Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns april 2002


Bijlagen:


Bijlage I Kaart Koeweit


Bijlage II Literatuurlijst


1 Inleiding

---

In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven over de positie van bedouns in Koeweit die van belang kan zijn voor beoordeling van asielverzoeken van bedouns in Nederland en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen bedoun-asielzoekers naar Koeweit.

Dit ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht over de positie van bedouns in Koeweit van 29 november 2000 met kenmerk DPC/AM-698650 en beschrijft onder meer ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan.

Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen in eerste instantie bevindingen ter plaatse ten grondslag. Daarnaast is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Koeweit, alsmede van documenten van UNHCR, Amnesty International, Human Rights Watch, het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Internationale Rode Kruis. Ook is gebruik gemaakt van officiële Koeweitse documenten, alsmede van vakliteratuur en berichtgeving in de (Koeweitse) media. Daar waar niet vertrouwelijke bronnen staan vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.

Na een definiëring van het begrip 'bedoun' wordt in hoofdstuk 2 een beeld geschetst van de achtergrond van de problematiek met betrekking tot de bedouns, waarna in hoofdstuk 3 een beschrijving van de meest recente ontwikkelingen met betrekking tot de positie van bedouns volgt.

In hoofdstuk 4 en 5 komen sociaal-economische en juridische aspecten aan de orde. De hoofdstukken 6, 7 en 8 handelen over respectievelijk het Koeweitse gevangeniswezen, het Koeweitse verwijderingsbeleid en terugkeermogelijkheden naar Koeweit. In hoofdstuk 9 komen relevante Koeweitse documenten aan de orde. Hoofdstuk 10 gaat in op het beleid van westerse landen, waarna wordt afgesloten met een samenvatting in hoofdstuk 11.


2 Historische achtergrond

---

2.1 Definitie

---
De term 'bedouns' wordt gebruikt voor personen die al langere tijd in Koeweit woonachtig zijn, en zichzelf als staatloos beschouwen of door anderen als zodanig worden beschouwd. De meeste bedouns claimen de Koeweitse nationaliteit, maar worden door de Koeweitse autoriteiten als niet-Koeweiti's beschouwd. Bedoun is een afkorting voor het Arabische 'bi-dun(a) jinsiyya' ('zonder staatsburgerschap'). In de tachtiger jaren introduceerde de Koeweitse overheid de term 'van niet vastgestelde nationaliteit' ('ghair muhaddad al-jinsiyya'), en sinds 1993 is ook de officiële aanduiding 'illegal residents' ('muqimun bisura ghayr qanuniyya') in gebruik. In overheidskringen is echter ook de term bedoun veel in zwang.

Vele bedouns hebben om redenen van verschillende aard in het verleden geen Koeweits staatsburgerschap kunnen verwerven; de meesten voldeden niet aan de vereisten voor een Koeweits staatsburgerschap, bijvoorbeeld omdat zij volgens de autoriteiten afkomstig zijn uit andere landen in de regio. Sommige bedouns hebben nooit een Koeweits staatsburgerschap aangevraagd. Een aantal van hen, of hun ouders of grootouders, stammen af van families die als nomadische bedoeïenstammen in het huidige Koeweit, Irak, Iran en/of Saudi-Arabië leefden. Velen van hen zagen in de jaren vijftig en zestig geen noodzaak zich officieel te laten registreren, bijvoorbeeld als ingezetene van het onafhankelijke Koeweitse emiraat (in wording).

Volgens Human Rights Watch kunnen de volgende categorieën bedouns worden onderscheiden :

'1. Individuals descended from nomadic groups whose ancestral lands are within the borders of present day Kuwait but who were unable to claim automatic citizenship under the Nationality Law of 1959 because they could not prove continuous settled presence in Kuwait from 1920, as that law requires.

2. Individuals who could have registered as citizens under the Nationality Law and earlier citizenship regulations but neglected to do so.


3. Individuals who attempted to claim citizenship under the Nationality Law and earlier citizenship regulations and whose applications were accepted but never acted upon by the Kuwaiti authorities.


4. Individuals who migrated to Kuwait from nearby countries to work and over time lost effective links to and effective nationality in their country of origin, as well as children of such migrants who failed to establish nationality in their parents' country of origin.


5. Children of Bidun parents, including notably the children of Kuwaiti mothers and Bidun fathers.'

2.2 Geschiedenis

---
In de loop der jaren hebben veel Arabieren die niet uit Koeweit afkomstig waren zich volgens de Koeweitse autoriteiten ten onrechte uitgegeven als Koeweitse bedouns. Veel oorspronkelijke documenten zijn daarbij vernietigd in de hoop op Koeweitse documenten die ook aanspraak zouden moeten geven op Koeweitse sociale voorzieningen. Deze ontwikkelingen voltrokken zich vooral sinds de Koeweitse 'oil boom' die zich vanaf de jaren vijftig voltrok. Van de naar schatting 7.000 bedouns die zich in 1960 in Koeweit bevonden, groeide hun aantal tot zo'n kwart miljoen in 1990. Onder de bedouns bevonden zich in die periode naast bedouns van Koeweitse oorsprong personen wier familie oorspronkelijk afkomstig was uit Irak, Saudi-Arabië, Syrië, de Westelijke Jordaanoever of Gaza. Ook bevond zich onder de bedouns een beperkt aantal Egyptenaren, Jemenieten, Bahreini's, Qatari's, Iraniërs, Jordaniërs en Pakistani.

Gedurende de jaren zeventig en tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog kreeg de Koeweitse arbeidsmarkt te maken met een gestage instroom van personen uit Irak en andere landen. Velen van hen waren gekwalificeerde krachten die bereid bleken hun Iraakse of andere nationaliteit op te geven om bedoun te worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor toetreding in Koeweitse overheidsdienst. Anderen namen de status van bedoun aan vanwege de sociale voorzieningen en de economische voordelen.

Tot aan het midden van de jaren tachtig behandelde de Koeweitse regering bedouns als legale inwoners van Koeweit van wie aanspraken op het Koeweits staatsburgerschap werden overwogen. Deze status onderscheidde hen niet alleen van andere buitenlandse inwoners, maar ook van andere groepen staatloze inwoners, zoals Palestijnen uit Gaza. In het 'Annual Statistic Abstract' van het Koeweitse ministerie van Planning waren bedouns opgenomen onder de categorie Koeweitse onderdanen. Ook werden aan bedouns documenten afgegeven die hen als zodanig identificeerden. Met uitzondering van stemrecht konden zij aanspraak maken op alle voorzieningen waarop Koeweitse staatsburgers ook recht hadden, waaronder woningsubsidie, onderwijs en gezondheidszorg. Bedouns vormden de meerderheid van de manschappen en onderofficieren in alle onderdelen van politie en leger. Zij kwam ook in aanmerking voor tijdelijke paspoorten. Voorts waren zij vrijgesteld van de verplichting tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning zoals die gold voor buitenlanders. In veel gevallen zijn hun nazaten nu bedouns van de tweede, derde of vierde generatie.

Halverwege de jaren tachtig was in Koeweit sprake van binnenlandse onrust en instabiliteit, die onder meer tot uiting kwam in bom- en moordaanslagen. In mei 1985 pleegde een Iraaks lid van de in Koeweit verboden islamitische organisatie Al-Da'wa al-Islamiyya een mislukte aanslag op de emir van Koeweit. Hierop volgde als uitvloeisel van een stringenter veiligheidsbeleid nieuwe wetgeving en een tijdelijke stop op afgifte van inreisvisa en verblijfsvergunningen. Gedurende de Iraans-Iraakse oorlog was bij de Koeweitse regering zorg ontstaan over de Iraanse invoed op de sji'itische bevolking van Koeweit. In 1985 en 1986 werden bijna 27.000 buitenlanders gedeporteerd, onder wie vele Iraniërs.

Uit deze ontwikkelingen vloeide ook een strikter beleid voort met betrekking tot bedouns. In 1985 begon de regering met de toepassing van de bepalingen van de 'Aliens Residence Law' op bedouns en vaardigde een reeks regelingen uit waarbij de bedouns bijna alle vroegere rechten en voordelen werd ontnomen. De vrijstelling van verblijfsvergunningen voor bedouns werd afgeschaft, waardoor veel bedouns in feite als illegaal konden worden aangemerkt. De Koeweitse regering streefde ernaar bedouns te verwijderen. Een wetsbepaling die inhield dat kinderen van een Koeweitse moeder en een bedoun-vader automatisch Koeweitse staatsburgers werden, werd ingetrokken. Ook werden bedouns vanaf 1985 uit de registers van de Koeweitse volkstellingen geschrapt.

In 1986 beperkte de Koeweitse regering volgens Human Rights Watch de mogelijkheden van bedouns om in aanmerking te komen voor Koeweitse reisdocumenten. Ook werden overheidsbeambten die geen geldig Koeweits paspoort of een paspoort van een ander land konden overleggen, ontslagen. De regering gelastte werkgevers in de private sector hetzelfde te doen. Deze maatregel had geen betrekking op werknemers van leger en politie.

In 1987 werd begonnen met weigering van registratie van auto's en afgifte van rijbewijzen voor bedouns, alsmede met het beëindigen van openbaar onderwijs voor kinderen uit bedoun-gezinnen.

Sindsdien zijn de rechten van bedouns in Koeweit verder afgekalfd. Zo werd het recht op gratis onderwijs verder ingeperkt. Ook ontvingen Koeweitse clubs en verenigingen instructie om het lidmaatschap van bedouns op te zeggen. Bedouns die na eerdere maatregelen nog in overheidsdienst werkten, konden tot op zekere hoogte gevrijwaard blijven van deze veranderingen. Sommigen konden dankzij hun persoonlijke connecties met Koeweiti's hetzelfde bereiken.

In 1989 werd krachtdadig een 'Kuwaitization' - programma nagestreefd; doel daarvan was om tegen het jaar 2000 een meerderheid van Koeweiti's in de bevolking te bereiken.

Net als Koeweiti's en buitenlanders hebben ook veel bedouns Koeweit tijdens de Iraakse bezetting in 1990/1991 verlaten. De dreiging van oorlogsgeweld heeft hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld, net als de slechte veiligheidssituatie, voedseltekorten en gebrek aan werk. De meeste bedouns die uit bezet Koeweit vertrokken, weken uit naar Irak. Dit kan mede worden verklaard uit het feit dat Irak in tegenstelling tot Saudi-Arabië geen paspoorten verlangde van degenen die gedurende de Golfcrisis het land wilden inreizen; de meeste bedouns beschikten niet over Koeweitse paspoorten.

Na de geallieerde bevrijding van Koeweit in 1991 bleek dat door de Iraakse bezetting het aantal inwoners van Koeweit aanmerkelijk was teruggelopen. Volgens census-resultaten nam het inwoneraantal van Koeweit toe van 206.473 in 1957 tot 1.357.952 in 1980 en tot 1.697.301 in 1985. Naar schatting was het inwoneraantal van Koeweit na de Golfoorlog afgenomen tot 1,2 miljoen, met name als gevolg van het vertrek van een groot gedeelte van de voormalige niet-Koeweitse inwoners. Deze hadden voorheen de meerderheid van de bevolking uitgemaakt. Van de naar schatting 220.000 tot 250.000 bedouns die voor de Iraakse invasie in Koeweit woonden had als gevolg van de Golfoorlog ongeveer de helft het land verlaten: zo'n 117.000 tot 130.000 bedouns bleken te zijn achtergebleven.

Een aantal bedouns werd door de Koeweitse Staatsveiligheidsrechtbank veroordeeld tot gevangenisstraffen , vanwege onder andere collaboratie met de Iraakse vijand en vanwege mensenrechtenschendingen. Ook waren er bedouns die niet werden veroordeeld maar toch om veiligheidsredenen werden gedetineerd in het Talha Deportation Centre. In 1998 werd Talha tijdelijk gesloten. Deze sluiting leidde tot herziening van talrijke deportatiezaken. Een aanzienlijk aantal bedouns en personen die potentieel voor verwijdering in aanmerking kwamen, werd in staat gesteld hun status te legaliseren. Zij werden in vrijheid gesteld. De overigen werden ondergebracht in de Shuwaikh state security facility.

Koeweit weigerde de meeste bedouns die tijdens de Golfcrisis naar Irak waren uitgeweken toe te laten. Het algemene gevoelen in Koeweit was namelijk dat de bedouns pro-Iraaks waren.

Na de Golfoorlog hebben de Koeweitse autoriteiten wederom striktere maatregelen getroffen met betrekking tot de bedouns. Bedouns in overheidsdienst werden en masse ontslagen en slechts een klein gedeelte werd later weer in dienst genomen. In 1993 werd een decreet uitgevaardigd dat inhield dat mannelijke bedouns niet langer konden toetreden tot de strijdkrachten. In datzelfde jaar heeft de regering een speciale commissie ingesteld die zich met het probleem van de bedouns moest bezighouden. De leiding van de commissie werd in 1995 overgedragen van een hoge ambtenaar naar de Koeweitse minister van Binnenlandse Zaken, waarna een systeem werd opgezet om de bedouns van Koeweitse oorsprong te onderscheiden van de andere bedouns. De werkzaamheden en aanbevelingen van deze commissie waren niet zeer transparant, maar leken bedoeld om de eerste groep, die op basis van Koeweitse wetgeving aanspraak zou moeten kunnen maken op de Koeweitse nationaliteit, nader te definiëren. Tot deze groep behoren onder meer vrouwelijke bedouns die getrouwd zijn of zijn geweest met mannen die Koeweits staatsburger zijn of waren.

In de loop der jaren zijn vele bedouns in een 'juridisch niemandsland' geraakt: zonder Koeweitse identiteitsbewijzen of andere documenten die hun Koeweits staatsburgerschap aantonen kan een groot aantal van hen geen officiële (verblijfs-) status krijgen, en geen werk(vergunning), toegang tot gratis gezondheidszorg of onderwijs voor hun kinderen, etc. Vooral bedouns die niet in overheidsdienst werkzaam zijn, zouden in de afgelopen jaren volgens Human Rights Watch geconfronteerd zijn met enorme problemen bij de registratie van geboorte, huwelijk, echtscheiding en overlijden, omdat zij niet beschikken over het vereiste identiteitsbewijs en van hen wordt verlangd om langdurige veiligheidsonderzoeken te doorlopen alvorens het ministerie van Binnenlandse Zaken overgaat tot de afgifte van een brief van geen bezwaar.

3 Recentere ontwikkelingen

---

De laatste jaren lijkt de politiek-juridische positie van de bedouns niet wezenlijk te zijn veranderd. De Koeweitse autoriteiten beschouwen de kwestie van de bedouns meer als een veiligheidsprobleem dan als een mensenrechtenzaak. Het verband dat in Koeweit wordt gelegd tussen de positie van de bedouns en de dreiging vanuit Irak ligt hieraan ten grondslag. Sinds enkele jaren onderneemt de Koeweitse regering stappen om vast te stellen wie de bedouns zijn en wat de aard van hun band met Koeweit is. In de Nationale Assemblée is de Commissie van Binnenlandse Zaken en Defensie belast met de kwestie, en niet de Commissie Mensenrechten.

In 1999 initieerde de Koeweitse regering een nieuw programma dat in juni 2000 moest leiden tot naturalisatie van ongeveer 11.000 bedouns. De rond honderdduizend overige bedouns zouden een permanente verblijfsstatus krijgen op voorwaarde dat zij hun werkelijke nationaliteit onthulden. Het probleem hierbij is uiteraard dat de meeste bedouns menen dat zij aanspraak kunnen maken op het Koeweits staatsburgerschap; zij claimen juist geen andere nationaliteit te hebben of te kunnen aantonen.

Volgens planning moest het naturalisatie- en legalisatieprogramma in juni 2000 zijn afgerond, waarbij het Koeweitse staatsburgerschap zou kunnen worden toegekend aan onder meer bedouns die waren geregistreerd bij de volkstelling van 1965. Bedouns die in 1965 niet werden geregistreerd (en hun nazaten) zouden 'civil identity(ID) cards' en recht op permanent verblijf worden toegekend, en daarmee het recht om te werken en op hulp op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. In het voorjaar van 2000 bleek van afronding van het naturalisatieprogramma nog geen sprake te zijn en leek het programma weinig concrete resultaten te hebben opgeleverd. Op 19 april 2000 evenwel, maakte sjeik Mohammad al-Khaled al-Hamad al-Sabah, Koeweits minister van Binnenlandse Zaken, aan het parlement bekend dat de regering van plan was aan 36.000 bedouns het Koeweits staatsburgerschap te verlenen.

In mei 2000 ging het Koeweits parlement akkoord met bovenstaand regeringsvoorstel. Diezelfde maand nam het Koeweitse parlement een wet aan die het maximum aantal naturalisaties op jaarbasis op tweeduizend bepaalt.

Personen die niet geregistreerd stonden bij de volkstelling van 1965 kunnen toch onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor de Koeweitse nationaliteit. Bepalend daarbij zijn onder andere verwantschap met Koeweitse staatsburgers en mogelijk academische kwalificaties en speciale beroepsvaardigheden. Volgens een persbericht zijn vier bedouns die als kunstenaar een bijdrage hebben geleverd aan het imago van Koeweit in het buitenland om die reden in aanmerking gebracht voor het Koeweits staatsburgerschap.

Schattingen van het totaal aantal bedouns in Koeweit medio 2000 variëren van 102.000 tot 122.000. In juni 2000 verklaarde de minister van Binnenlandse Zaken dat het 'Executive Committee on Illegal Residents Affairs' in februari 2000 121.216 individuele gevallen had geregistreerd. Deze cijfers impliceren dat uiteindelijk 65.000 tot 86.000 bedouns niet in aanmerking komen voor behandeling van een aanvraag van de Koeweitse nationaliteit.

In het kader van het naturalisatie- en legalisatieprogramma had het ministerie van Binnenlandse Zaken gesteld dat bedouns tot 27 juni 2000 de tijd kregen om documenten over te leggen die hun oorspronkelijke nationaliteit aantoonden. Daarna zouden zij in aanmerking kunnen komen voor een legalisering van hun status. Degenen die geen documenten toonden, werd strafrechtelijke vervolging in het vooruitzicht gesteld. Volgens berichtgeving in de Koeweitse media hadden eind juni 2000 ongeveer twaalfduizend bedouns hun ware nationaliteit aangetoond of de nationaliteit van een ander land verkregen. Degenen die dergelijke documenten hadden getoond, hadden verblijfsvergunningen ontvangen. Een verdere achtduizend bedouns hadden hun status gelegaliseerd of hadden toegezegd dit op korte termijn te doen.

De meeste bedouns blijven echter claimen dat zij geen andere nationaliteit hebben (gehad); zij volharden erin dat zij van Koeweitse afkomst zijn.

Onmiddellijk na 27 juni 2000 kondigde het ministerie van Binnenlandse Zaken aan dat het zou beginnen met de overdracht aan de openbare aanklager van dossiers van bedouns die hun situatie niet hadden geregulariseerd. Het ministerie gaf eveneens aan dat het verwijdering zou nastreven van personen die waren veroordeeld voor overtreding van de Nationality Law of de Aliens Residence Law .

In juli 2000 verschenen berichten in de Koeweitse pers over beperkingen die de autoriteiten na verstrijken van de deadline van 27 juni 2000 zouden hebben opgelegd aan degenen die geen adequate documenten hadden overgelegd of misleidende gegevens hadden verstrekt.

Zo was volgens een persbericht het ministerie van Binnenlandse Zaken op 23 juli 2000 gestopt met de afgifte van rijbewijzen, geboorteaktes en huwelijkscertificaten aan de meeste bedouns. In de praktijk dienen bedouns hun verblijf in Koeweit te legaliseren, alvorens de autoriteiten tot afgifte van documenten overgaan. In samenhang hiermee dient te worden opgemerkt dat in geval men een aanvraag doet voor dergelijke documenten men doorgaans een 'civil identity (ID) card' toont als identiteitsbewijs. Aangezien bedouns geen bewijs van hun nationaliteit hebben, zijn zij niet in staat een 'civil identity (ID) card' te verkrijgen. Bij het ontbreken van een 'civil identity (ID) card' verlangen overheidskantoren een brief van geen bezwaar van het Executive Committee on Illegal Residents van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Eind juli 2000 zou hetzelfde ministerie verschillende overheidsinstellingen instructie hebben gegeven aanvragen van bedouns voor documenten niet meer in behandeling te nemen.

In juli 2000 controleerde de Koeweitse politie op instructie van het ministerie van Binnenlandse Zaken speciaal op bedouns zonder papieren. In een aantal gevallen werden aanhoudingen verricht. Krantenberichten vermeldden in dezelfde periode ook de mogelijkheid van toekomstige verwijdering van bedouns, al werd daarbij aangegeven dat Koeweit eerst andere landen bereid moest vinden te verwijderen bedouns op te nemen. Volgens een persbericht was daartoe reeds contact gelegd met enkele Afrikaanse landen. Verwijdering van vreemdelingen zal niet geschieden indien betrokkenen aangegeven bezwaar te maken tegen verwijdering naar een land dat hen eventueel zou willen opnemen of tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen veelal geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. Dit vooruitzicht hebben met name bedouns omdat immers in de praktijk weinig landen bereid zullen zijn staatloze bedouns op te nemen. Er zijn geen berichten bekend dat na het verschijnen van de krantenberichten in juli 2000 ook daadwerkelijk verwijdering van bedouns heeft plaatsgevonden.

In juli 2000 berichtten de Koeweitse media dat tegen enkele tientallen bedouns die, met het oog op verkrijging van het Koeweitse staatsburgerschap of legalisatie van hun status, valse paspoorten of andere niet-authentieke documenten hadden overgelegd of misleidende gegevens hadden verstrekt, strafrechtelijke onderzoeken waren ingesteld of aanklachten waren ingediend. De beschuldigingen hierbij luidden onder meer valsheid in geschrifte of illegaal verblijf in Koeweit. Ruim tien bedouns zouden in onderzoekshechtenis zijn genomen.

Verder kwam het in juli 2000 naar verluidt eveneens tot incidenten waarbij vernielingen werden aangericht aan onder meer een politievoertuig. Daarop werden zo'n tweehonderd bedouns gearresteerd. Volgens in lokale kranten aangehaalde bronnen moesten de incidenten worden beschouwd als protestacties tegen het overheidsbeleid inzake de bedouns.

In augustus 2000 werden nieuwe artikel-17-documenten geïntroduceerd. De oude artikel-17-documenten verloren per januari 2001 hun geldigheid. Bedouns moeten voortaan nieuwe reisdocumenten aanvragen.

De Koeweitse pers berichtte in oktober 2000 dat de Koeweitse autoriteiten hadden gemeld dat duizend bedouns en hun families het Koeweits staatsburgerschap was verleend. Het ging daarbij om in totaal ongeveer drieduizend personen.

In 2001 aanvaardde de Nationale Assemblée een wet waarbij het aantal naturalisaties voor het jaar 2001 op tweeduizend werd vastgesteld. In november 2001 verklaarde de parlementaire Commissie van Binnenlandse Zaken en Defensie dat tussen de vijf- en zeshonderd dossiers van personen die in aanmerking komen voor het Koeweits staatsburgerschap waren afgerond.

De Koeweitse regering heeft aangegeven dat 39.000 bedouns zich in de periode van juni 2000 tot december 2001 hebben gedocumenteerd als onderdanen van andere landen, voornamelijk Syrië en Saudi-Arabië.

De kwestie van de bedouns is onderwerp van discussie niet alleen onder politici en in ambtelijke kringen, maar ook in de media en onder mensenrechtenactivisten in Koeweit. Zo haalde de Kuwaiti Human Rights Society uit naar de regering voor het dreigen met ernstige maatregelen tegen bedouns die nalieten hun verblijfsstatus vóór 27 juni 2000 te legaliseren Ook enkele parlementariërs hebben zich tegen het regeringsbeleid inzake bedouns uitgesproken. Hierbij speelde naast humanitaire, politieke en juridische aspecten de vrees voor mogelijke schade aan het imago van Koeweit in het buitenland een rol. Volgens een persbericht heeft een lid van de Koeweitse Nationale Assemblée zich in november 2001 nog uitgesproken voor een duidelijke strategie ten aanzien van de behandeling van de zaak van de bedouns. Daarbij zou rekening dienen te worden gehouden met het staatsbelang en zou tegelijkertijd een adequate oplossing van deze slepende kwestie gevonden moeten worden.

4 Sociaal-economische positie

---

De sociaal-economische omstandigheden van bedouns kunnen van geval tot geval verschillen. Sommige bedouns zijn in weinig opzichten te onderscheiden van Koeweitse staatsburgers; vaak heeft men Koeweitse familieleden en is men in de Koeweitse samenleving geïntegreerd. Huwelijken tussen Koeweitse staatsburgers en bedouns zijn gangbaar. Het is niet ongebruikelijk dat leden van hetzelfde gezin een verschillende burgerschapsstatus hebben. Zo kunnen binnen één gezin personen voorkomen die het Koeweits staatsburgerschap automatisch hebben verkregen, personen die het staatsburgerschap door naturalisatie hebben verkregen, en bedouns. Het komt voor dat er binnen één gezin kinderen zijn met het Koeweitse staatsburgerschap en kinderen die bedoun zijn.

Er zijn bedouns die ronduit vermogend zijn te noemen en aan wie het afgezien van hun formele status materieel aan niets lijkt te ontbreken.

Aan de andere kant leven grote aantallen bedouns in naar Koeweitse verhoudingen marginale omstandigheden. Hun huisvesting is in veel gevallen slecht, en ontstijgt soms niet het niveau van een sloppenwijk. Sommige kinderen werken als straatventer om het magere inkomen van het gezin aan te vullen. Een aantal behoeftige bedouns wordt ondersteund door Koeweitse ngo's, zoals de Koeweitse Rode Halve Maan en de islamitische liefdadigheidsorganisatie 'Zakat House'.

Het is voor veel bedouns niet eenvoudig of niet mogelijk toegang te krijgen tot gratis onderwijs, gezondheidszorg of bijvoorbeeld subsidies voor huisvesting. Een aantal kinderen van bedouns gaat niet naar school. Maar er zijn ook bedouns die beschikken over tijdelijke of vervalste papieren waarmee zij wel gebruik kunnen maken van openbaar onderwijs en sociale voorzieningen. Volgens een enkele bron kunnen kinderen van een bedoun-man en een Koeweitse vrouw aanspraak maken op gratis onderwijs. Bedouns met voldoende financiële middelen hebben zonder meer toegang tot privé-onderwijs en -gezondheidszorg.

4.1 Werkgelegenheid63

---
Bedouns zonder documenten kunnen moeilijk vast werk vinden, vooral bij de overheid, maar ook in de private sector. Sommige bedouns hebben ongeregeld werk, bijvoorbeeld als winkelbediende, conciërge, parkeerwacht, dagloner of in de informele sector. Veelal betreft het minder betaalde functies met weinig aanzien.

Er zijn ook bedouns met goed betaalde betrekkingen in het bedrijfsleven of bij de Koeweitse overheid, al kunnen zij geen betrekkingen vervullen op hoge posities binnen de verschillende overheidsdiensten of bij de strijdkrachten.

4.2 Politie en strijdkrachten

---
In het Koeweitse leger en bij de politie hebben in het verleden naar verhouding veel personen van Iraakse oorsprong dienst genomen. Velen van hen waren gekwalificeerde krachten die bereid bleken hun Iraakse nationaliteit op te geven om bedoun te worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor vrijwillige toetreding tot strijdkrachten of politie.

Sinds de Golfoorlog zijn bedouns binnen de strijdkrachten en politie voor een belangrijk deel ontslagen en vervangen. In 1993 werd een decreet uitgevaardigd dat inhield dat bedouns niet langer konden toetreden tot de strijdkrachten. Veel bedouns die in dienst waren als onder meer militaire instructeur verloren sinds de Golfoorlog hun baan. Maar niet iedereen werd ontslagen. In 1998 bestond ongeveer een kwart (zo'n zesduizend personen) van de manschappen van de strijdkrachten uit bedouns, maar zij zouden geleidelijk aan worden vervangen. Zo zouden alle mannen van Koeweitse nationaliteit twee jaar dienstplicht dienen te vervullen; vrijstelling daarvan zou evenwel eenvoudig zijn te verkrijgen. In 1999 werden nog zonen van Koeweitse moeders en bedoun-vaders toegelaten tot de strijdkrachten. Bedouns vervullen in veel gevallen lagere rangen en functies.

Afgezien van dit soort uitzonderingen worden tegenwoordig geen bedouns door het ministerie van Defensie meer ingelijfd. Dit laatste geldt ook voor het politiekorps waar in 1998 ongeveer 1700 bedouns werkzaam waren.

In juli 2001 berichtten Koeweitse media dat het ministerie van Defensie een eerdere maatregel, waarbij bedouns hun oorspronkelijke nationaliteit bekend moesten stellen op straffe van ontslag uit het leger, heeft opgeschort en dat bedouns in het leger niet zullen worden ontslagen.

5 Wetgeving

---

5.1 Verdragen

---
Koeweit is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Protocol van 1967, of bij (bilaterale) verdragen over vluchtelingen met landen in het Midden-Oosten. Wel zijn er tussen de Koeweitse regering en UNHCR besprekingen over toetreding tot het Vluchtelingenverdrag op gang gekomen. Koeweit is partij bij onder meer de volgende internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten:


- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (New York, 19-12-1966);


- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (New York, 19-12-1966);


- Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (New York, 10-12-1084);


- Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (New York, 18-12-1979);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (New York, 07-03-1966);


- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning en bestraffing van de misdaad van apartheid (New York, 30-11-1973);


- Verdrag inzake de rechten van het kind (New York, 20-11-1989);

- Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Parijs, 09-12-1948).

Koeweit is geen partij bij het Verdrag tot beperking van staatloosheid (New York, 30-08-1961) of de Overeenkomst inzake beperking van het aantal gevallen van staatloosheid (Bern, 13-09-1973).

5.2 Overeenkomst met UNHCR

---
In augustus 1996 heeft Koeweit een overeenkomst met UNHCR geratificeerd die het UNHCR-mandaat voor de bescherming van vluchtelingen erkent. Hiermee heeft de staat Koeweit zijn bereidheid aangegeven UNHCR-medewerkers toegang te bieden tot vluchtelingen en personen die volgens het UNHCR-mandaat vallen onder de UNHCR-statuten.

In de praktijk verschaft de regering van Koeweit UNHCR volledige toegang tot asielzoekers en vluchtelingen. Dit geldt ook voor personen die zich in detentie- of verwijderingscentra bevinden. De Koeweitse autoriteiten stellen zich jegens UNHCR coöperatief op. Naast 1261 Palestijnse, 1200 Iraakse en ruim driehonderd vluchtelingen van andere nationaliteiten, stonden aan het eind van het jaar 2001 bij UNHCR-Koeweit ook 1648 bedouns geregistreerd. Zij kunnen een beroep doen op UNHCR voor adviezen. UNHCR werkt samen met de Koeweitse Rode Halve Maan en Zakat House, een islamitische liefdadigheidsorganisatie. Een aantal behoeftige bedouns wordt door deze Koeweitse ngo's ondersteund. UNHCR is in gesprek met de Koeweitse autoriteiten over de kwestie van de bedouns. UNHCR poogt de 'legal status' van staatloze personen in Koeweit te verbeteren en tracht de Koeweitse autoriteiten aan te moedigen het aantal gevallen van staatloosheid te beperken door versterking van zowel de nationale wetgeving als de toepassing daarvan in relatie tot andere landen.

5.3 Nationale asielwetgeving

---
De Koeweitse grondwet verbiedt de uitlevering van politieke vluchtelingen. In de grondwet wordt niet nader uitgewerkt wat onder politieke vluchtelingen dient te worden verstaan. Koeweit heeft geen nationale wetgeving die voorziet in bepalingen die de positie van asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen asielprocedures waarop bedouns aanspraak kunnen maken.

Het zou voorkomen dat politieke vluchtelingen tot Koeweit worden toegelaten. Daarbij zou formeel geen erkenning als politiek vluchteling plaatsvinden, maar het (tijdelijk) verblijf van de betrokken persoon in Koeweit worden gefaciliteerd.

5.4 Nationaliteitswetgeving

---
Volgens de Koeweitse nationaliteitswetgeving hebben personen die zelf of wier voorouders voor 1920 in Koeweit woonachtig waren in beginsel recht op de Koeweitse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor kinderen van een Koeweitse vader. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse man met een bedoun-vrouw verwerven derhalve automatisch het Koeweits staatsburgerschap. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse vrouw met een bedoun-man kunnen op grond hiervan geen aanspraak maken op het Koeweits staatsburgerschap.

Naturalisatie van niet-Koeweiti's is in beginsel beperkt wettelijk mogelijk, als men hiertoe wordt voorgedragen door de minister van Binnenlandse Zaken. Om voor een voordracht in aanmerking te komen is vereist dat men voldoet aan een aantal cumulatieve voorwaarden, waaronder: langjarig ononderbroken verblijf in Koeweit, goed gedrag, islam als godsdienst, middelen voor levensonderhoud, beheersing van het Arabisch. Ook dient men '... in staat te zijn diensten te verlenen die het land nodig heeft of die reeds verlenen.'

Ook personen die het land een belangrijke dienst hebben bewezen kunnen onder een aantal van deze voorwaarden en na voordracht door de minister van Binnenlandse Zaken voor naturalisatie in aanmerking komen.

Ook kan op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken de Koeweitse nationaliteit worden verleend aan personen die zijn geboren uit een Koeweitse moeder, die tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd de woonplaats in Koeweit hebben behouden en wiens niet-Koeweitse vader van de moeder is gescheiden of is overleden. Door besluit van de minister van Binnenlandse Zaken kunnen minderjarigen die aan deze voorwaarden voldoen tot aan het bereiken van de meerderjarige leeftijd op dezelfde wijze als Koeweiti's worden behandeld. Ook voor Arabieren die zelf of wier voorouders voor 1945 in Koeweit woonden geldt dat onder voorwaarden naturalisatie mogelijk is. Voor niet-Arabieren geldt hetzelfde, maar is het jaartal 1930.

Ook vrouwen en weduwen van een Koeweiti waarmee zij meer dan vijftien jaar gehuwd zijn (geweest) kunnen onder voorwaarden het Koeweits staatsburgerschap verwerven. In de praktijk blijkt deze periode veelal te kunnen worden bekort. In het verleden was deze periode met tien jaar ook bij wet korter.

Het aantal naturalisaties op jaarbasis is naar het voorkomt aan een maximum gebonden.

De Koeweitse nationaliteitswetgeving biedt in een aantal gevallen de mogelijkheid van verlies, intrekking en ontneming van de Koeweitse nationaliteit. Verlies kan bijvoorbeeld plaatsvinden indien een Koeweits staatsburger een vorige of nieuwe nationaliteit aanneemt. Intrekking kan plaatsvinden indien men wordt veroordeeld omdat men deloyaal is ten opzichte van Koeweit, of sociale of economische schade aan het land toebrengt. Indien men in vreemde krijgsdienst treedt of het belang dient van een land waarmee Koeweit in oorlog is of waarmee de diplomatieke betrekkingen verbroken zijn, kan de Koeweitse nationaliteit worden ontnomen.

Overigens is in sommige gevallen ook herkrijging van de Koeweitse nationaliteit mogelijk. Op voordracht van de Koeweitse minister van Binnenlandse Zaken kan de Ministerraad bij besluit de Koeweitse nationaliteit opnieuw verlenen aan de vrouw die vrijwillig de nationaliteit van haar niet-Koeweitse echtgenoot heeft verkregen en daardoor haar Koeweitse nationaliteit heeft verloren. Voorts kan aan de Koeweitse man die de Koeweitse nationaliteit heeft verloren door vrijwillige verkrijging van een vreemde nationaliteit, alsmede zijn echtgenote en kinderen - indien zij in die verkrijging hebben gedeeld - op voordracht de Koeweitse nationaliteit wederom worden verleend.

Het VN-Mensenrechtencomité beoordeelde in juli 2000 het eerste periodieke rapport van Koeweit betreffende de tenuitvoerlegging van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het comité merkte naar aanleiding daarvan op dat 'The State party should confer its nationality on a non-discrimanatory basis and ensure that those who were granted Kuwaiti nationality are treated equally with other Kuwaiti citizens with regard to voting rights.' Voorts stelde het comité dat 'The Committee is concerned about other instances of discrimination, in particular the naturalization of Muslim applicants exclusively.'

Human Rights Watch meent dat veel bepalingen in de Koeweitse nationaliteitswetgeving het non-discriminatie beginsel schenden, terwijl de mensenrechtenorganisatie ook de implementatie van de wet beschouwt als hoogst arbitrair en tekortschietend in transparantie. Volgens Human Rights Watch zou de Koeweitse parlementariër Hussayn al-Qalaf hebben gezegd dat in Koeweit nationaliteit kan worden verkregen "... by connections ('wastat') and payments."


6 Detentie

---

Personen die in aanmerking komen voor verwijdering uit Koeweit, kunnen worden ondergebracht in een detentiecentrum. Verwijdering van vreemdelingen geschiedt niet indien betrokkenen bezwaar maken tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen veelal in afwachting van een oplossing geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.

Bedouns die niet over noodzakelijke documenten beschikken, kunnen worden gedetineerd als 'illegal residents', doch in de regel alleen wanneer zij worden gearresteerd op grond van een andere aanklacht.

De omstandigheden in de Koeweitse gevangenissen worden door onafhankelijke waarnemers als redelijk gekwalificeerd en voldoen aan of gaan uit boven de minimum internationale eisen met betrekking tot voedselvoorziening, toegang tot basisgezondheidszorg, regelmatig familiebezoek, hygiëne en mogelijkheden voor werk en lichaamsbeweging. Wel is sprake van overbevolking, maar de regering werkt momenteel aan renovatie van de bestaande faciliteiten, terwijl er ook een nieuwe 'maximum security prison' wordt gebouwd.

In tegenstelling tot voorheen waren er in het jaar 2001 geen berichten van mishandeling van gevangenen in Koeweitse detentiecentra. Wel zouden '... some police and members of the security force abuse detainees during interrogation. Reported abuses include blindfolding, verbal threats, and physical abuse'. Niet-Koeweiti's worden hiervan eerder het slachtoffer dan Koeweitse staatsburgers. Het Mensenrechtencomité van de Koeweitse Nationale Assemblée houdt toezicht op de omstandigheden in de gevangenissen.

De Koeweitse autoriteiten kunnen nog steeds personen interneren die worden verdacht van collaboratie met Irak tijdens de bezetting van 1990/91. Eind 2001 verbleven nog twintig door de voormalige oorlogs- of staatsveiligheidsrechtbanken veroordeelde personen in Koeweitse gevangenissen, onder wie acht bedouns.

Voorts bevonden zich eind 2001 ongeveer tweehonderdvijftig bedouns en buitenlanders in Koeweitse detentiecentra, waarvan sommigen in afwachting van verwijdering.

Het gevangeniswezen in Koeweit beschikt over de volgende gevangenissen en detentiecentra:


· Kuwait Central Prison. Deze gevangenis is voor circa duizend gevangenen gebouwd, maar moet regelmatig plaats bieden aan ruim tweeduizend personen. Ook een aantal van drieduizend gedetineerden wordt genoemd. Twee nieuwe gebouwen zijn bijna voltooid, waardoor de capaciteit wordt vergroot tot drieduizend gevangenen. In 2002 is de bouw van drie additionele gebouwen voorzien.


· Talha Detention Centre. Dit is een gevangenis met kenmerken van een open strafinrichting die over goede faciliteiten beschikt. In deze gevangenis bevinden zich personen die zijn veroordeeld in een civiele procedure of voor naar verhouding lichte vergrijpen, of personen die de laatste periode van hun gevangenisstraf uitzitten en spoedig vrij kunnen komen. Alhoewel Talha niet langer een verwijdercentrum is, worden hier van tijd tot tijd wel personen vastgehouden in afwachting van hun verwijdering. Sinds de heropening van deze gevangenis in 1998 is er geen kritiek geweest van mensenrechtengroeperingen over mishandeling van gevangenen.


· Shuwaikh state security facility. Deze gevangenis doet tevens dienst als verwijdercentrum. Hier bevinden zich mannen die niet over een verblijfs-vergunning beschikken en daarom voor verwijdering in aanmerking komen. Het komt vaak voor dat men wordt vrijgelaten op het moment dat een sponsor zich garant stelt en een verblijfsvergunning wordt verkregen. Dit laatste komt vooral voor in geval van (tijdelijke) detentie van bedouns.


· Jeugdstrafinrichting. Deze inrichting richt zich voor een belangrijk deel op reclassering.


· Centrale vrouwengevangenis. Degenen die in deze gevangenis zijn gedetineerd en voor verwijdering in aanmerking komen, bevinden zich in een aparte vleugel; het betreft voor een groot deel vrouwen uit Pakistan, India, Filipijnen, Bangladesh, etc. die hun verblijfsvergunning niet (tijdig) konden verlengen.


· Militaire gevangenis Diwan.


7 Verwijdering

---

In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat gedocumenteerde bedouns, net als niet-Koeweiti's worden verwijderd als zij als een specifiek veiligheidsrisico worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor bedouns die zijn veroordeeld door de (in 1995 afgeschafte) Staatsveiligheidsrechtbanken. Bedouns die hun status niet hebben geregulariseerd, kunnen door de Koeweitse autoriteiten als illegale inwoner worden aangemerkt. Ook in die gevallen is in beginsel de mogelijkheid van verwijdering aanwezig. In het jaar 2001 hebben geen verwijderingen plaatsgevonden.

Veel bevelen tot verwijdering worden louter administratief afgedaan, zonder dat er een rechtszaak aan ten grondslag ligt. Verwijdering is mede afhankelijk van de documenten waarover men beschikt.

Verwijdering van vreemdelingen zal niet geschieden indien betrokkenen aangeven bezwaar te maken tegen verwijdering naar een land dat hen eventueel zou willen opnemen of tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in afwachting van een oplossing veelal geen andere keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. Dit vooruitzicht hebben met name bedouns omdat immers in de praktijk weinig landen bereid zullen zijn staatloze bedouns op te nemen.


8 Terugkeer

---

Koeweit laat in beginsel geen vreemdelingen toe die het Koeweitse grondgebied eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.

De Koeweitse regering streeft ernaar terugkeer te voorkomen van bedouns die Koeweit tijdens de Iraakse bezetting van Koeweit of tijdens de Golfoorlog hebben verlaten. Afgifte van inreisvisa voor deze categorie bedouns wordt vaak vertraagd of geweigerd, hetgeen voor sommige bedouns leidt tot ernstige problemen als het verstoken blijven van contact met familieleden. Volgens een schatting van Human Rights Watch bevindt zich buiten Koeweit (voornamelijk in Irak) een door natuurlijke aanwas intussen tot 240.000 personen gegroeide bedoun-bevolking; de meeste van hen zouden zich (weer) in Koeweit willen vestigen.

Bedouns die vanuit het buitenland met een oud model artikel-17-document terugkeerden naar Koeweit werden in beginsel weer toegelaten tot Koeweit. In het verleden is door bedouns wel beweerd dat wedertoelating niet altijd gegarandeerd was.

Sinds 15 augustus 2000 geven de Koeweitse autoriteiten een nieuw model artikel-17 document af. De Koeweitse autoriteiten hebben gegarandeerd houders van dergelijke documenten tot Koeweit toe te laten in geval van verlies of verlopen van de geldigheidsduur van het document in het buitenland.

Eind september / begin oktober 2000 heeft een groep bedouns aan de Iraakse kant van de Koeweits-Iraakse grens gedemonstreerd voor terugkeer naar Koeweit. Waarnemers zagen in deze demonstraties de hand van het regime in Bagdad. In dezelfde periode heeft Irak Koeweit beschuldigd van oliediefstal door schuine boringen.


9 Documenten

---

9.1 Identiteitsbewijzen

---
Bedouns kunnen in beginsel beschikken over een geplastificeerde 'security (ID) card' die de tegenhanger is van de identiteitskaart voor Koeweitse staatsburgers, de 'civil identity (ID) card'. Volgens Human Rights Watch heeft de directeur van het 'Executive Committee on Illegal Residents' van het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken in 2000 in een interview verklaard dat het 'Committee' slechts nieuwe 'security (ID) cards' zal afgeven aan bedouns die zich bij de census van 1965 hebben laten registreren of die met officiële documenten 'residence' in Koeweit vóór 1965 kunnen aantonen. Voorzover bekend wordt deze identiteitskaart voor bedouns door het ministerie van Binnenlandse Zaken afgegeven, indien de autoriteiten naar hun inzicht over voldoende informatie beschikken over de betreffende bedoun.

Naar verluidt gaat in sommige gevallen aan afgifte van een 'bitaqa amniyya' afgifte van een 'bitaqa muraja'a' vooraf. Deze 'bitaqa muraja'a', die men ontvangt na zich vrijwillig te hebben aangemeld om voor een security card in aanmerking te komen, kan worden beschouwd als een voorlopige identiteitskaart voor bedouns, die het ministerie van Binnenlandse Zaken kan afgeven indien de autoriteiten naar hun inzicht (nog) niet over voldoende informatie beschikken over de betrokken bedoun. Zodra de autoriteiten wel over voldoende gegevens over de betrokken bedoun beschikken, kan de 'bitaqa muraja'a' worden vervangen door de 'bitaqa amniyya'.

In de meeste gevallen kan echter een 'bitaqa amniyya' worden afgegeven zonder dat er een noodzaak bestaat voor een voorlopige 'bitaqa muraja'a'.

9.2 Artikel-17-documenten

---
Bedouns beschikken in beginsel niet over Koeweitse paspoorten. Er kunnen echter andere Koeweitse reisdocumenten worden afgegeven aan bedouns op basis van artikel 17 van de Koeweitse paspoortwet die bepaalt dat afgifte van reisdocumenten mogelijk is aan niet-Koeweiti's. In september 2000 is een nieuw model artikel-17 document ingevoerd.

Oud model

Het oude model artikel-17-document dat vanaf 1 januari 2001 niet langer geldig is, kon worden afgegeven in geval van een buitenlandse reis van bedouns die in overheidsdienst werkten en ambtshalve naar het buitenland moesten reizen, en soms aan hun familieleden. Afgifte was ook mogelijk in geval van medische behandeling in het buitenland, begeleiding van patiënten, bedevaart naar Saoedi-Arabië en studie in het buitenland. In de praktijk bleek dat bedouns op artikel-17-paspoorten ook zakelijke en toeristische reizen maakten. Ook politieke vluchtelingen konden voor afgifte van een artikel-17-document in aanmerking komen. In het algemeen kan men stellen dat met name de bedouns die sociaal-economisch goed zijn geïntegreerd in de Koeweitse samenleving over deze artikel-17-documenten konden beschikken.

Volgens Human Rights Watch hebben de autoriteiten in april 2000 bepaald dat afgifte van artikel-17-documenten wordt beperkt, maar dat er geen specifieke voorwaarden worden gesteld aan bedouns die reisdocumenten aanvragen.

Afgifte van het oude model artikel-17-document vond in de regel alleen plaats indien men beschikte over een geldige verblijfstitel. Houders van een artikel-17-document werden voor zover bekend na verblijf in het buitenland weer toegelaten tot Koeweit.

De documenten werden alleen in Koeweit zelf afgegeven; Koeweitse diplomatieke vertegenwoordigingen hadden hiertoe geen bevoegdheid. Artikel-17-documenten konden worden verlengd. Dit laatste kon een Koeweitse diplomatieke vertegenwoordiging volgens een bepaling uit 1986 slechts doen na toestemming van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Het oude model artikel-17-document onderscheidt zich uiterlijk op het eerste gezicht in weinig van Koeweitse paspoorten. Er zijn de volgende verschillen:


- In tegenstelling tot reguliere paspoorten bevat een artikel-17-document op bladzijde 1 (in de regel bovenaan) een stempel met een verwijzing naar bladzijde 63.


- Op bladzijde 4 van het artikel-17-document staan onderaan in het midden van de bladzijde drie Arabische letters (ghain-kaf-mim ), die indiceren dat het een niet-Koeweiti betreft.


- In sommige artikel-17-documenten staat op bladzijde 4 rechts in het midden van de bladzijde, onder 'Place of Birth' en 'Makan al-wilada' , naast de geboorteplaats ook vermeld 'non-Kuwaiti' en 'ghair-Kuwaiti'.


- Op bladzijde 62 van het artikel-17-document staat een blokstempel met een Arabische tekst die naar artikel 17 verwijst. Onder dit stempel staat een tweede stempel met het wapen van Koeweit, waaronder staat 'Wizara al-Dahiliyya' . In sommige gevallen is een derde stempel geplaatst. Het betreft een blokstempel waarin in het Arabisch staat aangegeven dat het paspoort niet kan worden ingetrokken binnen vijf jaar na afgifte. Dit stempel kan echter ook ontbreken.


- Op bladzijde 63 wordt met de gedrukte Arabische woorden wederom verwezen naar artikel 17. Er zijn enkele Latijnse cijfers (waaronder een jaartal) en de Arabische letters 'jim' en 'kaf aangebracht, alsmede (in het Arabisch) 'onder artikel 17' .

In de praktijk bleken houders van artikel-17-documenten waarin het derde

(blok-)stempel op bladzijde 62 ontbreekt in het verleden eerder politiek asiel te hebben aangevraagd in het buitenland dan houders van een artikel-17-document met een dergelijk stempel, omdat zij meenden dat hun artikel-17-document te allen tijde door de Koeweitse autoriteiten kon worden ingetrokken. Echter, het 'Kuwaiti Passport Office' heeft altijd beweerd dat alle houders van geldige artikel-17-documenten bij terugkeer tot Koeweit worden toegelaten.

Een bepaling uit 1986 noemt de mogelijkheid voor afgifte van artikel-17-documenten voor slechts één buitenlandse reis. Dergelijke documenten werden na terugkeer door de grensbewakingsautoriteiten ingenomen. Volgens sommige bedouns zijn in het verleden artikel-17-documenten door de Koeweitse autoriteiten inderdaad voorzien van een stempel met de tekst 'Valid for one journey only' . Het kan niet volledig worden uitgesloten dat het in het verleden op beperkte schaal is voorgekomen dat wedertoelating tot Koeweit met een dergelijk stempel niet mogelijk was. Op deze wijze zouden bedouns worden aangemoedigd buiten Koeweit asiel aan te vragen. Overigens geldt volgens een bepaling uit 1986 dat artikel-17-documenten kunnen worden afgegeven aan personen die op basis van een gerechtelijke beslissing Koeweit moeten verlaten zonder recht van terugkeer (enkele reis). Het is niet bekend of (alleen) in deze gevallen een stempel met de tekst 'Valid for one journey only' werd geplaatst.

Het is bekend dat sommige bedouns in het bezit van artikel-17-documenten in het buitenland asiel aanvragen. Bij aankomst in het buitenland hebben bedouns in het verleden documenten vernietigd om de mogelijkheid tot terugkeer naar Koeweit aanzienlijk te beperken en in de hoop op vergroting van de kans op asielverlening in het buitenland. In een aantal gevallen verkregen zij voor vertrek uit Koeweit zonder veel problemen Europese visa, die door Europese ambassades aan houders van artikel-17-documenten meestal alleen werden afgegeven tegen overlegging van (kopieën van) documenten waaruit bleek dat zij over voldoende inkomen, banksaldi, verblijfsvergunning e.d. beschikten. Er kunnen geen Koeweitse verblijfs- of werkvergunningen in deze artikel-17-documenten worden gestempeld.

Nieuw model

De Koeweitse autoriteiten hebben in september 2000 bekend gemaakt dat zij per 15 augustus 2000 een nieuw model artikel-17-document hebben ingevoerd. Vanaf 1 januari 2001 zijn de artikel-17-documenten van het oude model niet langer geldig. Houders van oude documenten dienen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken een document van het nieuwe model aan te vragen.

In tegenstelling tot het oude model artikel-17 document, onderscheidt het nieuwe model zich uiterlijk duidelijk van Koeweitse paspoorten en het oude model artikel-17 document. Het nieuwe document is grijs van kleur en bevat minder pagina's dan het oude (24 in plaats van 64). Op de eerste en laatste pagina van het nieuwe document staat duidelijke 'artikel 17' vermeld, zowel in de Engelse als Arabische taal.

Het nieuwe paspoort heeft een geldigheidsduur van vijf jaar en afgifte kan geschieden aan niet-Koeweitse werknemers in overheidsdienst die taken moeten vervullen in het buitenland, alsmede in humanitaire gevallen zoals studie of medische behandeling.

De autoriteiten garanderen dat zij bereid zijn houders van dergelijke documenten tot Koeweit toe te laten in geval van verlies of verlopen van de geldigheidsduur van het document in het buitenland. De Koeweitse autoriteiten hebben voorts aangegeven dat de Koeweitse ambassade in het gebied waar de houder verblijft, in voorkomende gevallen een vervangend reisdocument zullen afgeven teneinde te kunnen terugkeren naar Koeweit, alwaar het artikel-17 document, na goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken, kan worden verlengd of een nieuw document kan worden afgegeven.

9.3 Paspoorten

---
Bedouns en anderen die niet beschikken over paspoorten of artikel-17-documenten kunnen hun toevlucht nemen tot het illegaal aanschaffen van paspoorten op de zwarte markt, zowel in Koeweit als in het buitenland. Het betreft paspoorten van onder meer de volgende landen: Albanië, Rusland, Afghanistan, Nigeria, Somalië, Ethiopië, Colombia, Bolivia, Dominicaanse Republiek, Eritrea, Sierra Leone en Liberia.

In een aantal gevallen wordt overigens betrokkenheid van de desbetreffende autoriteiten of hun diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland vermoed. Vaak bleken documenten in de landen van oorsprong als vermist of gestolen geregistreerd te staan. Ook circuleren in beperkte mate volledig vervalste reisdocumenten. Westerse ambassades in Koeweit stuiten een enkele keer op reisdocumenten van fictieve landen. Sommige paspoorten worden via het internet aangeboden.

Naar verluidt zijn in 2001 nog zeshonderd bedouns overgegaan tot de verkrijging van de Liberiaanse nationaliteit om hun verblijf in Koeweit te regulariseren en om te voorkomen dat zij worden vervolgd voor illegaal verblijf. De Liberiaanse nationaliteit en een Liberiaans paspoort zouden volgens een persbericht worden aangeboden door het Liberian National Emergency Committee teneinde het herstel van Liberia na zeventien jaar burgeroorlog te financieren.

Hoewel zij op de hoogte zijn van dergelijke praktijken lijken de Koeweitse autoriteiten in een aantal gevallen geen grote bezwaren te hebben tegen afgifte van verblijfsvergunningen aan houders van dergelijke documenten, ongeacht hun werkelijke nationaliteit en antecedenten. De Koeweitse regering claimt dat zij verblijfsvisa en een legale status toekent aan elke bedoun die een paspoort, ongeacht het land van afgifte, presenteert, waarbij moet worden aangenomen dat Koeweit wel degelijk een onderscheid maakt tussen authentieke paspoorten enerzijds, en niet authentieke paspoorten van de hierboven opgesomde landen anderzijds

Er zijn voorzover bekend de laatste tijd geen berichten over bedouns die een paspoort van een derde land hebben overgelegd aan de autoriteiten in Koeweit zonder dat deze hun een verblijfsstatus toekenden. Een en ander is volgens waarnemers te verklaren uit het Koeweitse streven de bedoun-populatie zo klein mogelijk te doen zijn. Bedouns die niet over enig reisdocument en een geldige verblijfstitel voor Koeweit beschikken, zullen Koeweit niet legaal kunnen in- c.q. uitreizen.


10 Beleid westerse landen

---

Het beleid van Europese landen ten aanzien van bedoun-asielzoekers uit Koeweit wordt voornamelijk bepaald door de mate waarin men met deze groep te maken heeft. Het aantal bedoun-asielzoekers uit Koeweit in België, Duitsland, Finland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland is laag. Genoemde landen hebben dan ook geen specifiek beleid ontwikkeld met betrekking tot deze groep. Voorzover bekend hebben over de periode januari tot november 2001 vanuit deze landen geen verwijderingen van bedoun-asielzoekers naar Koeweit plaatsgevonden. Hierbij speelt onder meer de technische verwijderbaarheid een rol.

In Denemarken is echter wel sprake van een eenduidig beleid ten aanzien van bedoun-asielzoekers uit Koeweit. Gezien het feit dat deze groep in Koeweit in het algemeen geconfronteerd wordt met sociale problemen, zoals gebrek aan medische voorzieningen en scholing, doch niet met vervolging, bestaat voor hen als groep geen grond voor inwilliging van het asielverzoek. Andere beslissingen zijn formeel mogelijk, daar alle aanvragen op hun individuele merites worden beoordeeld.

Omdat bedoun-asielzoekers uit Koeweit niet kunnen worden uitgezet naar Koeweit, krijgen zij in Denemarken in de praktijk een tijdelijke verblijfsvergunning voor één jaar. Deze vergunning kan vier keer worden verlengd. Onder deze verblijfstitel heeft men geen recht op gezinshereniging.


11 Samenvatting

---

Sinds het midden van de jaren tachtig is aan de bedouns in Koeweit van overheidswege een aantal beperkingen opgelegd en werden vroegere rechten en voordelen ontnomen. Sindsdien zijn de rechten van bedouns verder afgekalfd.

Vooral in de periode na het einde van de Golfoorlog, toen ongeveer de helft van de bedoun-bevolking Koeweit bleek te hebben verlaten, kwam de juridische en sociaal-economische positie van de bedouns in het gedrang. De bedoun-populatie werd door vele Koeweiti's als pro-Irakees beschouwd. Een aantal bedouns werd beschuldigd van collaboratie met de Iraakse bezetter. Sommige bedouns werden gedetineerd. Een aantal bedouns is uit overheidsdienst ontslagen.

Sindsdien is de juridische en sociaal-economische positie van bedouns voortdurend achtergebleven bij die van Koeweitse staatsburgers. Bedouns hebben een beperkte toegang tot identiteitsbewijzen en andere documenten, alsmede tot onderwijs, gezondheidszorg, scholing, huisvesting en andere overheidsdiensten die voor Koeweitse staatsburgers doorgaans wel toegankelijk zijn. Ook hebben bedouns minder kansen op de arbeidsmarkt. Een aantal behoeftige bedouns wordt ondersteund door Koeweitse ngo's en bedouns kunnen een beroep doen op UNHCR voor adviezen.

De Koeweitse regering initieerde in 1999 een naturalisatie- en legalisatieprogramma. Na afronding van het programma in juni 2000 is gebleken dat verwerving van het Koeweitse staatsburgerschap voor een beperkt aantal bedouns mogelijk is. Ook is er een beperkte groep bedouns die niet voor naturalisatie in aanmerking komt maar die onder voorwaarden een legale verblijfs(status) heeft verkregen.

In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat bedouns worden verwijderd. In de praktijk zullen evenwel weinig landen bereid zijn staatloze bedouns op te nemen. Veelal wordt hen in afwachting van een oplossing geen andere keuze geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.

Koeweit laat in beginsel geen vremdelingen toe die het Koeweits grondgebied eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning. Bedouns die Koeweit hebben verlaten gedurende de Iraakse bezetting zullen in vrijwel alle gevallen niet kunnen terugkeren naar Koeweit.

De kwestie van de bedouns is een onderwerp van discussie niet alleen onder politici en in ambtelijke kringen, maar ook in de media en onder mensenrechtenactivisten in Koeweit.


Bijlage 1

kaart Koeweit

Deze kaart is ontworpen voor publieksvoorlichting en is geen officieel document.

Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.


Bijlage II

Literatuurlijst

Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen en publicaties:

Agence France Presse

Al-Watan (Koeweits dagblad)

Al-Qabas (Koeweits dagblad)

Al-Thawra (Iraaks dagblad)

Amnesty International, Annual Report 2000 - Kuwait, website

Amnesty International, Annual Report 2001 - Kuwait, website

Arab Times (Koeweits dagblad)

Associated Press

BBC News, website (homepage)

CIA, The World Factbook 1999 - Kuwait, website, (Washington, mei 2000)

Deutsche Presse-Agentur

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, mei 2000)

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait 2001 (Londen, 2001)

Elsevier bedrijfsinformatie, Nationaliteitswetgeving Koeweit aanvulling 229 (november 2000)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 1999, 45e editie (Londen, 1998)

Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 2001, 47e editie (Londen, 2000)

Gulf States Newsletter (website, 21 juni 2000)

Human Rights Watch, Civil and Political Rights Violations in Kuwait (juli 2000)

Human Rights Watch, Kuwait - Promises betrayed (New York, oktober 2000)

ICRC, Annual Report Kuwait (Genève, 1998)

ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001)

Jordan Times

Koeweitse nationaliteitwet (nr. 15/1959)

Koeweitse vreemdelingenwet (nr. 17/1959)

Koeweitse paspoortwet 1962 en amendementen van 1963 en 1977 (Engelse vertaling)

Kuwait News Agency

Kuwait Publishing House, Kuwait Pocket Guide 2001 16e editie (Koeweit, 2001)

Kuwait Times (Koeweits dagblad)

Kuwaiti Bidoon Human Rights Organization (KBHRO), website, (Londen, 10 juni 2000)

Middle East Mirror

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Centraal-Irak (Den Haag, 9 april 2001)

Ministry of Interior, Ministerial Decision No. (177) (Koeweit, 1986)

UN, Concluding observations of the Human Rights Committee: Kuwait, document nr. CCPR/CO/69/KWT; A/55/40, paras 452-497 (Genève, 27 juli 2000)

UNHCR, Country Fact Sheet UNHCR Kuwait operations (13 mei 2000)

UNHCR, Country Profiles - Kuwait (Genève, september 1999)

UNHCR, Country Profiles - Kuwait (Genève, 2001)

UNHCR, Global Appeal 2001 (Genève, 2001)

UNHCR, Mid-Year Progress Report 2001 (Genève, 2001)

UNHCR, Programme for Iraqi Refugees (Genève, 8 december 1999)

USCR, Country Report, Kuwait (2000) website,
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

USCR, Country Report, Kuwait (2001) website,
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm

U.S. State Department, 1998 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 1999)

U.S. State Department, 1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 25 februari 2000)

U.S. State Department, 2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 26 februari 2001)

U.S. State Department, 2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait (Washington, 4 maart 2002)

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse nationaliteitswet, amiri decreet no. 15/1959, met amendementen: amiri decreet no. 2/1960 en wetten no. 21/1965 en no. 70/1966

Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse vreemdelingenwet, amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no's 41/1987 en 7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987

Het begrip bedouns wordt omschreven in hoofdstuk 2.

Met de term bedouns wordt dus niet bedoeld bedoeïnen (in het Arabisch: 'bawadin' of budah' of 'badw').

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000; Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

Zie ook passages verderop in dit hoofstuk.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Zie ook paragraaf 9.2.

Zie de algemene ambtsberichten over Centraal-Irak, laatstelijk dat van 9 april 2001.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998

Koeweitse Wet no. 17 van 1959.

De Koeweitse Aliens Residence Law (vreemdelingenwet) geeft bepalingen omtrent binnenkomst en verblijf in Koeweit en verwijdering uit Koeweit.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000; Kuwait - Promises Betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications Limited, Londen, 1998.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

De meeste Koeweitse staatsburgers die tijdens de Golfcrisis hun land verlieten, reisden naar Saudi-Arabië.

The Middle East and North Africa 2001, 47e editie, Europa Publications Limited, Londen, 2000.

Zie ook: Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2000.

Eind 2001 zaten er nog acht bedouns vast in verband met een veroordeling vanwege collaboratie met de bezetter.

Na heropening in 1998 heette het centrum: Talha Detention Centre.

1998 Country Reports on human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 1999.

Zie ook hoofstuk 6.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 25 februari 2000; Worldwide Refugee Information - Country Report: Kuwait, website, 21 juni 2000.

Kuwait Annual Report 2000, Amnesty International, Londen, 2000.

1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 25 februari 2000.

Country Report Kuwait, The Economist Intelligence Unit, Londen, mei 2000.

Arab Times, 21 oktober 2000

Arab Times, 27-28 en 30 juli 2000.

De door de verschillende bronnen genoemde aantallen bedouns die uiteindelijk het Koeweits staatsburgerschap ontvangen variëren sterk. Ook ten aanzien van de criteria bestaat geen eenduidigheid.

Al-Watan, 28 augustus 2000.

Naar schatting bedroeg het aantal Koeweitse staatsburgers in 2000 ongeveer 826.000, terwijl in dat jaar ongeveer 1.400.000 niet-Koeweiti's in Koeweit woonden.

Kuwait News Agency, 25 juni 2000.

Associated Press, 8 juni 2000.

Al-Qabas, Al-Watan, Arab Times en Kuwait Times, verschillende berichten in juni, juli en augustus 2000.

Koeweitse wet nr. 15 van 1959.

Koeweitse wet nr. 17 van 1959.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, HRW website internet (juli 2000).

In het verleden heeft de Koeweitse regering met het oog op oplossing van het probleem van de bedouns eerder deadlines gesteld en programma's geïnitieerd.

Arab Times, 24 juli 2000.

Zie ook paragraaf 9.1.

Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch , oktober 2000.

Arab Times, 2 augustus 2000; Kuwait Times, 6 augustus 2000.

Arab Times, 16 juli 2000.

Arab Times, 9 juli 2000.

Al-Qabas, 30 juni 2000.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

Kuwait Times, 22 juli 2000; Arab Times, 16 juli 2000.

Zie paragraaf 9.2.

Arab Times, 13 en 16 augustus 2000.

Zie ook paragraaf 9.2.

Arab Times, 18 oktober 2000.

Arab Times, 3 november 2001

Arab Times, 3 november 2001

Arab Times, 3 juli 2000.

Kuwait Times, 5 november 2001.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Overigens ondervinden Koeweitse staatsburgers geen problemen van de zijde van de autoriteiten louter vanwege hun verwantschap met een bedoun.

Kuwait Times, 4 november 2001.

Zie ook hoofdstuk 2.

Zie ook paragraaf 2.2.

The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait 2001 (Londen, 2001)

Arab Times, 10 juli 2001.

Zie ook paragraaf 5.2.

Een zgn. Cooperation and Office Agreement.

Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001; UNHCR Country Profiles - Kuwait, Genève, 2001.

UNHCR Country Profiles - Kuwait, UNHCR, Genève, 2001.

Artikel 46: ('Extradition of political refugees is prohibited').

Counry Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.

Voor een volledige en juiste beoordeling van de nationaliteitswetgeving dient correctheidshalve te worden verwezen naar de integrale tekst van deze wetgeving, te weten Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, laatstelijk gewijzigd op 2 augustus 1987, zoals opgenomen in: Nationaliteitswetgeving, onder redactie van F. Zilverentant, Elseviers Bedrijfsinformatie, Den Haag, bijgewerkt tot november 2001.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 1.

Ibidem, artikel 2.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 4.

21 jaar en vóór 25 februari 1981 18 jaar.

Ibidem, artikel 8.

Ibidem, artikelen 9 - 11, 13 en 14.

Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 12.

Concluding observations of the Human Rights Committee: Kuwait, U.N. Human Rights Committee, 27 juli 2000.

Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Eind 2000 bedroeg dit aantal nog zevenentwintig, onder wie twaalf bedouns.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department. Washinton, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

Arab Times, 13 augustus 2001.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 4 maart 2002.

2000 County Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 26 februari 2001.

Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch, juli 2000.

Zie paragraaf 9.2.

In paragraaf 9.2 wordt meer in detail ingegaan op wedertoelating aan houders van een artikel-17-document

Reuters, 3,4, 5, 7 en 8 oktober 2000; Agence France Presse, 3 oktober 2000; Deutsche Presse-Agentur, 3 oktober 2000; Al-Thawra, 5 oktober 2000.

Arabisch: bitaqa amniyya.

Arabisch: bitaqa madaniyya.

Kuwait-Promises Betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

De Arabische term 'Muraja'a' betekent: onderzoek of verificatie.

'Code No. 11 of year 1962 concerning Kuwaiti Passports, amended with Law No. 22 of year 1963 and Law No. 15 of year 1977.' Later werd tevens uitgevaardigd 'Ministerial Decision No. 177 of year 1986' (Engelse werkvertalingen). Het is niet duidelijk of en in hoeverre deze wetten nog van kracht zijn of worden toegepast.

Volgens het document 'Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000' kon dit in 2000 voor het eerst.

Artikel 1, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.

Artikel 2, Ministerial Decision No. 177 of year 1986. Het is onbekend of politieke vluchtelingen in het verleden effectief aanspraak hebben gemaakt op deze bepaling. Evenmin is het duidelijk hoe dit artikel zich verhoudt tot het feit dat Koeweit geen asielwetgeving kent.

Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober 2000.

Artikel 6, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.

De eerste twee letters staan mogelijk voor 'ghair-Kuwaiti ', dat betekent dat sprake is van een (registratie als) niet-Koeweiti.

Arabisch voor 'Geboorteplaats'.

In plaats van 'Non-Kuwaiti' kan er ook staan 'not Kuwaiti' of 'undefined'.

Hetgeen staat voor ministerie van Binnenlandse Zaken.

Deze letters staan mogelijk voor 'jinsiyya kuwaitiyya', zodat hier zou kunnen worden gelezen: 'Koeweitse nationaliteit onder artikel 17 '.

Zie hierboven.

Artikel 3, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.

Arabische en/of Engelse tekst.

Artikel 1 sub f, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.

Kosten voor nationaliteit en paspoort zouden $ 4.455 bedragen.

Arab Times, 8 juli 2001.

1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State Department, Washington, 25 februari 2000.

Zie ook hoofdstuk 8.

In paragraaf 2.1 is een definitie van het begrip 'bedoun' opgenomen.

In hoofdstuk 3 staan de voorwaarden beschreven.

===