Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie

Srebrenica-rapport 10 april 2002

Op 10 april 2002 heeft de presentatie van het rapport Srebrenica een 'veilig' gebied plaatsgevonden.
Hieronder een eerste reactie op de critici.

Het Srebrenica-rapport van het NIOD heeft tot grote politieke commotie aanleiding gegeven en de eerste recensies zijn al in dag- en weekbladen verschenen. Daarin is terecht onder meer gewezen op slordigheden in de tekst en de tekortkomingen van de personenindex. Deze onvolkomenheden zullen op korte termijn hersteld worden. Een eerste analyse van de inhoudelijke reacties op het NIOD-rapport sinds de verschijning geeft het onderzoeksteam aanleiding tot een repliek op een aantal hoofdpunten die door deze recensenten naar voren zijn gebracht. Het betreft zes punten: het ontbreken van een vraagstelling, gebrek aan nieuwe gegevens en inzichten, de omvang en gedetailleerdheid, de conclusie van onontkoombaarheid van de gebeurtenissen in het bijzonder van de massamoord, de vergoelijkende toonzetting en het gemis aan aandacht voor politieke en moreel/ethische aspecten.

Vraagstelling. Het kabinet vroeg het NIOD om een historische studie. Dat betekent in de zoektocht naar verklaringen per definitie veel aandacht voor de korte- en lange termijn ontwikkeling en de context waarin gebeurtenissen plaatsvonden. Bij de aanpak is de klassieke vraagstelling van wie deed wat waarom als uitgangspunt genomen. Hierbij staan de verantwoordelijkheden voor het drama van de julidagen van 1995 in en rond Srebrenica van alle betrokken actoren centraal; regionaal, nationaal en internationaal, collectief en zo mogelijk individueel. Tevens is gekozen voor het plaatsen van de problemen in een brede context. De discussie had zich tot medio 1996 vooral geconcentreerd op de Nederlandse aspecten. Het NIOD koos naast een historisch-chronologische opzet voor een benadering vanuit drie perspectieven: regionaal in voormalig Joegoslavië, internationale bemoeienis met het conflict en de Nederlandse reacties en acties en hun onderlinge wisselwerking. De Nederlandse besluitvorming om troepen naar Srebrenica te sturen en de val van de safe area Srebrenica is zonder die regionale en internationale context niet goed te begrijpen.

Naast een verbreding van de thematiek verdient een tweede aspect de aandacht. De Nederlandse discussie werd gedomineerd door de massamoord op 7500 Bosnische moslims. Die tragische afloop kwalificeerde ook het daaraan voorafgaande handelen. Dat - anachronistische -perspectief bestond er niet bij de besluitvorming over de uitzending en tijdens het optreden van Dutchbat in de enclave zelf. Pas na terugkeer werd die tragische afloop bekend. Het NIOD-rapport is geschreven vanuit dit historisch perspectief.
Hiermee zijn de contouren en centrale vragen van de studie zelf aangegeven. De vraagstelling is kort uiteengezet in de proloog. Een nadere uitwerking ervan vindt plaats in de inleiding van elk deel in afzonderlijke subvraagstellingen en aankondigingen van de opzet van het betoog. Voor het NIOD was de grote aandacht voor context van belang voor de verklaring van gebeurtenissen, maar ook vanuit een oogpunt van fairness jegens de betrokkenen. De aard van deze benadering en de keuzen die daarbij zijn gemaakt verklaren voor een deel de omvang van het uiteindelijke rapport. Daarnaast is in het rapport de confrontatie van beeldvorming in het publieke domein met de bevindingen van onderzoek een rode draad.

Nieuwe inzichten en gegevens. Deze aanpak van het onderzoek heeft anders dan is gesuggereerd geresulteerd in een groot aantal nieuwe inzichten op hoofdpunten en onderdelen. Een van die inzichten is dat het kabinet zelf de motor was achter de uitzending van Dutchbat en niet de media en de Tweede Kamer. Tot de hoofdpunten in deze categorie horen bijvoorbeeld ook de studie over de etnische, maatschappelijke en politieke verhoudingen in Oost-Bosnië en Srebrenica, de activiteiten van de intelligence community en de voorkennis over de aanval, de beslissing tot de massamoord van Mladic, de reconstructie van de gebeurtenissen op de compound in Potocari tussen 11 en 13 juli en de eerste debriefings in Zagreb.

Omvang en gedetailleerdheid. In de opdracht van het kabinet van eind 1996 lag besloten dat het NIOD in zijn reconstructie en analyse van de gebeurtenissen rond de val van de safe area Srebrenica in juli 1995 zoveel mogelijk helderheid zou verschaffen over alle kwesties en vragen die in het publieke debat over Srebrenica sinds juli 1995 zijn gerezen. Juist vanwege de emotionele lading van dit debat vereiste dit een detaillering waarnaar in een andersoortige studie niet gestreefd zou zijn. Een globale beantwoording zou beslist nieuwe vragen hebben opgeroepen. Dat had twee consequenties. In de eerste plaats een veelheid aan onderwerpen en in de tweede plaats vereiste de reconstructie van de periode van de val van de enclave en de massamoorden een zeer gedetailleerde beschrijving. Dat was nodig omdat over de precieze gang van zaken en loop van de gebeurtenissen uiteenlopende en tegenstrijdige lezingen bestonden en veel nieuwe informatie beschikbaar was gekomen. Deze vorm van detaillering maakte het bovendien mogelijk wezenlijk dieper tot de werkelijkheid van toen door te dringen en daarmee een aanzienlijk dieper inzicht te verwerven dan bij een globalere aanpak het geval zou zijn geweest.

Onontkoombaarheid van de gebeurtenissen. Volgens sommige critici zou het NIOD ten onrechte de onvermijdelijkheid van de gebeurtenissen, met name de massamoorden, hebben onderstreept. Voorop staat dat het rapport is geschreven vanuit de overtuiging dat een historisch proces wel onomkeerbaar is, maar zeker niet altijd onvermijdelijk. Inderdaad is de conclusie van het rapport dat de marges die er in die fase waren om de gang der gebeurtenissen wezenlijk te beïnvloeden (namelijk de voorkoming van een massamoord) zeer klein waren. Dit is echter de uitkomst van een analyse waarin de dilemma's en consequenties van beslissingen naast elkaar zijn geplaatst. Waarschuwingen die achteraf juist vanwege de massamoord zoveel zeggingskracht kregen, hadden op het moment dat zij gegeven werden die lading niet of werden om andere redenen niet als zodanig geïnterpreteerd. In dit verband is het goed eraan te herinneren, dat de massamoord zich al had voltrokken toen de Bosnische regering, de VN en de intelligence community er nog van overtuigd waren dat in het stadion van Bratunac nog enkele duizenden mannen gevangen gehouden werden. De massamoord vond niet plaats onder de ogen van Dutchbat; integendeel: Mladic onttrok deze bewust aan de ogen van de wereld.

"Vergoelijkende" toonzetting. Vanaf de dag van de presentatie van het rapport wordt in de media bijvoorbeeld gesteld, dat het rapport een rehabilitatie voor Dutchbat betekent. Het rapport hanteert deze terminologie niet en gesteld kan worden dat verklaren noch veroordelen noch vergoelijken is. Het rapport weerlegt de sinds 1995 herhaaldelijk gedane bewering, dat de massamoord onder de ogen van Dutchbat had plaats gevonden. In het licht van het wel erg zwarte beeld dat van hen bestond, kan de reconstructie van het NIOD als 'rehabilitatie' gevoeld zijn. Dat het rapport inzicht verschaft in de uiterst benarde situatie waarin het bataljon voor de val verkeerde is geen vergoelijking, maar geeft een beeld van de onmisbare context waarbinnen Dutchbat opereerde.

Politieke en moreel-ethische aspecten. Het NIOD heeft er bewust naar gestreefd geen politieke of moreel-ethische uitspraken te doen in het Srebrenica-rapport. Het meent dat expliciete uitspraken over deze vraagstukken niet tot de opdracht behoorden en dat het doen van uitspraken over deze aspecten het rapport na publicatie zouden kunnen schaden. Dat betekent overigens allerminst dat politieke en moreel-ethische kwesties in het rapport zelf niet aan de orde komen. In elk deel van het rapport komen zaken van die orde ter sprake en wordt uitdrukkelijk gesignaleerd welke dilemma's deze voor de actoren opleverden. Het dilemma van majoor Franken op 12 juli bij de scheiding van mannen en vrouwen en de mogelijke consequenties daarvan of van een weigering tot medewerking is er slechts een. Ook is bijvoorbeeld de discussie over ethische aspecten van het conflict tussen de bataljonsleiding en de artsen over hulpverlening aan de bevolking na terugkeer in Nederland uitvoerig besproken. In deze en andere gevallen ging het erom interpretatiekaders aan te reiken, niet als ethische scherprechter op te treden. Daarom is vermeden uitspraken te doen over het politiek, moreel of ethisch juist zijn van beslissingen en handelingen. Dat wil niet zeggen dat het NIOD die vragen niet relevant vindt, wel dat deze niet behoren tot de competentie van een historisch-wetenschappelijke studie.

Het Srebrenica-team van het NIOD hoopt met deze repliek op de eerste besprekingen van het rapport enkele misverstanden weg te nemen en ziet een verdergaand inhoudelijk debat met grote belangstelling tegemoet.

J.C.H. Blom
Directeur NIOD
29 april 2002