Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Algemeen ambtsbericht Koeweit/bedouns april 2002
Bijlagen:
Bijlage I Kaart Koeweit
Bijlage II Literatuurlijst
1 Inleiding
---
In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven over de positie van
bedouns in Koeweit die van belang kan zijn voor beoordeling van
asielverzoeken van bedouns in Nederland en voor de besluitvorming over de
terugkeer van afgewezen bedoun-asielzoekers naar Koeweit.
Dit ambtsbericht is een actualisering van het algemeen ambtsbericht over de
positie van bedouns in Koeweit van 29 november 2000 met kenmerk
DPC/AM-698650 en beschrijft onder meer ontwikkelingen die zich sindsdien
hebben voorgedaan.
Aan de totstandkoming van dit ambtsbericht liggen in eerste instantie
bevindingen ter plaatse ten grondslag. Daarnaast is gebruik gemaakt van
rapportages van de Nederlandse ambassade in Koeweit, alsmede van documenten
van UNHCR, Amnesty International, Human Rights Watch, het Amerikaanse
ministerie van Buitenlandse Zaken en het Internationale Rode Kruis. Ook is
gebruik gemaakt van officiële Koeweitse documenten, alsmede van
vakliteratuur en berichtgeving in de (Koeweitse) media. Daar waar niet
vertrouwelijke bronnen staan vermeld, is de tekst in veel gevallen ook
gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. Een
overzicht van de openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Na een definiëring van het begrip 'bedoun' wordt in hoofdstuk 2 een beeld geschetst van de achtergrond van de problematiek met betrekking tot de bedouns, waarna in hoofdstuk 3 een beschrijving van de meest recente ontwikkelingen met betrekking tot de positie van bedouns volgt.
In hoofdstuk 4 en 5 komen sociaal-economische en juridische aspecten aan de
orde. De hoofdstukken 6, 7 en 8 handelen over respectievelijk het Koeweitse
gevangeniswezen, het Koeweitse verwijderingsbeleid en terugkeermogelijkheden
naar Koeweit. In hoofdstuk 9 komen relevante Koeweitse documenten aan de
orde. Hoofdstuk 10 gaat in op het beleid van westerse landen, waarna wordt
afgesloten met een samenvatting in hoofdstuk 11.
2 Historische achtergrond
---
2.1 Definitie
---
De term 'bedouns' wordt gebruikt voor personen die al langere tijd in
Koeweit woonachtig zijn, en zichzelf als staatloos beschouwen of door
anderen als zodanig worden beschouwd. De meeste bedouns claimen de Koeweitse
nationaliteit, maar worden door de Koeweitse autoriteiten als
niet-Koeweiti's beschouwd. Bedoun is een afkorting voor het Arabische
'bi-dun(a) jinsiyya' ('zonder staatsburgerschap'). In de tachtiger jaren
introduceerde de Koeweitse overheid de term 'van niet vastgestelde
nationaliteit' ('ghair muhaddad al-jinsiyya'), en sinds 1993 is ook de
officiële aanduiding 'illegal residents' ('muqimun bisura ghayr qanuniyya')
in gebruik. In overheidskringen is echter ook de term bedoun veel in
zwang.
Vele bedouns hebben om redenen van verschillende aard in het verleden geen
Koeweits staatsburgerschap kunnen verwerven; de meesten voldeden niet aan de
vereisten voor een Koeweits staatsburgerschap, bijvoorbeeld omdat zij
volgens de autoriteiten afkomstig zijn uit andere landen in de regio.
Sommige bedouns hebben nooit een Koeweits staatsburgerschap aangevraagd. Een
aantal van hen, of hun ouders of grootouders, stammen af van families die
als nomadische bedoeïenstammen in het huidige Koeweit, Irak, Iran en/of
Saudi-Arabië leefden. Velen van hen zagen in de jaren vijftig en zestig geen
noodzaak zich officieel te laten registreren, bijvoorbeeld als ingezetene
van het onafhankelijke Koeweitse emiraat (in wording).
Volgens Human Rights Watch kunnen de volgende categorieën bedouns worden
onderscheiden :
'1. Individuals descended from nomadic groups whose ancestral lands are
within the borders of present day Kuwait but who were unable to claim
automatic citizenship under the Nationality Law of 1959 because they could
not prove continuous settled presence in Kuwait from 1920, as that law
requires.
2. Individuals who could have registered as citizens under the Nationality
Law and earlier citizenship regulations but neglected to do so.
3. Individuals who attempted to claim citizenship under the Nationality Law
and earlier citizenship regulations and whose applications were accepted but
never acted upon by the Kuwaiti authorities.
4. Individuals who migrated to Kuwait from nearby countries to work and over
time lost effective links to and effective nationality in their country of
origin, as well as children of such migrants who failed to establish
nationality in their parents' country of origin.
5. Children of Bidun parents, including notably the children of Kuwaiti
mothers and Bidun fathers.'
2.2 Geschiedenis
---
In de loop der jaren hebben veel Arabieren die niet uit Koeweit afkomstig
waren zich volgens de Koeweitse autoriteiten ten onrechte uitgegeven als
Koeweitse bedouns. Veel oorspronkelijke documenten zijn daarbij vernietigd
in de hoop op Koeweitse documenten die ook aanspraak zouden moeten geven op
Koeweitse sociale voorzieningen. Deze ontwikkelingen voltrokken zich vooral
sinds de Koeweitse 'oil boom' die zich vanaf de jaren vijftig voltrok. Van
de naar schatting 7.000 bedouns die zich in 1960 in Koeweit bevonden,
groeide hun aantal tot zo'n kwart miljoen in 1990. Onder de bedouns
bevonden zich in die periode naast bedouns van Koeweitse oorsprong personen
wier familie oorspronkelijk afkomstig was uit Irak, Saudi-Arabië, Syrië, de
Westelijke Jordaanoever of Gaza. Ook bevond zich onder de bedouns een
beperkt aantal Egyptenaren, Jemenieten, Bahreini's, Qatari's, Iraniërs,
Jordaniërs en Pakistani.
Gedurende de jaren zeventig en tijdens de Iraaks-Iraanse oorlog kreeg de
Koeweitse arbeidsmarkt te maken met een gestage instroom van personen uit
Irak en andere landen. Velen van hen waren gekwalificeerde krachten die
bereid bleken hun Iraakse of andere nationaliteit op te geven om bedoun te
worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor toetreding in Koeweitse
overheidsdienst. Anderen namen de status van bedoun aan vanwege de sociale
voorzieningen en de economische voordelen.
Tot aan het midden van de jaren tachtig behandelde de Koeweitse regering
bedouns als legale inwoners van Koeweit van wie aanspraken op het Koeweits
staatsburgerschap werden overwogen. Deze status onderscheidde hen niet
alleen van andere buitenlandse inwoners, maar ook van andere groepen
staatloze inwoners, zoals Palestijnen uit Gaza. In het 'Annual Statistic
Abstract' van het Koeweitse ministerie van Planning waren bedouns opgenomen
onder de categorie Koeweitse onderdanen. Ook werden aan bedouns documenten
afgegeven die hen als zodanig identificeerden. Met uitzondering van
stemrecht konden zij aanspraak maken op alle voorzieningen waarop Koeweitse
staatsburgers ook recht hadden, waaronder woningsubsidie, onderwijs en
gezondheidszorg. Bedouns vormden de meerderheid van de manschappen en
onderofficieren in alle onderdelen van politie en leger. Zij kwam ook in
aanmerking voor tijdelijke paspoorten. Voorts waren zij vrijgesteld
van de verplichting tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning zoals die
gold voor buitenlanders. In veel gevallen zijn hun nazaten nu bedouns van de
tweede, derde of vierde generatie.
Halverwege de jaren tachtig was in Koeweit sprake van binnenlandse onrust en
instabiliteit, die onder meer tot uiting kwam in bom- en moordaanslagen. In
mei 1985 pleegde een Iraaks lid van de in Koeweit verboden islamitische
organisatie Al-Da'wa al-Islamiyya een mislukte aanslag op de emir van
Koeweit. Hierop volgde als uitvloeisel van een stringenter veiligheidsbeleid
nieuwe wetgeving en een tijdelijke stop op afgifte van inreisvisa en
verblijfsvergunningen. Gedurende de Iraans-Iraakse oorlog was bij de
Koeweitse regering zorg ontstaan over de Iraanse invoed op de sji'itische
bevolking van Koeweit. In 1985 en 1986 werden bijna 27.000 buitenlanders
gedeporteerd, onder wie vele Iraniërs.
Uit deze ontwikkelingen vloeide ook een strikter beleid voort met betrekking
tot bedouns. In 1985 begon de regering met de toepassing van de bepalingen
van de 'Aliens Residence Law' op bedouns en vaardigde een reeks
regelingen uit waarbij de bedouns bijna alle vroegere rechten en voordelen
werd ontnomen. De vrijstelling van verblijfsvergunningen voor bedouns
werd afgeschaft, waardoor veel bedouns in feite als illegaal konden worden
aangemerkt. De Koeweitse regering streefde ernaar bedouns te verwijderen.
Een wetsbepaling die inhield dat kinderen van een Koeweitse moeder en een
bedoun-vader automatisch Koeweitse staatsburgers werden, werd ingetrokken.
Ook werden bedouns vanaf 1985 uit de registers van de Koeweitse
volkstellingen geschrapt.
In 1986 beperkte de Koeweitse regering volgens Human Rights Watch de
mogelijkheden van bedouns om in aanmerking te komen voor Koeweitse
reisdocumenten. Ook werden overheidsbeambten die geen geldig Koeweits
paspoort of een paspoort van een ander land konden overleggen, ontslagen. De
regering gelastte werkgevers in de private sector hetzelfde te doen. Deze
maatregel had geen betrekking op werknemers van leger en politie.
In 1987 werd begonnen met weigering van registratie van auto's en afgifte
van rijbewijzen voor bedouns, alsmede met het beëindigen van openbaar
onderwijs voor kinderen uit bedoun-gezinnen.
Sindsdien zijn de rechten van bedouns in Koeweit verder afgekalfd. Zo werd
het recht op gratis onderwijs verder ingeperkt. Ook ontvingen Koeweitse
clubs en verenigingen instructie om het lidmaatschap van bedouns op te
zeggen. Bedouns die na eerdere maatregelen nog in overheidsdienst werkten,
konden tot op zekere hoogte gevrijwaard blijven van deze veranderingen.
Sommigen konden dankzij hun persoonlijke connecties met Koeweiti's hetzelfde
bereiken.
In 1989 werd krachtdadig een 'Kuwaitization' - programma nagestreefd; doel
daarvan was om tegen het jaar 2000 een meerderheid van Koeweiti's in de
bevolking te bereiken.
Net als Koeweiti's en buitenlanders hebben ook veel bedouns Koeweit tijdens
de Iraakse bezetting in 1990/1991 verlaten. De dreiging van oorlogsgeweld
heeft hierbij ongetwijfeld een rol gespeeld, net als de slechte
veiligheidssituatie, voedseltekorten en gebrek aan werk. De meeste bedouns
die uit bezet Koeweit vertrokken, weken uit naar Irak. Dit kan mede worden
verklaard uit het feit dat Irak in tegenstelling tot Saudi-Arabië geen
paspoorten verlangde van degenen die gedurende de Golfcrisis het land wilden
inreizen; de meeste bedouns beschikten niet over Koeweitse paspoorten.
Na de geallieerde bevrijding van Koeweit in 1991 bleek dat door de Iraakse
bezetting het aantal inwoners van Koeweit aanmerkelijk was teruggelopen.
Volgens census-resultaten nam het inwoneraantal van Koeweit toe van 206.473
in 1957 tot 1.357.952 in 1980 en tot 1.697.301 in 1985. Naar schatting was
het inwoneraantal van Koeweit na de Golfoorlog afgenomen tot 1,2 miljoen,
met name als gevolg van het vertrek van een groot gedeelte van de voormalige
niet-Koeweitse inwoners. Deze hadden voorheen de meerderheid van de
bevolking uitgemaakt. Van de naar schatting 220.000 tot 250.000 bedouns
die voor de Iraakse invasie in Koeweit woonden had als gevolg van de
Golfoorlog ongeveer de helft het land verlaten: zo'n 117.000 tot 130.000
bedouns bleken te zijn achtergebleven.
Een aantal bedouns werd door de Koeweitse Staatsveiligheidsrechtbank
veroordeeld tot gevangenisstraffen , vanwege onder andere collaboratie
met de Iraakse vijand en vanwege mensenrechtenschendingen. Ook waren er
bedouns die niet werden veroordeeld maar toch om veiligheidsredenen werden
gedetineerd in het Talha Deportation Centre. In 1998 werd Talha
tijdelijk gesloten. Deze sluiting leidde tot herziening van talrijke
deportatiezaken. Een aanzienlijk aantal bedouns en personen die potentieel
voor verwijdering in aanmerking kwamen, werd in staat gesteld hun status te
legaliseren. Zij werden in vrijheid gesteld. De overigen werden
ondergebracht in de Shuwaikh state security facility.
Koeweit weigerde de meeste bedouns die tijdens de Golfcrisis naar Irak waren
uitgeweken toe te laten. Het algemene gevoelen in Koeweit was namelijk dat
de bedouns pro-Iraaks waren.
Na de Golfoorlog hebben de Koeweitse autoriteiten wederom striktere
maatregelen getroffen met betrekking tot de bedouns. Bedouns in
overheidsdienst werden en masse ontslagen en slechts een klein gedeelte werd
later weer in dienst genomen. In 1993 werd een decreet uitgevaardigd
dat inhield dat mannelijke bedouns niet langer konden toetreden tot de
strijdkrachten. In datzelfde jaar heeft de regering een speciale commissie
ingesteld die zich met het probleem van de bedouns moest bezighouden. De
leiding van de commissie werd in 1995 overgedragen van een hoge ambtenaar
naar de Koeweitse minister van Binnenlandse Zaken, waarna een systeem werd
opgezet om de bedouns van Koeweitse oorsprong te onderscheiden van de andere
bedouns. De werkzaamheden en aanbevelingen van deze commissie waren niet
zeer transparant, maar leken bedoeld om de eerste groep, die op basis van
Koeweitse wetgeving aanspraak zou moeten kunnen maken op de Koeweitse
nationaliteit, nader te definiëren. Tot deze groep behoren onder meer
vrouwelijke bedouns die getrouwd zijn of zijn geweest met mannen die
Koeweits staatsburger zijn of waren.
In de loop der jaren zijn vele bedouns in een 'juridisch niemandsland'
geraakt: zonder Koeweitse identiteitsbewijzen of andere documenten die hun
Koeweits staatsburgerschap aantonen kan een groot aantal van hen geen
officiële (verblijfs-) status krijgen, en geen werk(vergunning), toegang tot
gratis gezondheidszorg of onderwijs voor hun kinderen, etc. Vooral bedouns
die niet in overheidsdienst werkzaam zijn, zouden in de afgelopen jaren
volgens Human Rights Watch geconfronteerd zijn met enorme problemen bij de
registratie van geboorte, huwelijk, echtscheiding en overlijden, omdat zij
niet beschikken over het vereiste identiteitsbewijs en van hen wordt
verlangd om langdurige veiligheidsonderzoeken te doorlopen alvorens het
ministerie van Binnenlandse Zaken overgaat tot de afgifte van een brief van
geen bezwaar.
3 Recentere ontwikkelingen
---
De laatste jaren lijkt de politiek-juridische positie van de bedouns niet
wezenlijk te zijn veranderd. De Koeweitse autoriteiten beschouwen de kwestie
van de bedouns meer als een veiligheidsprobleem dan als een
mensenrechtenzaak. Het verband dat in Koeweit wordt gelegd tussen de positie
van de bedouns en de dreiging vanuit Irak ligt hieraan ten grondslag. Sinds
enkele jaren onderneemt de Koeweitse regering stappen om vast te stellen wie
de bedouns zijn en wat de aard van hun band met Koeweit is. In de Nationale
Assemblée is de Commissie van Binnenlandse Zaken en Defensie belast met de
kwestie, en niet de Commissie Mensenrechten.
In 1999 initieerde de Koeweitse regering een nieuw programma dat in juni
2000 moest leiden tot naturalisatie van ongeveer 11.000 bedouns. De rond
honderdduizend overige bedouns zouden een permanente verblijfsstatus krijgen
op voorwaarde dat zij hun werkelijke nationaliteit onthulden. Het
probleem hierbij is uiteraard dat de meeste bedouns menen dat zij aanspraak
kunnen maken op het Koeweits staatsburgerschap; zij claimen juist geen
andere nationaliteit te hebben of te kunnen aantonen.
Volgens planning moest het naturalisatie- en legalisatieprogramma in juni
2000 zijn afgerond, waarbij het Koeweitse staatsburgerschap zou kunnen
worden toegekend aan onder meer bedouns die waren geregistreerd bij de
volkstelling van 1965. Bedouns die in 1965 niet werden geregistreerd
(en hun nazaten) zouden 'civil identity(ID) cards' en recht op permanent
verblijf worden toegekend, en daarmee het recht om te werken en op hulp op
het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. In het voorjaar van 2000
bleek van afronding van het naturalisatieprogramma nog geen sprake te zijn
en leek het programma weinig concrete resultaten te hebben opgeleverd. Op 19
april 2000 evenwel, maakte sjeik Mohammad al-Khaled al-Hamad al-Sabah,
Koeweits minister van Binnenlandse Zaken, aan het parlement bekend dat de
regering van plan was aan 36.000 bedouns het Koeweits staatsburgerschap te
verlenen.
In mei 2000 ging het Koeweits parlement akkoord met bovenstaand
regeringsvoorstel. Diezelfde maand nam het Koeweitse parlement een wet aan
die het maximum aantal naturalisaties op jaarbasis op tweeduizend
bepaalt.
Personen die niet geregistreerd stonden bij de volkstelling van 1965 kunnen
toch onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor de Koeweitse
nationaliteit. Bepalend daarbij zijn onder andere verwantschap met Koeweitse
staatsburgers en mogelijk academische kwalificaties en speciale
beroepsvaardigheden. Volgens een persbericht zijn vier bedouns die
als kunstenaar een bijdrage hebben geleverd aan het imago van Koeweit in het
buitenland om die reden in aanmerking gebracht voor het Koeweits
staatsburgerschap.
Schattingen van het totaal aantal bedouns in Koeweit medio 2000 variëren van
102.000 tot 122.000. In juni 2000 verklaarde de minister van
Binnenlandse Zaken dat het 'Executive Committee on Illegal Residents
Affairs' in februari 2000 121.216 individuele gevallen had
geregistreerd. Deze cijfers impliceren dat uiteindelijk 65.000 tot
86.000 bedouns niet in aanmerking komen voor behandeling van een aanvraag
van de Koeweitse nationaliteit.
In het kader van het naturalisatie- en legalisatieprogramma had het
ministerie van Binnenlandse Zaken gesteld dat bedouns tot 27 juni 2000 de
tijd kregen om documenten over te leggen die hun oorspronkelijke
nationaliteit aantoonden. Daarna zouden zij in aanmerking kunnen komen voor
een legalisering van hun status. Degenen die geen documenten toonden, werd
strafrechtelijke vervolging in het vooruitzicht gesteld.
Volgens berichtgeving in de Koeweitse media hadden eind juni 2000
ongeveer twaalfduizend bedouns hun ware nationaliteit aangetoond of de
nationaliteit van een ander land verkregen. Degenen die dergelijke
documenten hadden getoond, hadden verblijfsvergunningen ontvangen. Een
verdere achtduizend bedouns hadden hun status gelegaliseerd of hadden
toegezegd dit op korte termijn te doen.
De meeste bedouns blijven echter claimen dat zij geen andere nationaliteit
hebben (gehad); zij volharden erin dat zij van Koeweitse afkomst zijn.
Onmiddellijk na 27 juni 2000 kondigde het ministerie van Binnenlandse Zaken
aan dat het zou beginnen met de overdracht aan de openbare aanklager van
dossiers van bedouns die hun situatie niet hadden geregulariseerd. Het
ministerie gaf eveneens aan dat het verwijdering zou nastreven van personen
die waren veroordeeld voor overtreding van de Nationality Law of de
Aliens Residence Law .
In juli 2000 verschenen berichten in de Koeweitse pers over beperkingen die
de autoriteiten na verstrijken van de deadline van 27 juni 2000 zouden
hebben opgelegd aan degenen die geen adequate documenten hadden overgelegd
of misleidende gegevens hadden verstrekt.
Zo was volgens een persbericht het ministerie van Binnenlandse Zaken op 23
juli 2000 gestopt met de afgifte van rijbewijzen, geboorteaktes en
huwelijkscertificaten aan de meeste bedouns. In de praktijk dienen
bedouns hun verblijf in Koeweit te legaliseren, alvorens de autoriteiten tot
afgifte van documenten overgaan. In samenhang hiermee dient te worden
opgemerkt dat in geval men een aanvraag doet voor dergelijke documenten men
doorgaans een 'civil identity (ID) card' toont als identiteitsbewijs.
Aangezien bedouns geen bewijs van hun nationaliteit hebben, zijn zij niet in
staat een 'civil identity (ID) card' te verkrijgen. Bij het ontbreken van
een 'civil identity (ID) card' verlangen overheidskantoren een brief van
geen bezwaar van het Executive Committee on Illegal Residents van het
ministerie van Binnenlandse Zaken.
Eind juli 2000 zou hetzelfde ministerie verschillende overheidsinstellingen
instructie hebben gegeven aanvragen van bedouns voor documenten niet meer in
behandeling te nemen.
In juli 2000 controleerde de Koeweitse politie op instructie van het
ministerie van Binnenlandse Zaken speciaal op bedouns zonder papieren. In
een aantal gevallen werden aanhoudingen verricht. Krantenberichten
vermeldden in dezelfde periode ook de mogelijkheid van toekomstige
verwijdering van bedouns, al werd daarbij aangegeven dat Koeweit eerst
andere landen bereid moest vinden te verwijderen bedouns op te nemen.
Volgens een persbericht was daartoe reeds contact gelegd met enkele
Afrikaanse landen. Verwijdering van vreemdelingen zal niet geschieden
indien betrokkenen aangegeven bezwaar te maken tegen verwijdering naar een
land dat hen eventueel zou willen opnemen of tegen terugzending naar hun
eigen land, waarmee hen veelal geen andere keuze wordt geboden dan
(tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. Dit vooruitzicht hebben met name
bedouns omdat immers in de praktijk weinig landen bereid zullen zijn
staatloze bedouns op te nemen. Er zijn geen berichten bekend dat na het
verschijnen van de krantenberichten in juli 2000 ook daadwerkelijk
verwijdering van bedouns heeft plaatsgevonden.
In juli 2000 berichtten de Koeweitse media dat tegen enkele tientallen
bedouns die, met het oog op verkrijging van het Koeweitse staatsburgerschap
of legalisatie van hun status, valse paspoorten of andere niet-authentieke
documenten hadden overgelegd of misleidende gegevens hadden verstrekt,
strafrechtelijke onderzoeken waren ingesteld of aanklachten waren ingediend.
De beschuldigingen hierbij luidden onder meer valsheid in geschrifte of
illegaal verblijf in Koeweit. Ruim tien bedouns zouden in
onderzoekshechtenis zijn genomen.
Verder kwam het in juli 2000 naar verluidt eveneens tot incidenten waarbij
vernielingen werden aangericht aan onder meer een politievoertuig. Daarop
werden zo'n tweehonderd bedouns gearresteerd. Volgens in lokale kranten
aangehaalde bronnen moesten de incidenten worden beschouwd als protestacties
tegen het overheidsbeleid inzake de bedouns.
In augustus 2000 werden nieuwe artikel-17-documenten geïntroduceerd. De
oude artikel-17-documenten verloren per januari 2001 hun geldigheid. Bedouns
moeten voortaan nieuwe reisdocumenten aanvragen.
De Koeweitse pers berichtte in oktober 2000 dat de Koeweitse autoriteiten
hadden gemeld dat duizend bedouns en hun families het Koeweits
staatsburgerschap was verleend. Het ging daarbij om in totaal ongeveer
drieduizend personen.
In 2001 aanvaardde de Nationale Assemblée een wet waarbij het aantal
naturalisaties voor het jaar 2001 op tweeduizend werd vastgesteld. In
november 2001 verklaarde de parlementaire Commissie van Binnenlandse Zaken
en Defensie dat tussen de vijf- en zeshonderd dossiers van personen die in
aanmerking komen voor het Koeweits staatsburgerschap waren afgerond.
De Koeweitse regering heeft aangegeven dat 39.000 bedouns zich in de periode van juni 2000 tot december 2001 hebben gedocumenteerd als onderdanen van andere landen, voornamelijk Syrië en Saudi-Arabië.
De kwestie van de bedouns is onderwerp van discussie niet alleen onder
politici en in ambtelijke kringen, maar ook in de media en onder
mensenrechtenactivisten in Koeweit. Zo haalde de Kuwaiti Human Rights
Society uit naar de regering voor het dreigen met ernstige maatregelen tegen
bedouns die nalieten hun verblijfsstatus vóór 27 juni 2000 te legaliseren
Ook enkele parlementariërs hebben zich tegen het regeringsbeleid
inzake bedouns uitgesproken. Hierbij speelde naast humanitaire, politieke en
juridische aspecten de vrees voor mogelijke schade aan het imago van Koeweit
in het buitenland een rol. Volgens een persbericht heeft een lid van de
Koeweitse Nationale Assemblée zich in november 2001 nog uitgesproken voor
een duidelijke strategie ten aanzien van de behandeling van de zaak van de
bedouns. Daarbij zou rekening dienen te worden gehouden met het staatsbelang
en zou tegelijkertijd een adequate oplossing van deze slepende kwestie
gevonden moeten worden.
4 Sociaal-economische positie
---
De sociaal-economische omstandigheden van bedouns kunnen van geval tot geval
verschillen. Sommige bedouns zijn in weinig opzichten te onderscheiden van
Koeweitse staatsburgers; vaak heeft men Koeweitse familieleden en is men in
de Koeweitse samenleving geïntegreerd. Huwelijken tussen Koeweitse
staatsburgers en bedouns zijn gangbaar. Het is niet ongebruikelijk dat leden
van hetzelfde gezin een verschillende burgerschapsstatus hebben. Zo kunnen
binnen één gezin personen voorkomen die het Koeweits staatsburgerschap
automatisch hebben verkregen, personen die het staatsburgerschap door
naturalisatie hebben verkregen, en bedouns. Het komt voor dat er binnen
één gezin kinderen zijn met het Koeweitse staatsburgerschap en kinderen die
bedoun zijn.
Er zijn bedouns die ronduit vermogend zijn te noemen en aan wie het afgezien
van hun formele status materieel aan niets lijkt te ontbreken.
Aan de andere kant leven grote aantallen bedouns in naar Koeweitse
verhoudingen marginale omstandigheden. Hun huisvesting is in veel gevallen
slecht, en ontstijgt soms niet het niveau van een sloppenwijk. Sommige
kinderen werken als straatventer om het magere inkomen van het gezin aan te
vullen. Een aantal behoeftige bedouns wordt ondersteund door Koeweitse
ngo's, zoals de Koeweitse Rode Halve Maan en de islamitische
liefdadigheidsorganisatie 'Zakat House'.
Het is voor veel bedouns niet eenvoudig of niet mogelijk toegang te krijgen
tot gratis onderwijs, gezondheidszorg of bijvoorbeeld subsidies voor
huisvesting. Een aantal kinderen van bedouns gaat niet naar school. Maar er
zijn ook bedouns die beschikken over tijdelijke of vervalste papieren
waarmee zij wel gebruik kunnen maken van openbaar onderwijs en sociale
voorzieningen. Volgens een enkele bron kunnen kinderen van een bedoun-man en
een Koeweitse vrouw aanspraak maken op gratis onderwijs. Bedouns met
voldoende financiële middelen hebben zonder meer toegang tot privé-onderwijs
en -gezondheidszorg.
4.1 Werkgelegenheid63
---
Bedouns zonder documenten kunnen moeilijk vast werk vinden, vooral bij de
overheid, maar ook in de private sector. Sommige bedouns hebben ongeregeld
werk, bijvoorbeeld als winkelbediende, conciërge, parkeerwacht, dagloner of
in de informele sector. Veelal betreft het minder betaalde functies met
weinig aanzien.
Er zijn ook bedouns met goed betaalde betrekkingen in het bedrijfsleven of
bij de Koeweitse overheid, al kunnen zij geen betrekkingen vervullen op hoge
posities binnen de verschillende overheidsdiensten of bij de strijdkrachten.
4.2 Politie en strijdkrachten
---
In het Koeweitse leger en bij de politie hebben in het verleden naar
verhouding veel personen van Iraakse oorsprong dienst genomen. Velen van hen
waren gekwalificeerde krachten die bereid bleken hun Iraakse nationaliteit
op te geven om bedoun te worden, opdat zij in aanmerking konden komen voor
vrijwillige toetreding tot strijdkrachten of politie.
Sinds de Golfoorlog zijn bedouns binnen de strijdkrachten en politie voor
een belangrijk deel ontslagen en vervangen. In 1993 werd een decreet
uitgevaardigd dat inhield dat bedouns niet langer konden toetreden tot de
strijdkrachten. Veel bedouns die in dienst waren als onder meer militaire
instructeur verloren sinds de Golfoorlog hun baan. Maar niet iedereen werd
ontslagen. In 1998 bestond ongeveer een kwart (zo'n zesduizend personen) van
de manschappen van de strijdkrachten uit bedouns, maar zij zouden
geleidelijk aan worden vervangen. Zo zouden alle mannen van Koeweitse
nationaliteit twee jaar dienstplicht dienen te vervullen; vrijstelling
daarvan zou evenwel eenvoudig zijn te verkrijgen. In 1999 werden nog
zonen van Koeweitse moeders en bedoun-vaders toegelaten tot de
strijdkrachten. Bedouns vervullen in veel gevallen lagere rangen en
functies.
Afgezien van dit soort uitzonderingen worden tegenwoordig geen bedouns door
het ministerie van Defensie meer ingelijfd. Dit laatste geldt ook voor het
politiekorps waar in 1998 ongeveer 1700 bedouns werkzaam waren.
In juli 2001 berichtten Koeweitse media dat het ministerie van Defensie een eerdere maatregel, waarbij bedouns hun oorspronkelijke nationaliteit bekend moesten stellen op straffe van ontslag uit het leger, heeft opgeschort en dat bedouns in het leger niet zullen worden ontslagen.
5 Wetgeving
---
5.1 Verdragen
---
Koeweit is geen partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, het Protocol
van 1967, of bij (bilaterale) verdragen over vluchtelingen met landen in het
Midden-Oosten. Wel zijn er tussen de Koeweitse regering en UNHCR
besprekingen over toetreding tot het Vluchtelingenverdrag op gang gekomen.
Koeweit is partij bij onder meer de volgende internationale verdragen op het
gebied van de mensenrechten:
- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
(New York, 19-12-1966);
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (New
York, 19-12-1966);
- Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende
behandeling of bestraffing (New York, 10-12-1084);
- Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
(New York, 18-12-1979);
- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie (New York, 07-03-1966);
- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning en bestraffing van de misdaad
van apartheid (New York, 30-11-1973);
- Verdrag inzake de rechten van het kind (New York, 20-11-1989);
- Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Parijs,
09-12-1948).
Koeweit is geen partij bij het Verdrag tot beperking van staatloosheid (New
York, 30-08-1961) of de Overeenkomst inzake beperking van het aantal
gevallen van staatloosheid (Bern, 13-09-1973).
5.2 Overeenkomst met UNHCR
---
In augustus 1996 heeft Koeweit een overeenkomst met UNHCR geratificeerd
die het UNHCR-mandaat voor de bescherming van vluchtelingen erkent.
Hiermee heeft de staat Koeweit zijn bereidheid aangegeven UNHCR-medewerkers
toegang te bieden tot vluchtelingen en personen die volgens het
UNHCR-mandaat vallen onder de UNHCR-statuten.
In de praktijk verschaft de regering van Koeweit UNHCR volledige toegang tot
asielzoekers en vluchtelingen. Dit geldt ook voor personen die zich in
detentie- of verwijderingscentra bevinden. De Koeweitse autoriteiten stellen
zich jegens UNHCR coöperatief op. Naast 1261 Palestijnse, 1200 Iraakse
en ruim driehonderd vluchtelingen van andere nationaliteiten, stonden aan
het eind van het jaar 2001 bij UNHCR-Koeweit ook 1648 bedouns geregistreerd.
Zij kunnen een beroep doen op UNHCR voor adviezen. UNHCR werkt samen met de
Koeweitse Rode Halve Maan en Zakat House, een islamitische
liefdadigheidsorganisatie. Een aantal behoeftige bedouns wordt door deze
Koeweitse ngo's ondersteund. UNHCR is in gesprek met de Koeweitse
autoriteiten over de kwestie van de bedouns. UNHCR poogt de 'legal status'
van staatloze personen in Koeweit te verbeteren en tracht de Koeweitse
autoriteiten aan te moedigen het aantal gevallen van staatloosheid te
beperken door versterking van zowel de nationale wetgeving als de toepassing
daarvan in relatie tot andere landen.
5.3 Nationale asielwetgeving
---
De Koeweitse grondwet verbiedt de uitlevering van politieke
vluchtelingen. In de grondwet wordt niet nader uitgewerkt wat onder
politieke vluchtelingen dient te worden verstaan. Koeweit heeft geen
nationale wetgeving die voorziet in bepalingen die de positie van
asielzoekers of vluchtelingen regelen. Er zijn geen asielprocedures
waarop bedouns aanspraak kunnen maken.
Het zou voorkomen dat politieke vluchtelingen tot Koeweit worden toegelaten.
Daarbij zou formeel geen erkenning als politiek vluchteling plaatsvinden,
maar het (tijdelijk) verblijf van de betrokken persoon in Koeweit worden
gefaciliteerd.
5.4 Nationaliteitswetgeving
---
Volgens de Koeweitse nationaliteitswetgeving hebben personen die zelf
of wier voorouders voor 1920 in Koeweit woonachtig waren in beginsel recht
op de Koeweitse nationaliteit. Hetzelfde geldt voor kinderen van een
Koeweitse vader. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse man met
een bedoun-vrouw verwerven derhalve automatisch het Koeweits
staatsburgerschap. Kinderen uit een huwelijk van een Koeweitse vrouw met een
bedoun-man kunnen op grond hiervan geen aanspraak maken op het Koeweits
staatsburgerschap.
Naturalisatie van niet-Koeweiti's is in beginsel beperkt wettelijk mogelijk,
als men hiertoe wordt voorgedragen door de minister van Binnenlandse Zaken.
Om voor een voordracht in aanmerking te komen is vereist dat men voldoet aan
een aantal cumulatieve voorwaarden, waaronder: langjarig ononderbroken
verblijf in Koeweit, goed gedrag, islam als godsdienst, middelen voor
levensonderhoud, beheersing van het Arabisch. Ook dient men '... in staat te
zijn diensten te verlenen die het land nodig heeft of die reeds
verlenen.'
Ook personen die het land een belangrijke dienst hebben bewezen kunnen onder
een aantal van deze voorwaarden en na voordracht door de minister van
Binnenlandse Zaken voor naturalisatie in aanmerking komen.
Ook kan op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken de Koeweitse nationaliteit worden verleend aan personen die zijn geboren uit een Koeweitse moeder, die tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd de woonplaats in Koeweit hebben behouden en wiens niet-Koeweitse vader van de moeder is gescheiden of is overleden. Door besluit van de minister van Binnenlandse Zaken kunnen minderjarigen die aan deze voorwaarden voldoen tot aan het bereiken van de meerderjarige leeftijd op dezelfde wijze als Koeweiti's worden behandeld. Ook voor Arabieren die zelf of wier voorouders voor 1945 in Koeweit woonden geldt dat onder voorwaarden naturalisatie mogelijk is. Voor niet-Arabieren geldt hetzelfde, maar is het jaartal 1930.
Ook vrouwen en weduwen van een Koeweiti waarmee zij meer dan vijftien jaar
gehuwd zijn (geweest) kunnen onder voorwaarden het Koeweits
staatsburgerschap verwerven. In de praktijk blijkt deze periode veelal
te kunnen worden bekort. In het verleden was deze periode met tien jaar ook
bij wet korter.
Het aantal naturalisaties op jaarbasis is naar het voorkomt aan een maximum
gebonden.
De Koeweitse nationaliteitswetgeving biedt in een aantal gevallen de
mogelijkheid van verlies, intrekking en ontneming van de Koeweitse
nationaliteit. Verlies kan bijvoorbeeld plaatsvinden indien een Koeweits
staatsburger een vorige of nieuwe nationaliteit aanneemt. Intrekking kan
plaatsvinden indien men wordt veroordeeld omdat men deloyaal is ten opzichte
van Koeweit, of sociale of economische schade aan het land toebrengt. Indien
men in vreemde krijgsdienst treedt of het belang dient van een land waarmee
Koeweit in oorlog is of waarmee de diplomatieke betrekkingen verbroken zijn,
kan de Koeweitse nationaliteit worden ontnomen.
Overigens is in sommige gevallen ook herkrijging van de Koeweitse
nationaliteit mogelijk. Op voordracht van de Koeweitse minister van
Binnenlandse Zaken kan de Ministerraad bij besluit de Koeweitse
nationaliteit opnieuw verlenen aan de vrouw die vrijwillig de nationaliteit
van haar niet-Koeweitse echtgenoot heeft verkregen en daardoor haar
Koeweitse nationaliteit heeft verloren. Voorts kan aan de Koeweitse man die
de Koeweitse nationaliteit heeft verloren door vrijwillige verkrijging van
een vreemde nationaliteit, alsmede zijn echtgenote en kinderen - indien zij
in die verkrijging hebben gedeeld - op voordracht de Koeweitse nationaliteit
wederom worden verleend.
Het VN-Mensenrechtencomité beoordeelde in juli 2000 het eerste periodieke
rapport van Koeweit betreffende de tenuitvoerlegging van het Internationaal
Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het comité merkte naar
aanleiding daarvan op dat 'The State party should confer its nationality on
a non-discrimanatory basis and ensure that those who were granted Kuwaiti
nationality are treated equally with other Kuwaiti citizens with regard to
voting rights.' Voorts stelde het comité dat 'The Committee is concerned
about other instances of discrimination, in particular the naturalization of
Muslim applicants exclusively.'
Human Rights Watch meent dat veel bepalingen in de Koeweitse
nationaliteitswetgeving het non-discriminatie beginsel schenden, terwijl de
mensenrechtenorganisatie ook de implementatie van de wet beschouwt als
hoogst arbitrair en tekortschietend in transparantie. Volgens Human
Rights Watch zou de Koeweitse parlementariër Hussayn al-Qalaf hebben gezegd
dat in Koeweit nationaliteit kan worden verkregen "... by connections
('wastat') and payments."
6 Detentie
---
Personen die in aanmerking komen voor verwijdering uit Koeweit, kunnen
worden ondergebracht in een detentiecentrum. Verwijdering van vreemdelingen
geschiedt niet indien betrokkenen bezwaar maken tegen terugzending naar hun
eigen land, waarmee hen veelal in afwachting van een oplossing geen andere
keuze wordt geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.
Bedouns die niet over noodzakelijke documenten beschikken, kunnen worden gedetineerd als 'illegal residents', doch in de regel alleen wanneer zij worden gearresteerd op grond van een andere aanklacht.
De omstandigheden in de Koeweitse gevangenissen worden door onafhankelijke waarnemers als redelijk gekwalificeerd en voldoen aan of gaan uit boven de minimum internationale eisen met betrekking tot voedselvoorziening, toegang tot basisgezondheidszorg, regelmatig familiebezoek, hygiëne en mogelijkheden voor werk en lichaamsbeweging. Wel is sprake van overbevolking, maar de regering werkt momenteel aan renovatie van de bestaande faciliteiten, terwijl er ook een nieuwe 'maximum security prison' wordt gebouwd.
In tegenstelling tot voorheen waren er in het jaar 2001 geen berichten van mishandeling van gevangenen in Koeweitse detentiecentra. Wel zouden '... some police and members of the security force abuse detainees during interrogation. Reported abuses include blindfolding, verbal threats, and physical abuse'. Niet-Koeweiti's worden hiervan eerder het slachtoffer dan Koeweitse staatsburgers. Het Mensenrechtencomité van de Koeweitse Nationale Assemblée houdt toezicht op de omstandigheden in de gevangenissen.
De Koeweitse autoriteiten kunnen nog steeds personen interneren die worden
verdacht van collaboratie met Irak tijdens de bezetting van 1990/91. Eind
2001 verbleven nog twintig door de voormalige oorlogs- of
staatsveiligheidsrechtbanken veroordeelde personen in Koeweitse
gevangenissen, onder wie acht bedouns.
Voorts bevonden zich eind 2001 ongeveer tweehonderdvijftig bedouns en
buitenlanders in Koeweitse detentiecentra, waarvan sommigen in afwachting
van verwijdering.
Het gevangeniswezen in Koeweit beschikt over de volgende gevangenissen en
detentiecentra:
· Kuwait Central Prison. Deze gevangenis is voor circa duizend gevangenen
gebouwd, maar moet regelmatig plaats bieden aan ruim tweeduizend personen.
Ook een aantal van drieduizend gedetineerden wordt genoemd. Twee nieuwe
gebouwen zijn bijna voltooid, waardoor de capaciteit wordt vergroot tot
drieduizend gevangenen. In 2002 is de bouw van drie additionele gebouwen
voorzien.
· Talha Detention Centre. Dit is een gevangenis met kenmerken van een open
strafinrichting die over goede faciliteiten beschikt. In deze gevangenis
bevinden zich personen die zijn veroordeeld in een civiele procedure of voor
naar verhouding lichte vergrijpen, of personen die de laatste periode van
hun gevangenisstraf uitzitten en spoedig vrij kunnen komen. Alhoewel Talha
niet langer een verwijdercentrum is, worden hier van tijd tot tijd wel
personen vastgehouden in afwachting van hun verwijdering. Sinds de
heropening van deze gevangenis in 1998 is er geen kritiek geweest van
mensenrechtengroeperingen over mishandeling van gevangenen.
· Shuwaikh state security facility. Deze gevangenis doet tevens dienst als
verwijdercentrum. Hier bevinden zich mannen die niet over een
verblijfs-vergunning beschikken en daarom voor verwijdering in aanmerking
komen. Het komt vaak voor dat men wordt vrijgelaten op het moment dat een
sponsor zich garant stelt en een verblijfsvergunning wordt verkregen. Dit
laatste komt vooral voor in geval van (tijdelijke) detentie van bedouns.
· Jeugdstrafinrichting. Deze inrichting richt zich voor een belangrijk deel
op reclassering.
· Centrale vrouwengevangenis. Degenen die in deze gevangenis zijn
gedetineerd en voor verwijdering in aanmerking komen, bevinden zich in een
aparte vleugel; het betreft voor een groot deel vrouwen uit Pakistan, India,
Filipijnen, Bangladesh, etc. die hun verblijfsvergunning niet (tijdig)
konden verlengen.
· Militaire gevangenis Diwan.
7 Verwijdering
---
In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat gedocumenteerde bedouns, net als
niet-Koeweiti's worden verwijderd als zij als een specifiek
veiligheidsrisico worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor bedouns die
zijn veroordeeld door de (in 1995 afgeschafte) Staatsveiligheidsrechtbanken.
Bedouns die hun status niet hebben geregulariseerd, kunnen door de Koeweitse
autoriteiten als illegale inwoner worden aangemerkt. Ook in die gevallen is
in beginsel de mogelijkheid van verwijdering aanwezig. In het jaar 2001
hebben geen verwijderingen plaatsgevonden.
Veel bevelen tot verwijdering worden louter administratief afgedaan, zonder
dat er een rechtszaak aan ten grondslag ligt. Verwijdering is mede
afhankelijk van de documenten waarover men beschikt.
Verwijdering van vreemdelingen zal niet geschieden indien betrokkenen
aangeven bezwaar te maken tegen verwijdering naar een land dat hen eventueel
zou willen opnemen of tegen terugzending naar hun eigen land, waarmee hen in
afwachting van een oplossing veelal geen andere keuze wordt geboden dan
(tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie. Dit vooruitzicht hebben met name
bedouns omdat immers in de praktijk weinig landen bereid zullen zijn
staatloze bedouns op te nemen.
8 Terugkeer
---
Koeweit laat in beginsel geen vreemdelingen toe die het Koeweitse
grondgebied eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een
geldig visum of een geldige verblijfsvergunning.
De Koeweitse regering streeft ernaar terugkeer te voorkomen van bedouns die
Koeweit tijdens de Iraakse bezetting van Koeweit of tijdens de Golfoorlog
hebben verlaten. Afgifte van inreisvisa voor deze categorie bedouns wordt
vaak vertraagd of geweigerd, hetgeen voor sommige bedouns leidt tot ernstige
problemen als het verstoken blijven van contact met familieleden. Volgens
een schatting van Human Rights Watch bevindt zich buiten Koeweit
(voornamelijk in Irak) een door natuurlijke aanwas intussen tot 240.000
personen gegroeide bedoun-bevolking; de meeste van hen zouden zich (weer) in
Koeweit willen vestigen.
Bedouns die vanuit het buitenland met een oud model artikel-17-document
terugkeerden naar Koeweit werden in beginsel weer toegelaten tot Koeweit. In
het verleden is door bedouns wel beweerd dat wedertoelating niet altijd
gegarandeerd was.
Sinds 15 augustus 2000 geven de Koeweitse autoriteiten een nieuw model
artikel-17 document af. De Koeweitse autoriteiten hebben gegarandeerd
houders van dergelijke documenten tot Koeweit toe te laten in geval van
verlies of verlopen van de geldigheidsduur van het document in het
buitenland.
Eind september / begin oktober 2000 heeft een groep bedouns aan de Iraakse
kant van de Koeweits-Iraakse grens gedemonstreerd voor terugkeer naar
Koeweit. Waarnemers zagen in deze demonstraties de hand van het regime in
Bagdad. In dezelfde periode heeft Irak Koeweit beschuldigd van oliediefstal
door schuine boringen.
9 Documenten
---
9.1 Identiteitsbewijzen
---
Bedouns kunnen in beginsel beschikken over een geplastificeerde 'security
(ID) card' die de tegenhanger is van de identiteitskaart voor Koeweitse
staatsburgers, de 'civil identity (ID) card'. Volgens Human Rights
Watch heeft de directeur van het 'Executive Committee on Illegal Residents'
van het Koeweitse ministerie van Binnenlandse Zaken in 2000 in een interview
verklaard dat het 'Committee' slechts nieuwe 'security (ID) cards' zal
afgeven aan bedouns die zich bij de census van 1965 hebben laten registreren
of die met officiële documenten 'residence' in Koeweit vóór 1965 kunnen
aantonen. Voorzover bekend wordt deze identiteitskaart voor bedouns
door het ministerie van Binnenlandse Zaken afgegeven, indien de autoriteiten
naar hun inzicht over voldoende informatie beschikken over de betreffende
bedoun.
Naar verluidt gaat in sommige gevallen aan afgifte van een 'bitaqa amniyya'
afgifte van een 'bitaqa muraja'a' vooraf. Deze 'bitaqa muraja'a', die
men ontvangt na zich vrijwillig te hebben aangemeld om voor een security
card in aanmerking te komen, kan worden beschouwd als een voorlopige
identiteitskaart voor bedouns, die het ministerie van Binnenlandse Zaken kan
afgeven indien de autoriteiten naar hun inzicht (nog) niet over voldoende
informatie beschikken over de betrokken bedoun. Zodra de autoriteiten wel
over voldoende gegevens over de betrokken bedoun beschikken, kan de 'bitaqa
muraja'a' worden vervangen door de 'bitaqa amniyya'.
In de meeste gevallen kan echter een 'bitaqa amniyya' worden afgegeven zonder dat er een noodzaak bestaat voor een voorlopige 'bitaqa muraja'a'.
9.2 Artikel-17-documenten
---
Bedouns beschikken in beginsel niet over Koeweitse paspoorten. Er kunnen
echter andere Koeweitse reisdocumenten worden afgegeven aan bedouns op basis
van artikel 17 van de Koeweitse paspoortwet die bepaalt dat afgifte
van reisdocumenten mogelijk is aan niet-Koeweiti's. In september 2000 is een
nieuw model artikel-17 document ingevoerd.
Oud model
Het oude model artikel-17-document dat vanaf 1 januari 2001 niet langer
geldig is, kon worden afgegeven in geval van een buitenlandse reis van
bedouns die in overheidsdienst werkten en ambtshalve naar het buitenland
moesten reizen, en soms aan hun familieleden. Afgifte was ook mogelijk in
geval van medische behandeling in het buitenland, begeleiding van patiënten,
bedevaart naar Saoedi-Arabië en studie in het buitenland. In de
praktijk bleek dat bedouns op artikel-17-paspoorten ook zakelijke en
toeristische reizen maakten. Ook politieke vluchtelingen konden voor afgifte
van een artikel-17-document in aanmerking komen. In het algemeen kan
men stellen dat met name de bedouns die sociaal-economisch goed zijn
geïntegreerd in de Koeweitse samenleving over deze artikel-17-documenten
konden beschikken.
Volgens Human Rights Watch hebben de autoriteiten in april 2000 bepaald dat
afgifte van artikel-17-documenten wordt beperkt, maar dat er geen specifieke
voorwaarden worden gesteld aan bedouns die reisdocumenten aanvragen.
Afgifte van het oude model artikel-17-document vond in de regel alleen
plaats indien men beschikte over een geldige verblijfstitel. Houders van een
artikel-17-document werden voor zover bekend na verblijf in het buitenland
weer toegelaten tot Koeweit.
De documenten werden alleen in Koeweit zelf afgegeven; Koeweitse
diplomatieke vertegenwoordigingen hadden hiertoe geen bevoegdheid.
Artikel-17-documenten konden worden verlengd. Dit laatste kon een Koeweitse
diplomatieke vertegenwoordiging volgens een bepaling uit 1986 slechts doen
na toestemming van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het oude model artikel-17-document onderscheidt zich uiterlijk op het eerste gezicht in weinig van Koeweitse paspoorten. Er zijn de volgende verschillen:
- In tegenstelling tot reguliere paspoorten bevat een artikel-17-document op
bladzijde 1 (in de regel bovenaan) een stempel met een verwijzing naar
bladzijde 63.
- Op bladzijde 4 van het artikel-17-document staan onderaan in het midden
van de bladzijde drie Arabische letters (ghain-kaf-mim ), die indiceren
dat het een niet-Koeweiti betreft.
- In sommige artikel-17-documenten staat op bladzijde 4 rechts in het midden
van de bladzijde, onder 'Place of Birth' en 'Makan al-wilada' , naast
de geboorteplaats ook vermeld 'non-Kuwaiti' en 'ghair-Kuwaiti'.
- Op bladzijde 62 van het artikel-17-document staat een blokstempel met een
Arabische tekst die naar artikel 17 verwijst. Onder dit stempel staat een
tweede stempel met het wapen van Koeweit, waaronder staat 'Wizara
al-Dahiliyya' . In sommige gevallen is een derde stempel geplaatst. Het
betreft een blokstempel waarin in het Arabisch staat aangegeven dat het
paspoort niet kan worden ingetrokken binnen vijf jaar na afgifte. Dit
stempel kan echter ook ontbreken.
- Op bladzijde 63 wordt met de gedrukte Arabische woorden wederom verwezen
naar artikel 17. Er zijn enkele Latijnse cijfers (waaronder een jaartal) en
de Arabische letters 'jim' en 'kaf aangebracht, alsmede (in het Arabisch)
'onder artikel 17' .
In de praktijk bleken houders van artikel-17-documenten waarin het derde
(blok-)stempel op bladzijde 62 ontbreekt in het verleden eerder politiek
asiel te hebben aangevraagd in het buitenland dan houders van een
artikel-17-document met een dergelijk stempel, omdat zij meenden dat hun
artikel-17-document te allen tijde door de Koeweitse autoriteiten kon worden
ingetrokken. Echter, het 'Kuwaiti Passport Office' heeft altijd
beweerd dat alle houders van geldige artikel-17-documenten bij terugkeer tot
Koeweit worden toegelaten.
Een bepaling uit 1986 noemt de mogelijkheid voor afgifte van
artikel-17-documenten voor slechts één buitenlandse reis. Dergelijke
documenten werden na terugkeer door de grensbewakingsautoriteiten
ingenomen. Volgens sommige bedouns zijn in het verleden
artikel-17-documenten door de Koeweitse autoriteiten inderdaad voorzien van
een stempel met de tekst 'Valid for one journey only' . Het kan niet
volledig worden uitgesloten dat het in het verleden op beperkte schaal is
voorgekomen dat wedertoelating tot Koeweit met een dergelijk stempel niet
mogelijk was. Op deze wijze zouden bedouns worden aangemoedigd buiten
Koeweit asiel aan te vragen. Overigens geldt volgens een bepaling uit 1986
dat artikel-17-documenten kunnen worden afgegeven aan personen die op basis
van een gerechtelijke beslissing Koeweit moeten verlaten zonder recht van
terugkeer (enkele reis). Het is niet bekend of (alleen) in deze
gevallen een stempel met de tekst 'Valid for one journey only' werd
geplaatst.
Het is bekend dat sommige bedouns in het bezit van artikel-17-documenten in
het buitenland asiel aanvragen. Bij aankomst in het buitenland hebben
bedouns in het verleden documenten vernietigd om de mogelijkheid tot
terugkeer naar Koeweit aanzienlijk te beperken en in de hoop op vergroting
van de kans op asielverlening in het buitenland. In een aantal gevallen
verkregen zij voor vertrek uit Koeweit zonder veel problemen Europese visa,
die door Europese ambassades aan houders van artikel-17-documenten meestal
alleen werden afgegeven tegen overlegging van (kopieën van) documenten
waaruit bleek dat zij over voldoende inkomen, banksaldi, verblijfsvergunning
e.d. beschikten. Er kunnen geen Koeweitse verblijfs- of werkvergunningen in
deze artikel-17-documenten worden gestempeld.
Nieuw model
De Koeweitse autoriteiten hebben in september 2000 bekend gemaakt dat zij
per 15 augustus 2000 een nieuw model artikel-17-document hebben ingevoerd.
Vanaf 1 januari 2001 zijn de artikel-17-documenten van het oude model niet
langer geldig. Houders van oude documenten dienen bij het ministerie van
Binnenlandse Zaken een document van het nieuwe model aan te vragen.
In tegenstelling tot het oude model artikel-17 document, onderscheidt het
nieuwe model zich uiterlijk duidelijk van Koeweitse paspoorten en het oude
model artikel-17 document. Het nieuwe document is grijs van kleur en bevat
minder pagina's dan het oude (24 in plaats van 64). Op de eerste en laatste
pagina van het nieuwe document staat duidelijke 'artikel 17' vermeld, zowel
in de Engelse als Arabische taal.
Het nieuwe paspoort heeft een geldigheidsduur van vijf jaar en afgifte kan
geschieden aan niet-Koeweitse werknemers in overheidsdienst die taken moeten
vervullen in het buitenland, alsmede in humanitaire gevallen zoals studie of
medische behandeling.
De autoriteiten garanderen dat zij bereid zijn houders van dergelijke
documenten tot Koeweit toe te laten in geval van verlies of verlopen van de
geldigheidsduur van het document in het buitenland. De Koeweitse
autoriteiten hebben voorts aangegeven dat de Koeweitse ambassade in het
gebied waar de houder verblijft, in voorkomende gevallen een vervangend
reisdocument zullen afgeven teneinde te kunnen terugkeren naar Koeweit,
alwaar het artikel-17 document, na goedkeuring van de minister van
Binnenlandse Zaken, kan worden verlengd of een nieuw document kan worden
afgegeven.
9.3 Paspoorten
---
Bedouns en anderen die niet beschikken over paspoorten of
artikel-17-documenten kunnen hun toevlucht nemen tot het illegaal
aanschaffen van paspoorten op de zwarte markt, zowel in Koeweit als in het
buitenland. Het betreft paspoorten van onder meer de volgende landen:
Albanië, Rusland, Afghanistan, Nigeria, Somalië, Ethiopië, Colombia,
Bolivia, Dominicaanse Republiek, Eritrea, Sierra Leone en Liberia.
In een aantal gevallen wordt overigens betrokkenheid van de desbetreffende
autoriteiten of hun diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland
vermoed. Vaak bleken documenten in de landen van oorsprong als vermist of
gestolen geregistreerd te staan. Ook circuleren in beperkte mate volledig
vervalste reisdocumenten. Westerse ambassades in Koeweit stuiten een enkele
keer op reisdocumenten van fictieve landen. Sommige paspoorten worden via
het internet aangeboden.
Naar verluidt zijn in 2001 nog zeshonderd bedouns overgegaan tot de
verkrijging van de Liberiaanse nationaliteit om hun verblijf in Koeweit te
regulariseren en om te voorkomen dat zij worden vervolgd voor illegaal
verblijf. De Liberiaanse nationaliteit en een Liberiaans paspoort
zouden volgens een persbericht worden aangeboden door het Liberian National
Emergency Committee teneinde het herstel van Liberia na zeventien jaar
burgeroorlog te financieren.
Hoewel zij op de hoogte zijn van dergelijke praktijken lijken de Koeweitse
autoriteiten in een aantal gevallen geen grote bezwaren te hebben tegen
afgifte van verblijfsvergunningen aan houders van dergelijke documenten,
ongeacht hun werkelijke nationaliteit en antecedenten. De Koeweitse regering
claimt dat zij verblijfsvisa en een legale status toekent aan elke bedoun
die een paspoort, ongeacht het land van afgifte, presenteert, waarbij moet
worden aangenomen dat Koeweit wel degelijk een onderscheid maakt tussen
authentieke paspoorten enerzijds, en niet authentieke paspoorten van de
hierboven opgesomde landen anderzijds
Er zijn voorzover bekend de laatste tijd geen berichten over bedouns die een
paspoort van een derde land hebben overgelegd aan de autoriteiten in Koeweit
zonder dat deze hun een verblijfsstatus toekenden. Een en ander is volgens
waarnemers te verklaren uit het Koeweitse streven de bedoun-populatie zo
klein mogelijk te doen zijn. Bedouns die niet over enig reisdocument en een
geldige verblijfstitel voor Koeweit beschikken, zullen Koeweit niet legaal
kunnen in- c.q. uitreizen.
10 Beleid westerse landen
---
Het beleid van Europese landen ten aanzien van bedoun-asielzoekers uit
Koeweit wordt voornamelijk bepaald door de mate waarin men met deze groep te
maken heeft. Het aantal bedoun-asielzoekers uit Koeweit in België,
Duitsland, Finland, Italië, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland is laag.
Genoemde landen hebben dan ook geen specifiek beleid ontwikkeld met
betrekking tot deze groep. Voorzover bekend hebben over de periode januari
tot november 2001 vanuit deze landen geen verwijderingen van
bedoun-asielzoekers naar Koeweit plaatsgevonden. Hierbij speelt onder meer
de technische verwijderbaarheid een rol.
In Denemarken is echter wel sprake van een eenduidig beleid ten aanzien van
bedoun-asielzoekers uit Koeweit. Gezien het feit dat deze groep in Koeweit
in het algemeen geconfronteerd wordt met sociale problemen, zoals gebrek aan
medische voorzieningen en scholing, doch niet met vervolging, bestaat voor
hen als groep geen grond voor inwilliging van het asielverzoek. Andere
beslissingen zijn formeel mogelijk, daar alle aanvragen op hun individuele
merites worden beoordeeld.
Omdat bedoun-asielzoekers uit Koeweit niet kunnen worden uitgezet naar
Koeweit, krijgen zij in Denemarken in de praktijk een tijdelijke
verblijfsvergunning voor één jaar. Deze vergunning kan vier keer worden
verlengd. Onder deze verblijfstitel heeft men geen recht op
gezinshereniging.
11 Samenvatting
---
Sinds het midden van de jaren tachtig is aan de bedouns in Koeweit van
overheidswege een aantal beperkingen opgelegd en werden vroegere rechten en
voordelen ontnomen. Sindsdien zijn de rechten van bedouns verder afgekalfd.
Vooral in de periode na het einde van de Golfoorlog, toen ongeveer de helft
van de bedoun-bevolking Koeweit bleek te hebben verlaten, kwam de juridische
en sociaal-economische positie van de bedouns in het gedrang. De
bedoun-populatie werd door vele Koeweiti's als pro-Irakees beschouwd. Een
aantal bedouns werd beschuldigd van collaboratie met de Iraakse bezetter.
Sommige bedouns werden gedetineerd. Een aantal bedouns is uit
overheidsdienst ontslagen.
Sindsdien is de juridische en sociaal-economische positie van bedouns
voortdurend achtergebleven bij die van Koeweitse staatsburgers. Bedouns
hebben een beperkte toegang tot identiteitsbewijzen en andere documenten,
alsmede tot onderwijs, gezondheidszorg, scholing, huisvesting en andere
overheidsdiensten die voor Koeweitse staatsburgers doorgaans wel
toegankelijk zijn. Ook hebben bedouns minder kansen op de arbeidsmarkt. Een
aantal behoeftige bedouns wordt ondersteund door Koeweitse ngo's en bedouns
kunnen een beroep doen op UNHCR voor adviezen.
De Koeweitse regering initieerde in 1999 een naturalisatie- en
legalisatieprogramma. Na afronding van het programma in juni 2000 is
gebleken dat verwerving van het Koeweitse staatsburgerschap voor een beperkt
aantal bedouns mogelijk is. Ook is er een beperkte groep bedouns die niet
voor naturalisatie in aanmerking komt maar die onder voorwaarden een
legale verblijfs(status) heeft verkregen.
In Koeweit is het in beginsel mogelijk dat bedouns worden verwijderd. In de
praktijk zullen evenwel weinig landen bereid zijn staatloze bedouns op te
nemen. Veelal wordt hen in afwachting van een oplossing geen andere keuze
geboden dan (tijdelijk) verblijf in Koeweitse detentie.
Koeweit laat in beginsel geen vremdelingen toe die het Koeweits grondgebied
eerder hebben verlaten, als zij niet in het bezit zijn van een geldig visum
of een geldige verblijfsvergunning. Bedouns die Koeweit hebben verlaten
gedurende de Iraakse bezetting zullen in vrijwel alle gevallen niet kunnen
terugkeren naar Koeweit.
De kwestie van de bedouns is een onderwerp van discussie niet alleen onder
politici en in ambtelijke kringen, maar ook in de media en onder
mensenrechtenactivisten in Koeweit.
Bijlage 1
kaart Koeweit
Deze kaart is ontworpen voor publieksvoorlichting en is geen officieel
document.
Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.
Bijlage II
Literatuurlijst
Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende
bronnen en publicaties:
Agence France Presse
Al-Watan (Koeweits dagblad)
Al-Qabas (Koeweits dagblad)
Al-Thawra (Iraaks dagblad)
Amnesty International, Annual Report 2000 - Kuwait, website
Amnesty International, Annual Report 2001 - Kuwait, website
Arab Times (Koeweits dagblad)
Associated Press
BBC News, website (homepage)
CIA, The World Factbook 1999 - Kuwait, website, (Washington, mei 2000)
Deutsche Presse-Agentur
The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait (Londen, mei 2000)
The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait 2001 (Londen, 2001)
Elsevier bedrijfsinformatie, Nationaliteitswetgeving Koeweit aanvulling 229
(november 2000)
Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 1999, 45e
editie (Londen, 1998)
Europa Publications Limited, The Middle East and North Africa 2001, 47e
editie (Londen, 2000)
Gulf States Newsletter (website, 21 juni 2000)
Human Rights Watch, Civil and Political Rights Violations in Kuwait (juli
2000)
Human Rights Watch, Kuwait - Promises betrayed (New York, oktober 2000)
ICRC, Annual Report Kuwait (Genève, 1998)
ICRC, Annual Report 2000 (Genève, juni 2001)
Jordan Times
Koeweitse nationaliteitwet (nr. 15/1959)
Koeweitse vreemdelingenwet (nr. 17/1959)
Koeweitse paspoortwet 1962 en amendementen van 1963 en 1977 (Engelse
vertaling)
Kuwait News Agency
Kuwait Publishing House, Kuwait Pocket Guide 2001 16e editie (Koeweit, 2001)
Kuwait Times (Koeweits dagblad)
Kuwaiti Bidoon Human Rights Organization (KBHRO), website, (Londen, 10 juni
2000)
Middle East Mirror
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Centraal-Irak (Den
Haag, 9 april 2001)
Ministry of Interior, Ministerial Decision No. (177) (Koeweit, 1986)
UN, Concluding observations of the Human Rights Committee: Kuwait, document nr. CCPR/CO/69/KWT; A/55/40, paras 452-497 (Genève, 27 juli 2000)
UNHCR, Country Fact Sheet UNHCR Kuwait operations (13 mei 2000)
UNHCR, Country Profiles - Kuwait (Genève, september 1999)
UNHCR, Country Profiles - Kuwait (Genève, 2001)
UNHCR, Global Appeal 2001 (Genève, 2001)
UNHCR, Mid-Year Progress Report 2001 (Genève, 2001)
UNHCR, Programme for Iraqi Refugees (Genève, 8 december 1999)
USCR, Country Report, Kuwait (2000) website,
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm
USCR, Country Report, Kuwait (2001) website,
www.refugees.org/world/countryrpt/mideast/kuwait.htm
U.S. State Department, 1998 Country Reports on Human Rights Practices:
Kuwait (Washington, 26 februari 1999)
U.S. State Department, 1999 Country Reports on Human Rights Practices:
Kuwait (Washington, 25 februari 2000)
U.S. State Department, 2000 Country Reports on Human Rights Practices:
Kuwait (Washington, 26 februari 2001)
U.S. State Department, 2001 Country Reports on Human Rights Practices:
Kuwait (Washington, 4 maart 2002)
Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse nationaliteitswet,
amiri decreet no. 15/1959, met amendementen: amiri decreet no. 2/1960 en
wetten no. 21/1965 en no. 70/1966
Vertaling uit het Arabisch in het Engels van de Koeweitse vreemdelingenwet,
amiri decreet no. 17/1959, met amendementen: amiri decreet no's 41/1987 en
7/1988 en ministerieel besluit no. 640/1987
Het begrip bedouns wordt omschreven in hoofdstuk 2.
Met de term bedouns wordt dus niet bedoeld bedoeïnen (in het Arabisch:
'bawadin' of budah' of 'badw').
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000; Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
Zie ook passages verderop in dit hoofstuk.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Zie ook paragraaf 9.2.
Zie de algemene ambtsberichten over Centraal-Irak, laatstelijk dat van
9 april 2001.
The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa Publications
Limited, Londen, 1998
Koeweitse Wet no. 17 van 1959.
De Koeweitse Aliens Residence Law (vreemdelingenwet) geeft bepalingen
omtrent binnenkomst en verblijf in Koeweit en verwijdering uit Koeweit.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000; Kuwait - Promises Betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
The Middle East and North Africa 1999, 45e editie, Europa
Publications Limited, Londen, 1998.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
De meeste Koeweitse staatsburgers die tijdens de Golfcrisis hun land
verlieten, reisden naar Saudi-Arabië.
The Middle East and North Africa 2001, 47e editie, Europa
Publications Limited, Londen, 2000.
Zie ook: Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information,
VS, 2000.
Eind 2001 zaten er nog acht bedouns vast in verband met een
veroordeling vanwege collaboratie met de bezetter.
Na heropening in 1998 heette het centrum: Talha Detention Centre.
1998 Country Reports on human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 26 februari 1999.
Zie ook hoofstuk 6.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 25 februari 2000; Worldwide Refugee Information -
Country Report: Kuwait, website, 21 juni 2000.
Kuwait Annual Report 2000, Amnesty International, Londen, 2000.
1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 25 februari 2000.
Country Report Kuwait, The Economist Intelligence Unit, Londen, mei
2000.
Arab Times, 21 oktober 2000
Arab Times, 27-28 en 30 juli 2000.
De door de verschillende bronnen genoemde aantallen bedouns die
uiteindelijk het Koeweits staatsburgerschap ontvangen variëren sterk. Ook
ten aanzien van de criteria bestaat geen eenduidigheid.
Al-Watan, 28 augustus 2000.
Naar schatting bedroeg het aantal Koeweitse staatsburgers in 2000
ongeveer 826.000, terwijl in dat jaar ongeveer 1.400.000 niet-Koeweiti's in
Koeweit woonden.
Kuwait News Agency, 25 juni 2000.
Associated Press, 8 juni 2000.
Al-Qabas, Al-Watan, Arab Times en Kuwait Times, verschillende
berichten in juni, juli en augustus 2000.
Koeweitse wet nr. 15 van 1959.
Koeweitse wet nr. 17 van 1959.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
HRW website internet (juli 2000).
In het verleden heeft de Koeweitse regering met het oog op oplossing
van het probleem van de bedouns eerder deadlines gesteld en programma's
geïnitieerd.
Arab Times, 24 juli 2000.
Zie ook paragraaf 9.1.
Kuwait - Promises betrayed, Human Rights Watch , oktober 2000.
Arab Times, 2 augustus 2000; Kuwait Times, 6 augustus 2000.
Arab Times, 16 juli 2000.
Arab Times, 9 juli 2000.
Al-Qabas, 30 juni 2000.
2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 26 februari 2001.
Kuwait Times, 22 juli 2000; Arab Times, 16 juli 2000.
Zie paragraaf 9.2.
Arab Times, 13 en 16 augustus 2000.
Zie ook paragraaf 9.2.
Arab Times, 18 oktober 2000.
Arab Times, 3 november 2001
Arab Times, 3 november 2001
Arab Times, 3 juli 2000.
Kuwait Times, 5 november 2001.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Overigens ondervinden Koeweitse staatsburgers geen problemen van de
zijde van de autoriteiten louter vanwege hun verwantschap met een bedoun.
Kuwait Times, 4 november 2001.
Zie ook hoofdstuk 2.
Zie ook paragraaf 2.2.
The Economist Intelligence Unit, Country Profile Kuwait 2001 (Londen,
2001)
Arab Times, 10 juli 2001.
Zie ook paragraaf 5.2.
Een zgn. Cooperation and Office Agreement.
Country Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001;
UNHCR Country Profiles - Kuwait, Genève, 2001.
UNHCR Country Profiles - Kuwait, UNHCR, Genève, 2001.
Artikel 46: ('Extradition of political refugees is prohibited').
Counry Report: Kuwait, USCR Worldwide Refugee Information, VS, 2001.
Voor een volledige en juiste beoordeling van de nationaliteitswetgeving dient correctheidshalve te worden verwezen naar de integrale tekst van deze wetgeving, te weten Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, laatstelijk gewijzigd op 2 augustus 1987, zoals opgenomen in: Nationaliteitswetgeving, onder redactie van F. Zilverentant, Elseviers Bedrijfsinformatie, Den Haag, bijgewerkt tot november 2001.
Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 1.
Ibidem, artikel 2.
Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 4.
21 jaar en vóór 25 februari 1981 18 jaar.
Ibidem, artikel 8.
Ibidem, artikelen 9 - 11, 13 en 14.
Besluit nr. 15/1959 inzake de Koeweitse nationaliteit, artikel 12.
Concluding observations of the Human Rights Committee: Kuwait, U.N.
Human Rights Committee, 27 juli 2000.
Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
2000 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 26 februari 2001.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
Eind 2000 bedroeg dit aantal nog zevenentwintig, onder wie twaalf
bedouns.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department. Washinton, 4 maart 2002.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
Arab Times, 13 augustus 2001.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
2001 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 4 maart 2002.
2000 County Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 26 februari 2001.
Civil and Political Rights Violations in Kuwait, Human Rights Watch,
juli 2000.
Zie paragraaf 9.2.
In paragraaf 9.2 wordt meer in detail ingegaan op wedertoelating aan
houders van een artikel-17-document
Reuters, 3,4, 5, 7 en 8 oktober 2000; Agence France Presse, 3 oktober
2000; Deutsche Presse-Agentur, 3 oktober 2000; Al-Thawra, 5 oktober 2000.
Arabisch: bitaqa amniyya.
Arabisch: bitaqa madaniyya.
Kuwait-Promises Betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
De Arabische term 'Muraja'a' betekent: onderzoek of verificatie.
'Code No. 11 of year 1962 concerning Kuwaiti Passports, amended
with Law No. 22 of year 1963 and Law No. 15 of year 1977.' Later werd tevens
uitgevaardigd 'Ministerial Decision No. 177 of year 1986' (Engelse
werkvertalingen). Het is niet duidelijk of en in hoeverre deze wetten nog
van kracht zijn of worden toegepast.
Volgens het document 'Kuwait -Promises betrayed, Human Rights
Watch, New York, oktober 2000' kon dit in 2000 voor het eerst.
Artikel 1, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.
Artikel 2, Ministerial Decision No. 177 of year 1986. Het is onbekend of politieke vluchtelingen in het verleden effectief aanspraak hebben gemaakt op deze bepaling. Evenmin is het duidelijk hoe dit artikel zich verhoudt tot het feit dat Koeweit geen asielwetgeving kent.
Kuwait -Promises betrayed, Human Rights Watch, New York, oktober
2000.
Artikel 6, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.
De eerste twee letters staan mogelijk voor 'ghair-Kuwaiti ', dat betekent dat sprake is van een (registratie als) niet-Koeweiti.
Arabisch voor 'Geboorteplaats'.
In plaats van 'Non-Kuwaiti' kan er ook staan 'not Kuwaiti' of
'undefined'.
Hetgeen staat voor ministerie van Binnenlandse Zaken.
Deze letters staan mogelijk voor 'jinsiyya kuwaitiyya', zodat hier zou kunnen worden gelezen: 'Koeweitse nationaliteit onder artikel 17 '.
Zie hierboven.
Artikel 3, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.
Arabische en/of Engelse tekst.
Artikel 1 sub f, Ministerial Decision No. 177 of year 1986.
Kosten voor nationaliteit en paspoort zouden $ 4.455 bedragen.
Arab Times, 8 juli 2001.
1999 Country Reports on Human Rights Practices: Kuwait, U.S. State
Department, Washington, 25 februari 2000.
Zie ook hoofdstuk 8.
In paragraaf 2.1 is een definitie van het begrip 'bedoun' opgenomen.
In hoofdstuk 3 staan de voorwaarden beschreven.
===