRIJHEID 40.
De meeste mensen zijn wel bereid zich actief in te zetten voor de eigen buurt en mensen aan te
spreken op rommel en geluidsoverlast.
Omstreden zijn de stellingen of de veiligheid op straat meer een zaak is voor de burger dan voor
de overheid en het recht van de overheid om opvangcentra voor junks en daklozen aan te wij-
zen.
De onderlinge correlaties binnen deze zes stellingen zijn over het algemeen positief, met uitzon-
dering van de stelling dat men zich zo weinig mogelijk bemoeit met mensen in de buurt (die ne-
gatief correleert). Lager opgeleiden blijken zich minder met mensen in hun buurt te bemoeien,
evenals jongeren en personen uit de drie grote steden.
Ouderen lijken zich vaker druk te maken over hun buurt dan jongeren als het gaat om het zich
inzetten voor een leefbare buurt.
De relaties met de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
De verschillende stellingen die in dit hoofdstuk aan de orde zijn gekomen, zijn in relatie gebracht met het belang dat men aan de herdenking op 4 mei en aan de viering op 5 mei toekent. De stellingen over vrijheid van meningsuiting hangen meestal samen met het belang dat men hecht aan 4 mei. Personen die 4 mei heel belangrijk vinden, vinden vaker dat de overheid om- roepen moet subsidiëren om iedereen aan bod te laten komen, dat de overheid moet zorgen dat alle geluiden gehoord kunnen worden, maar ook dat de overheid bepaalde vrijheden mag inper- ken om daarbij de veiligheid van iedereen te bevorderen. Minder sterk zijn de samenhangen van deze items met het belang dat men hecht aan 5 mei. Degenen die 5 mei heel belangrijk vinden, vinden wel vaker dat de overheid omroepen moet subsidiëren om iedereen aan bod te laten ko- men, maar bij de andere stellingen zijn er nauwelijks verschillen. De stellingen over cabaretiers en kunstenaars die alles zouden moeten kunnen zeggen, dat iedereen het recht heeft voor zijn of haar mening uit te komen en dat niemand het recht heeft iemand voor te schrijven wat hij of zij wel of niet mag doen of laten, hangen niet samen met het belang dat men hecht aan 4 en 5 mei. De stellingen over de eigen verantwoordelijkheid hangen meestal samen met het belang dat men aan 4 en 5 mei hecht. Personen die 4 en 5 mei heel belangrijk vinden, zijn vaker bereid zich ac- tief in te zetten voor hun buurt en ze vinden dat ze meer verantwoordelijkheid voor hun buurt zouden moeten nemen. Ze vinden ook vaker dat de overheid het recht heeft om opvangcentra aan te wijzen, zelfs tegen de wens van de bewoners in.
P2972_4/5 mei _april 2002
41.
9. ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT
In dit hoofdstuk laten we het licht schijnen op enkele specifieke groepen in het onderzoek. We
kijken daarbij naar afwijkende reacties op de stellingen van vrouwen en mannen, jongeren, lager
opgeleiden en bewoners van grote steden.
Bij het identificeren van afwijkende thema's bij de groepen is als volgt te werk gegaan:
!" allereerst zijn per groep de afwijkende standpunten geïdentificeerd
!" daarna zijn deze afwijkingen ingedeeld naar thema
!" vervolgens zijn per thema de sterkst afwijkende standpunten in kaart gebracht.
Vrouwen en mannen
Allereerst kijken we naar verschillen tussen mannen en vrouwen in hun reacties op de 49 voor-
gelegde stellingen. Tussen mannen en vrouwen blijken niet veel verschillen op te treden. Bij 16
van de 49 stellingen treden verschillen tussen de seksen op. Die stellingen die verschillen zijn
onder te brengen in drie thema's: defensie, andere culturen en individualisme.
man vrouw
"00
80
60
40
20
0 " 2 3 4 5 6 7 8 s 9 "0 ""
g e og en d
jpen and est t eelt
icht landen ogelijk
ngri s nodi landen n buurt
ederl ers d geven ts st e dragen
g i ng oorl geen gel eggen al
som gi bang voor gel ings in m en i
geen enkel n N kom ings
en en pl and ie m ens
og i euw ikkel ikkel m apen t
elddadi vaardi eleens w w ie e zo
w ni w
oorl recht ont iets van z et m
ont m
gew recht oei m recht
bem
Figuur 9.1 Percentage dat het helemaal of enigszins eens is met de voorgelegde stellingen, uitgesplitst naar
geslacht. Voor drie thema's staan de grootste verschillen weergegeven.
P2972_4/5 mei _april 2002
ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT 42.
Vrouwen blijken een kritischer houding ten opzichte van oorlog te hebben, vriendelijker ten op-
zichte van andere culturen te staan en minder individualistisch te zijn ingesteld.
Voor wat betreft defensie geldt dat vrouwen het minder vaak eens zijn met de stelling dat
gewelddadig ingrijpen soms nodig is om een einde te maken aan onrechtvaardigheid, terwijl zij
vaker vinden dat er geen enkele rechtvaardiging voor welke oorlog dan ook is. Tevens zijn vrou-
wen vaker bang voor een oorlog in Nederland.
Bij de houding ten opzichte van andere culturen zien we dat vrouwen het minder vaak eens zijn
met de stelling dat nieuwkomers in Nederland een test zouden moeten afleggen waaruit blijkt
dat ze voldoende weten van de rechten en plichten in Nederland. Daarnaast zijn vrouwen een
grotere voorstander van ontwikkelingssamenwerking dan mannen.
Tot slot zijn vrouwen het minder vaak eens met de stellingen dat iedereen het recht zou moeten
hebben om een wapen te dragen, en dat men zich minder vaak zo min mogelijk met mensen in
de eigen buurt bemoeit. Wel zouden vrouwen er minder vaak iets van zeggen als iemand iets uit
een winkel steelt.
Jongeren
De ondervraagde jongeren (13-24 jaar) blijken op veel gebieden een afwijkende groept te vor-
men. Bij maar liefst 25 stellingen hebben de jongeren een significant afwijkende mening. De
afwijkingen zijn onder te brengen in drie categorieën: onderwerpen die te maken hebben met
normen en waarden, democratie en defensie.
25 jaar e/o 13 t/m 24 jaar
"00
80
60
40
20
0 e
" 2en en 3 4 5 6 en 7 d 8 9 g "e0 og ""d
en en ism jpen
ens eggen lighei levens
jbrengen gooi s nodi
en onder dual ngri
s m t vi eerderhei g i om ng oorl
traat zorgen dat tandpunt geen enkel gi t dat
ndi m s
oet orden gehoord ie rek.houden ie neerl
le s kos
nderen norm aarden bi ng gaat d m ocrat elddadi vaardi
ki w ets van al el op s ocrat et al
m evi m tandpunt gew jdragen aan vei ook al
enl uiden w recht
rom bi
in dem j s
zeg er i overhei in dem bi
sam aan vergaand i le gelal
Figuur 9.2 Percentage dat het helemaal of enigszins eens is met de voorgelegde stellingen, uitgesplitst naar
leeftijd. Voor drie thema's staan de grootste verschillen weergegeven.
Wanneer het gaat om normen en waarden, blijken jongeren het minder vaak eens met de stellin- gen dat ouders bij de opvoeding van kinderen veel meer aandacht zouden moeten besteden aan
P2972_4/5 mei _april 2002
ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT 43.
het bijbrengen van normen en waarden en dat de samenleving ten onder gaat aan vergaand indi-
vidualisme. Daarnaast blijkt dat jongeren er veel minder vaak iets van zouden zeggen als mensen
bij hun in de buurt rommel op straat gooien of geluidsoverlast veroorzaken. Het lijkt erop dat
jongeren individualistischer zijn ingesteld en minder sterk de indruk hebben dat dit negatieve
consequenties heeft voor de samenleving. Het bijbrengen van normen en waarden bij kinderen
(waartoe zij zelf behoren) heeft bij hen minder prioriteit.
Naast normen en waarden, wijken jongeren af bij items die te maken hebben met democratie.
Jongen zijn het minder vaak eens met de stellingen dat de overheid moet zorgen dat alle, ook
afwijkende geluiden gehoord kunnen worden, dat je in een democratie altijd zoveel mogelijk re-
kening moet houden met alle standpunten en dat democratie inhoudt dat je je moet neerleggen
bij het standpunt van de meerderheid, ook al ben je het daar niet mee eens.
Tot slot wijken de jongeren af op items die te maken hebben met defensie. Jongeren vinden
minder vaak dat gewelddadig ingrijpen soms nodig is om een einde te maken aan onrechtvaar-
digheid, er geen enkele rechtvaardiging voor welke oorlog dan ook is en Nederland moet bijdra-
gen aan de vrijheid en veiligheid elders in de wereld, ook al kost dat levens van Nederlandse
soldaten. De jongeren lijken derhalve van mening te zijn dat onrechtvaardigheid zonder geweld
kan worden opgelost, terwijl zij tegelijkertijd in mindere mate principieel tegen oorlog zijn dan de
ouderen. Tevens vinden jongeren het in minder sterke mate een plicht van Nederland om bij te
dragen vrede en veiligheid in de wereld.
Lager opgeleiden
Ook naar opleiding zijn er heel wat verschillen; we vinden bij 25 van de 49 stellingen een signifi-
cant verschil. De afwijkingen kunnen worden ondergebracht in standpunten die te maken hebben
met andere culturen, individualisme en defensie.
middelbaar en hoger opgeleid lager opgeleid
"00
80
60
40
20
0 g e ij
" 2 in 3 en 4 5 ijn en en
ism 6 m jven 7 8 9 "0 ""
landen ensen ogelijk sorde act oei anden
d geven ulturen jdraagt
verrijk en onder dual chri
recht
gel ings e m ertrouw t vi e s in m t de buurt anden z
nde c e v ndi m ed. bi e recht
ikkel eest t t het en ui N inder bem
w ional ussen l en andere l
de m zijn ng gaat e zo ens en door cont
ont et voor t jk dat em
verschille evi ich m
enl and heef oei m et m
de w licten t
em m angri internat ed. z
sam bem N
aan vergaand i ni bel conf et probl
te voorkom m
Figuur 9.3 Percentage dat het helemaal of enigszins eens is met de voorgelegde stellingen, uitgesplitst naar opleiding. Voor drie thema's staan de grootste verschillen weergegeven.
P2972_4/5 mei _april 2002
ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT 44.
Alle verschillen duiden op een groter gericht zijn op zichzelf: zowel bij de omgang met andere
culturen, het persoonlijke leven als de verantwoordelijkheden van Nederland.
Voor wat betreft andere culturen geldt dat lager opgeleiden het minder vaak eens zijn met de
stelling dat Nederland geld moet blijven geven aan ontwikkelingslanden, ook als het minder goed
gaat met de Nederlandse economie en dat de aanwezigheid van verschillende culturen een verrij-
king is van de Nederlandse samenleving. Ook vinden zij in mindere mate dat de meeste mensen
te vertrouwen zijn.
Daarnaast lijken lager opgeleiden individualistischer ingesteld dan de niet-laag opgeleiden: zij zijn
het, net als de jongeren, minder eens met de stelling dat de samenleving ten onder gaat aan
vergaand individualisme, terwijl zij vaker vinden dat niemand het recht heeft om voor te schrij-
ven wat men wel of niet mag doen of laten en dat men zich zo min mogelijk bemoeit met de
mensen uit de buurt.
Tot slot vinden lager opgeleiden dat Nederland zich minder zou moeten bemoeien met internatio-
nale conflicten: zij vinden het minder belangrijk dat Nederland actief bijdraagt aan de internatio-
nale rechtsorde en zij vinden dat Nederland zich minder zou moeten bemoeien met problemen
van andere landen. Lager opgeleiden zijn minder vaak van mening dat conflicten tussen landen
zijn op te lossen door onderlinge contacten.
Stedelingen
We hebben ook gekeken wat de verschillen zijn tussen personen uit de drie grote steden en de
overige Nederlanders. We vinden slechts bij vier stellingen significante verschillen met personen
die niet in de grote steden wonen.
niet-grote steden grote steden
"00
80
60
40
20
0
iets van zeggen als iemand veiligheid is zaak burger weleens bang voor oorlog bemoei me zo min mogelijk
iets steelt in Nederland met mensen in buurt
Figuur 9.4 Percentage dat het helemaal of enigszins eens is met de voorgelegde stellingen, uitgesplitst
naar stedelijkheid.
P2972_4/5 mei _april 2002
ENIGE SPECIFIEKE GROEPEN NADER BELICHT 45.
De meeste verschillen hebben te maken met het leven in de stad: stedelingen zouden er minder
vaak iets van zeggen wanneer iemand iets steelt, vinden in mindere mate dat veiligheid in de
eerste plaats een zaak van de burger is en bemoeien zich vaker zo min mogelijk met mensen uit
de eigen buurt. De bevinding dat bewoners van de grote steden minder bang zijn voor een oorlog
in Nederland is moeilijker te verklaren. Wellicht heeft dit te maken met een meer 'wereldse' in-
stelling dan de niet-stedelingen.
Verschillen ten aanzien van de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
Vrouwen en mannen verschillen weinig van elkaar als het gaat om het belang van de herdenking
op 4 mei en de viering op 5 mei. Er is wel een tendens dat vrouwen iets positiever op 4 en 5
mei reageren dan mannen.
Jongeren reageren vooral op 5 mei iets minder positief dan de overige respondenten. Ze zijn het
vaker eens met de uitspraken dat 5 mei hen niets zegt, dat het gewoon een dag is om te feesten
en ze zijn het minder vaak eens met de uitspraken dat 5 mei actueel blijft.
Lager opgeleiden zijn iets minder positief over 4 en 5 mei dan de overige ondervraagden. Ze zijn
het vaker eens met de uitspraken dat 4 en 5 mei minder van betekenis zijn naarmate de Tweede
Wereldoorlog verder achter ons ligt. Datzelfde geldt ook voor mensen uit de drie grote steden.
P2972_4/5 mei _april 2002
46.
10. ACHTERLIGGENDE
DIMENSIES
Tot op heden hebben we de voorgelegde stellingen a priori ingedeeld bij de diverse thema's. Het
blijkt echter ook de moeite waard te zijn om thema-overschrijdend naar het antwoordpatroon op
de stellingen te kijken. Anders gezegd: op zoek naar achterliggende dimensies.
Om te onderzoeken welke dimensies ten grondslag liggen aan de stellingen die aan de respon- denten zijn voorgelegd, is op vrijwel alle stellingen een factoranalyse uitgevoerd. Met een derge- lijke analyse kan worden onderzocht of er een patroon bestaat in de reacties van de responden- ten op de stellingen. Op deze wijze kan inzicht worden verkregen in meer algemene dimensies die ten grondslag liggen aan de manier waarop men op de stellingen reageert. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de dimensies die worden gevonden altijd sterk afhankelijk zijn van de items die aan de respondenten zijn voorgelegd: er kan alleen worden gezocht naar verbanden tussen die vragen die aan de respondenten zijn voorgelegd.
De factoranalyse levert in totaal tien dimensies op in de voorgelegde stellingen. Voor iedere res- pondent kan een score op deze dimensies worden berekend, namelijk de gemiddelde score van de samenstellende items. Hieronder geven we per dimensie een schaalnaam, de betrouwbaar- heid (de onderlinge samenhang van de items) en die items die deze schaal definiëren.
1. Solidariteit
!" Nederland moet geld blijven geven aan ontwikkelingslanden, ook als het minder goed gaat
met de economie in Nederland
!" Nederland moet helemaal geen geld meer uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking
!" De aanwezigheid van verschillende culturen is een verrijking van de Nederlandse samenleving
!" Ik vind dat de overheid het recht heeft om opvangcentra aan te wijzen voor junks en daklo-
zen, ook al is het in mijn eigen buurt
!" Het is goed dat de overheid tv- en radio-omroepen subsidieert, want anders komen ouderen,
jongeren, religieuze en culturele groepen en andere minderheden te weinig aan bod
!" Nederland zou zich minder moeten bemoeien met problemen van andere landen (zoals
schendingen van mensenrechten, onderdrukking en geweld) (negatief)
betrouwbaarheid #=0,77 (zeer hoog)
P2972_4/5 mei _april 2002
ACHTERLIGGENDE DIMENSIES
47.
2. Nationale verantwoordelijkheid in de wereld
!" Nederland zou mee moeten helpen bij het militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in de
wereld: zodra de veiligheid van bevriende landen buiten de NAVO in het geding is
!" Nederland zou mee moeten helpen bij het militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in de
wereld: zodra de veiligheid van onze NAVO bondgenoten in het geding is
!" Nederland zou mee moeten helpen bij het militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in de
wereld: zodra de mensenrechten waar ook ter wereld worden geschonden
!" Nederland zou mee moeten helpen bij het militair ingrijpen in oorlogen en conflicten in de
wereld: zodra de veiligheid van Nederlanders waar ook ter wereld in het geding is
!" Het is heel belangrijk dat Nederland actief bijdraagt aan de internationale rechtsorde (zoals
oorlogstribunalen en het Internationale Hof voor Justitie)
!" Nederland moet bijdragen aan de vrijheid en veiligheid elders in de wereld, ook al kost dat
levens van Nederlandse soldaten
betrouwbaarheid #=0,78 (zeer hoog)
3. Persoonlijke verantwoordelijkheid
!" Zou er iets van zeggen als iemand iets uit een winkel steelt
!" Zou er iets van zeggen als iemand een blikje op straat gooit
!" Zou er iets van zeggen als iemand een sigaret rookt in een niet-roken coupé in de trein
!" In mijn buurt zeg ik er iets van als mensen rommel op straat gooien of geluidsoverlast ver-
oorzaken
!" Zou er iets van zeggen als iemand voordringt in een rij bij de kassa
!" Zou er iets van zeggen als iemand bij het minste of geringste gaat schelden
!" Als je ziet dat iemand in elkaar wordt geslagen, moet je helpen
!" Ik ben bereid om me actief in te zetten voor een buurt waarin het prettig is om te wonen
betrouwbaarheid #=0,71 (hoog)
4. Diplomatie
!" Conflicten tussen verschillende landen zijn te voorkomen door meer onderlinge contacten
!" Conflicten tussen verschillende culturele groepen in een land zijn te voorkomen door meer
onderlinge contacten
!" Conflicten tussen burgers en overheid zijn te voorkomen door meer onderlinge contacten
betrouwbaarheid #=0,74 (hoog)
5. Normverval
!" Tegenwoordig houden mensen veel te weinig rekening met anderen
!" Het wordt hoog tijd dat de mensen meer respect voor anderen tonen
!" Ouders zouden bij de opvoeding van hun kinderen veel meer aandacht moeten besteden aan
het bijbrengen van normen en waarden
betrouwbaarheid #=0,64 (redelijk)
6. Vrijheid van meningsuiting
!" Iedereen heeft het recht om voor zijn of haar mening uit te komen, ook al voelen anderen
zich daardoor gekwetst
!" Cabaretiers en kunstenaars mogen best mensen beledigen want dat is de vrijheid van me-
ningsuiting
betrouwbaarheid #=0,53 (redelijk)
P2972_4/5 mei _april 2002
ACHTERLIGGENDE DIMENSIES
48.
7. Angst voor oorlog/terreur
!" Ik ben wel eens bang voor een oorlog in Nederland
!" Ik ben bang dat er ook in Nederland terroristische aanslagen zullen komen
betrouwbaarheid #=0,65 (redelijk)
8. Onvermijdelijkheid van oorlog
!" Oorlog voeren hoort bij de menselijke natuur
!" Bij conflictsituaties of oorlogen stellen internationale verdragen niets voor, dan geldt het
recht van de sterkste
!" Gewelddadig ingrijpen is soms nodig om een einde te maken aan onrechtvaardigheid
!" Er is geen enkele rechtvaardiging voor welke oorlog dan ook (negatief)
betrouwbaarheid #=0,42 (matig)
9. Egocentrisme
!" De overheid mag bepaalde vrijheden inperken om daarbij de veiligheid van iedereen te bevor-
deren (negatief)
!" Niemand heeft het recht om mij voor te schrijven wat ik wel of niet mag doen of laten
!" Ik houd mij niet aan regels waar ik het niet mee eens ben
!" Ik vind dat iedereen het recht zou moeten hebben om een wapen bij zich te dragen, om zich-
zelf te kunnen verdedigen
!" Ik bemoei me bij voorkeur zo weinig mogelijk met de mensen in mijn buurt
betrouwbaarheid #=0,41 (matig)
10. Democratie
!" In een democratie moet je altijd zoveel mogelijk rekening houden met alle standpunten
!" In een democratie moet alle informatie openbaar zijn
!" Democratie houdt in dat je je moet neerleggen bij het standpunt van de meerderheid, ook al
ben je het daar niet mee eens
!" De overheid moet zorgen dat alle, ook afwijkende geluiden gehoord kunnen worden
betrouwbaarheid #=0,42 (matig)
Deze tien dimensies zijn in verband gebracht met een aantal achtergrondkenmerken van de on-
dervraagden: geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, regio, stedelijkheid, religie en mediagebruik. In
de volgende tabel staan de resultaten weergegeven. Alle relatief hoge scores zijn daarbij in groen
aangegeven, alle relatief lage scores in rood.
Tabel 10.1 Achtergrondkenmerken en dimensies (gemiddelde scores)
vrijheid angst
soli- nationale persoonl. diplo- norm- menings- oorlog onverm. ego- demo-
dariteit verantw. verantw. matie verval uiting /terreur oorlog centrisme cratie
gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem.
geslacht
!" man 3,3 3,7 3,7 4,0 4,6 3,5 2,8 2,7 2,3 4,1
!" vrouw 3,5 3,6 3,6 4,1 4,7 3,3 3,0 2,5 2,2 4,0
P2972_4/5 mei _april 2002
ACHTERLIGGENDE DIMENSIES
49.
Tabel 10.1 Achtergrondkenmerken en dimensies (gemiddelde scores)
vrijheid angst
soli- nationale persoonl. diplo- norm- menings- oorlog onverm. ego- demo-
vervolg dariteit verantw. verantw. matie verval uiting /terreur oorlog centrisme cratie
leeftijd
!" 13-17 jaar 3,4 3,6 3,4 3,7 4,1 3,1 2,8 2,4 2,4 3,7
!" 18-24 jaar 3,4 3,6 3,5 3,9 4,5 3,5 2,9 2,6 2,4 3,9
!" 25-34 jaar 3,4 3,6 3,6 4,0 4,6 3,6 2,8 2,6 2,3 3,8
!" 35-49 jaar 3,3 3,7 3,7 4,0 4,7 3,5 2,9 2,5 2,2 4,1
!" 50-64 jaar 3,4 3,7 3,7 4,3 4,8 3,3 3,0 2,6 2,2 4,2
!" 65+ 3,6 3,8 3,7 4,3 4,8 3,1 3,0 2,7 2,1 4,3
opleiding
!" lager 3,2 3,6 3,7 4,0 4,6 3,4 3,1 2,6 2,4 4,1
!" middelbaar 3,4 3,6 3,6 4,1 4,7 3,3 2,9 2,6 2,2 4,1
!" hoger 3,7 3,7 3,6 4,2 4,6 3,4 2,7 2,6 2,1 4,0
regio
!" 3 grote steden 3,4 3,6 3,5 4,1 4,7 3,5 2,7 2,6 2,3 4,0
!" rest west 3,4 3,7 3,7 4,1 4,7 3,4 2,9 2,6 2,3 4,0
!" noord 3,5 3,7 3,7 4,1 4,7 3,4 2,8 2,5 2,2 4,0
!" oost 3,5 3,7 3,6 4,0 4,6 3,3 3,1 2,6 2,3 4,1
!" zuid 3,4 3,6 3,6 4,1 4,7 3,3 2,9 2,5 2,2 4,1
stedelijkheid
!" zeer sterk 3,5 3,7 3,6 4,0 4,6 3,5 2,6 2,6 2,3 4,1
!" sterk 3,4 3,7 3,7 4,1 4,7 3,4 2,9 2,6 2,3 4,1
!" matig 3,4 3,6 3,7 4,1 4,7 3,5 3,1 2,6 2,3 4,1
!" weinig 3,4 3,7 3,6 4,0 4,6 3,3 3,0 2,6 2,2 4,0
!" niet 3,4 3,7 3,6 4,1 4,7 3,1 3,0 2,5 2,2 4,0
religie
!" geen 3,4 3,6 3,6 4,0 4,6 3,6 2,8 2,6 2,4 4,1
!" protest./herv. 3,5 3,8 3,7 3,9 4,7 3,0 2,9 2,7 2,1 4,1
!" gereformeerd 3,5 3,6 3,8 4,1 4,6 2,9 2,8 2,5 2,0 3,8
!" rooms-katholiek 3,4 3,7 3,6 4,2 4,7 3,3 3,1 2,5 2,2 4,1
!" anders 3,8 3,7 3,9 4,1 4,8 3,0 3,3 2,4 2,0 3,9
dagbladen
!" Alg. Dagblad 3,4 3,7 3,6 4,0 4,6 3,4 2,8 2,7 2,2 4,0
!" NRC 3,8 3,7 3,7 4,1 4,7 3,7 2,7 2,7 2,1 4,3
!" Het Parool 3,9 3,7 3,8 4,3 4,8 3,5 2,7 2,6 2,0 4,1
!" De Telegraaf 3,2 3,7 3,7 4,1 4,7 3,4 3,0 2,7 2,3 4,1
!" Trouw 3,8 3,6 4,1 4,2 4,7 2,8 3,1 2,8 1,9 4,1
!" Metro 3,3 3,7 3,7 4,0 4,7 3,5 2,9 2,6 2,4 4,1
!" Sp!ts 3,3 3,7 3,7 4,0 4,6 3,6 2,9 2,6 2,4 4,1
!" de Volkskrant 4,1 3,8 3,7 4,3 4,6 3,6 2,5 2,6 2,1 4,1
!" regionale krant 3,4 3,6 3,7 4,1 4,7 3,3 2,9 2,6 2,2 4,1
tv zender 1e voorkeur
!" Nederland 1 3,6 3,7 3,8 4,3 4,8 3,2 2,9 2,8 2,1 4,1
!" Nederland 2 3,5 3,8 3,7 4,0 4,7 3,3 2,8 2,7 2,2 4,1
!" Nederland 3 4,0 3,7 3,7 4,3 4,7 3,7 2,7 2,5 2,1 4,2
!" RTL4 3,2 3,7 3,6 4,1 4,7 3,4 3,2 2,5 2,3 4,1
!" RTL5 3,8 4,5 4,2 4,7 4,8 3,6 2,0 2,7 2,3 4,3
P2972_4/5 mei _april 2002
ACHTERLIGGENDE DIMENSIES
50.
Tabel 10.1 Achtergrondkenmerken en dimensies (gemiddelde scores)
vrijheid angst
soli- nationale persoonl. diplo- norm- menings- oorlog onverm. ego- demo-
vervolg dariteit verantw. verantw. matie verval uiting /terreur oorlog centrisme cratie
!" Net 5 3,4 3,7 3,2 4,1 4,5 3,0 2,5 2,4 2,2 4,0
!" V8 2,8 3,7 3,5 3,8 4,6 3,5 3,3 2,9 2,8 3,8
!" TMF 3,2 3,7 3,3 3,8 4,2 3,2 3,1 2,6 2,5 3,8
!" SBS6 3,0 3,5 3,7 3,9 4,5 3,6 3,0 2,6 2,4 4,0
!" Yorin 3,3 3,6 3,4 3,9 4,5 3,4 2,6 2,5 2,5 3,9
!" MTV 3,7 3,5 3,4 3,7 4,3 2,9 3,2 2,6 2,3 4,0
!" regionale zender 3,4 3,9 3,5 4,3 4,7 3,2 3,4 2,9 2,5 3,8
radiozender 1e voorkeur
!" Radio 1 3,8 3,8 3,7 4,3 4,7 3,4 2,6 2,8 2,0 4,1
!" Radio 2 3,6 3,7 3,8 4,0 4,7 3,4 2,9 2,6 2,1 4,2
!" Radio 3 3,4 3,7 3,6 3,9 4,6 3,6 2,8 2,7 2,3 4,1
!" Radio 4 3,8 3,7 3,7 4,3 4,8 2,8 2,9 2,6 2,0 4,3
!" Radio 5 4,0 3,7 3,7 3,9 4,4 3,4 3,0 2,5 2,4 4,2
!" Radio 538 3,3 3,7 3,5 3,9 4,5 3,4 2,8 2,6 2,4 3,9
!" Yorin FM 3,2 3,7 3,5 3,7 4,5 3,7 2,6 2,5 2,5 3,8
!" Radio 10 FM 3,2 3,7 3,7 4,1 4,7 3,4 3,2 2,7 2,3 4,1
!" Sky Radio 3,2 3,7 3,6 4,0 4,7 3,4 3,0 2,5 2,2 4,0
!" Radio Noordzee 3,2 3,6 3,6 4,0 4,7 3,1 3,2 2,4 2,3 4,0
!" Classic FM 3,7 3,9 3,8 4,3 4,8 3,0 3,2 2,7 1,9 4,3
!" Kink FM 4,3 3,6 3,6 4,7 4,5 4,4 1,9 2,9 3,0 3,6
!" regionale zender 3,4 3,7 3,8 4,1 4,8 3,1 2,9 2,5 2,1 4,1
TOTAAL 3,4 3,7 3,6 4,1 4,6 3,4 2,9 2,6 2,3 4,1
Alle schalen blijken te differentiëren naar de kenmerken van de ondervraagden. Vooral leeftijd en
religie zorgen daarbij voor grote verschillen. Bij leeftijd zijn vooral de jongeren (13-24 jaar) en
ouderen (65+) afwijkend. Bij het onderscheid naar religie springen de protestanten, hervormden
en gereformeerden er het sterkst uit.
De jongste groep valt vooral op door lage scores voor persoonlijke verantwoordelijkheid, diplo-
matie en normverval, de oudste groep door hoge scores voor diplomatie, normverval en demo-
cratie.
Wat betreft de dagbladen, zien we dat Trouw en de Volkskrant het meest afwijkende beeld ge-
ven, terwijl Algemeen Dagblad, Metro en regionale kranten een gemiddeld beeld geven.
Aanzienlijke verschillen zijn er naar voorkeuren voor televisiezenders en radiozenders. Bij de tele-
visiezenders wijken Nederland 1 en 3 en SBS 6 het meest af van het gemiddelde beeld. In een
aantal opzichten vormen de twee genoemde publieke zenders een spiegelbeeld van SBS 6: bij
Nederland 1 en 3 scoren solidariteit en diplomatie hoog (en bij SBS 6 laag), bij Nederland 1 en 3
scoort egocentrisme laag (en bij SBS 6 hoog).
Bij radiozenders wijken Radio 1, Radio 538, Yorin FM en Classic FM het meest af van het ge-
middelde.
P2972_4/5 mei _april 2002
ACHTERLIGGENDE DIMENSIES
51.
Uit de onderlinge correlaties van de themaschalen, vallen tot slot bepaalde relaties op: !" solidariteit hangt sterk negatief samen met egocentrisme !" democratie hangt sterk positief samen met diplomatie !" persoonlijke verantwoordelijkheid hangt vooral positief samen met normverval !" vrijheid van meningsuiting hangt vooral positief samen met egocentrisme !" angst voor oorlog en terrorisme hangt nauwelijks samen met de andere schalen !" nationale verantwoordelijkheid hangt vooral positief samen met solidariteit !" onvermijdelijkheid van oorlog hangt vooral negatief samen met solidariteit
Het belang van de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei
In de volgende tabel zijn de correlaties weergegeven van de onderscheiden dimensies en het
belang dat men hecht aan 4 en 5 mei.
Tabel 10.2 Correlaties dimensies en belang 4 en 5 mei
belang herdenking 4 mei belang viering 5 mei
!" solidariteit 0,20 0,19
!" nationale verantwoordelijkheid 0,17 0,17
!" persoonlijke verantwoordelijkheid 0,07 0,08
!" diplomatie 0,18 0,21
!" normverval 0,21 0,17
!" vrijheid van meningsuiting -0,05 -0,03
!" angst voor oorlog/terreur 0,08 0,06
!" onvermijdelijkheid van oorlog -0,08 -0,12
!" egocentrisme -0,20 -0,14
!" democratie 0,16 0,14
Personen die de herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei belangrijk vinden, scoren hoog bij
de dimensies solidariteit, nationale verantwoordelijkheid, diplomatie, democratie en normverval.
Vooral personen die de herdenking op 4 mei belangrijk vinden, scoren laag op egocentrisme. De
dimensies persoonlijke verantwoordelijkheid, vrijheid van meningsuiting, angst voor oorlog en
terreur en onvermijdelijkheid van oorlog blijken nauwelijks samen te hangen met het belang dat
men hecht aan 4 en 5 mei.
P2972_4/5 mei _april 2002