Technische Universiteit Eindhoven
24 april 2002
PERSBERICHT
Diesviering van de TU Eindhoven (TU/e)
Prijzen voor beste ingenieurs, ontwerpers en doctors van TU/e Vrijdag
26 april viert de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) haar 46ste
Dies Natalis. Tijdens de academische zitting ter gelegenheid van die
verjaardag houdt rector magnificus prof.dr. R.A. van Santen een korte
rede, getiteld Academische vorming(zie bijgevoegd tekst). Ook worden
tijdens deze bijeenkomst de jaarlijkse prijzen voor de beste
afgestudeerde ingenieurs, ontwerpers en gepromoveerden van het jaar
2001 uitgereikt. ASML-prijzen voor TU/e-promoties
De ASML-prijzen worden jaarlijks aan de TU/e uitgereikt aan de twee
beste promovendi uit het daaraan voorafgaande academisch jaar. De
ASML-prijzen zijn voor het beste proefschrift op het gebied van
toepassingsgericht onderzoek en voor de beste dissertatie op het
terrein van fundamenteel onderzoek. Beide ASML-prijzen bestaan uit een
oorkonde en vijfduizend euro.
De ASML-prijs voor toepassingsgericht onderzoek ging naar drie jonge
doctors: dr.ir. Roëll van Druten, dr.ir. Alex Serrarens en dr.ir. Bas
Vroemen, alledrie uit Eindhoven. Zij promoveerden eind vorig jaar bij
de faculteit Werktuigbouwkunde op een gezamenlijk ontwerp voor een
zuinige auto door toepassing van een revolutionaire transmissie. Het
testvoertuig kreeg landelijke bekendheid omdat prins Willem Alexander
en Máxima in die auto een rondrit door Eindhoven maakten.
De ASML-prijs in de categorie fundamenteel onderzoek ging naar dr.
Bert Zwart uit Parijs voor zijn proefschrift "Queueing systems with
heavy tails". Hij promoveerde op een onderzoek bij de faculteit
Wiskunde en Informatica.
UFE- en Océ-prijzen voor TU/e-ontwerpers
De UFE- en Océ-prijzen zijn ingesteld door de Stichting
Universiteitsfonds Eindhoven (afgekort tot UFE) en het bedrijf Océ
Technologies B.V. De prijzen worden jaarlijks toegekend aan de beste
ontwerpers van het Stan Ackermans Instituut, het TU/e-centrum voor
technologisch ontwerpen. Met de prijzen willen de schenkers het belang
van de ontwerpersopleidingen voor het bedrijfsleven onderstrepen en de
cursisten stimuleren prestaties van formaat te leveren.
De UFE-prijs van vijfduizend euro is gewonnen door Dave Badoux M.Sc.
uit Amsterdam die de opleiding Fysische instrumentatie afrondde met
zijn werkstuk 'Redesign of a probe for integrity testing of carbon
steel objects'.
De winnaar van de tweede prijs, de Océ-prijs van 2.500 euro, is ir.
Borre Sanders uit Eindhoven voor zijn werk 'Towards a virtual print
engine: exploring co-specification of mechatronic systems' bij de
ontwerpersopleiding Informatie- en communicatietechniek.
Mignot-afstudeerprijzen
De Mignot-afstudeerprijzen worden jaarlijks uitgereikt voor de beste
afstudeerverslagen van de TU/e. Het gaat om innoverend onderzoek. De
Stichting Mignot Fonds, opgericht in 1985, wil studenten en pas
afgestudeerden van de TU/e faciliteiten bieden voor projecten binnen
bedrijven in ons land, gericht op de verbetering van de organisatie,
de productie, het product en/of het management in deze bedrijven.
Behalve het jaarlijks beschikbaar stellen van prijzen geeft de
Stichting publicaties uit en geeft zij financiële steun ten behoeve
van onderzoek.
De Mignot-prijzen voor de beste afstudeerverslagen zijn toegekend aan
de volgende personen.
Ir. Mark van den Broek uit Eindhoven
kreeg de eerste prijs van vijfduizend euro, voor zijn afstudeerwerk
getiteld "On contention resolution procedures Queueing analysis and
simulation".
Mark van den Broek studeerde af bij de faculteit Wiskunde en
Informatica en werkte aan de analyse en optimalisering van protocollen
voor het verzenden van berichten in bepaalde kabelnetwerken, de zgn.
random access netwerken.
Ir. Joost Vervoort uit Eindhoven
ontving de tweede prijs van 2.500 euro voor zijn afstudeerverslag
"Modelling machines for simulation-based control design". Joost
Vervoort studeerde af bij de faculteit Werktuigbouwkunde op het gebied
van machinebesturingssystemen. Rede bij gelegenheid van de 46ste
diesviering van de TU/e op vrijdag 26 april 2002
door prof.dr. R.A. van Santen, rector magnificus
Academische vorming
De afgelopen jaren hebben we ons hier aan de Technische Universiteit
Eindhoven met veel succes ingezet voor de vernieuwing van ons
onderwijs. Zo hebben we twee nieuwe opleidingen, Biomedische
Technologie en Industrial Design, opgezet en de oorspronkelijk aan de
Bouwkunde-opleiding gelieerde opleiding Installatietechnologie
verzelfstandigd. We hebben een impuls gegeven aan het benutten van
moderne ICT-middelen voor de vergroting van efficiëntie en
effectiviteit van ons onderwijs door notebookcomputers te introduceren
als standaardgereedschap voor de ingenieur in opleiding. In
aansluiting op hedendaagse onderwijskundige inzichten ontwikkelden we
ons eigen onderwijsconcept OGO oftewel ontwerpgericht onderwijs,
waarin het groepsgewijs werken aan ontwerpopdrachten een belangrijke
plaats inneemt. Het belang van multidisciplinaire samenwerking
onderstreepten we door in alle opleidingen een project te introduceren
waarin deze samenwerking over de grenzen van disciplines heen centraal
staat. Tot slot roep ik onze initiatieven ter verbetering van de
aansluiting tussen VWO en WO in herinnering, initiatieven die ons de
Hoger Onderwijsprijs opleverden.
Er is de afgelopen jaren dus veel bereikt. Dat wil niet zeggen dat we
nu genoegzaam achterover kunnen leunen. We staan zoals u weet aan de
vooravond van de invoering van de bachelor-/ masterstructuur in het
Europese hoger onderwijs. Daarmee ontstaat in Europa een meer open
hoger onderwijsmarkt met geheel nieuwe concurrentieverhoudingen en een
grotere internationale studentenmobiliteit, met name op het
schakelpunt tussen bachelor- en masteropleidingen. We zullen ons nu
niet alleen nationaal maar ook internationaal met ons onderwijsaanbod
moeten onderscheiden van andere aanbieders van hoger onderwijs. Dat
vraagt een nieuwe oriëntatie op onze onderwijsstrategie voor de
komende jaren.
Het College van Bestuur heeft daarom eerder dit jaar een Stuurgroep
Onderwijs ingesteld die onder voorzitterschap van prof. Jan Janssen,
decaan van de faculteit Biomedische Technologie, aan de ontwikkeling
van die toekomstgerichte onderwijsstrategie zal werken. Kenmerkend
voor ons onderwijs zal wat mij betreft vooral zijn dat wij onze
studenten door middel van een uitdagende en motiverende studie niet
alleen een stevige technologisch-wetenschappelijke basis bieden, maar
hen ook adequaat toerusten om optimaal te kunnen functioneren in de
'open' maatschappij van morgen. Ik nodig studenten en
wetenschappelijke staf uit mee na te denken en te debatteren over de
vraag hoe dat het beste te realiseren is.
Een onderwerp dat in de discussies naar mijn mening in ieder geval een
prominente plaats moet krijgen is dat van de 'academische vorming'. We
benadrukken graag dat het juist die academische vorming is die
universitaire opleidingen onderscheidt van hun pendanten in het hoger
beroepsonderwijs. Bij de invoering van de bachelor-/masterstructuur
zal dit onderscheid tussen hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk
onderwijs echt transparant gemaakt moeten worden. Het zal mede
bepalend zijn voor een accreditatie als HBO- danwel als WO-opleiding.
Dat roept voor ons zelf de vraag op wat wij hier vandaag de dag onder
academische vorming verstaan. Wat is onze eigen visie op dit onderwerp
en hoe operationaliseren wij die visie in de praktijk van onze
opleidingen? Hoe toetsen we of we slagen in onze opzet? Is er
aanleiding voor nieuwe initiatieven? Een speciale werkgroep onder
voorzitterschap van prof. Anthonie Meijers van de faculteit
Technologie Management buigt zich op verzoek van het College van
Bestuur al enige tijd over deze en andere vragen met betrekking tot
het onderwerp 'academische vorming'. De werkgroep hoopt binnenkort met
eerste aanbevelingen te komen. Daarbij zal zij - naar ik weet - in
ieder geval onderstrepen hoe belangrijk het is dat wij in onze
opleidingen debat en kritische analyse blijven stimuleren.
Geheel in die geest benadruk ik zelf graag het belang van een brede kritische dialoog in onze universiteitsgemeenschap over onze onderwijsstrategie. Daarbij moeten we moeilijke vragen niet uit de weg gaan, maar juist opzoeken. Om de discussie te voeden wil ik u voor een viertal onderwerpen alvast enkele prikkelende vragen voorhouden.
Aangaande OGO en moderne onderwijsvormen
Vakdidactische studies suggereren dat groepsgewijze studie juist bij
disciplinaire vraagstukken een negatieve invloed heeft op het
ontwikkelen van het probleemoplossend, analytisch vermogen van
studenten. Dit is een interessante stelling. Ze leidt tot de vraag: is
in onze opleidingen de disciplinaire kennisgerichte component wel in
balans met multidisciplinaire vorming? Of nog wat scherper gesteld:
Hoe verhoudt zich onderwijskundige theorie met vakdidactische
praktijk?
Hoe verhoudt studententevredenheid zich met vakinhoudelijke eisen?
Aangaande onderzoek en ontwerp
In hoeverre is op analyse en begrip gerichte training
(onderzoekercultuur) in onze ingenieursopleidingen in balans met meer
op visie en oplossingsgericht ontwerpen gerichte training? Wat
betekent in deze context academische vorming? Wordt deze in iedere
opleiding hetzelfde beleefd?
Aangaande ICT en leervormen
Wanneer is het klassieke onderwijsmodel (leermeester-gezel) wel of
niet te vervangen door via ICT aangeboden leervormen? Waar kunnen we
de beelden en representatieve mogelijkheden van ICT gebruiken om ons
onderwijs en onze associatieve mogelijkheden verder te vergroten?
Als laatste: aangaande aansluiting VWO-WO
Wordt de attractiviteit van een aantal van onze nieuwe opleidingen
niet juist verhoogd doordat studenten al bij het begin van hun studie
verband tussen probleem en oplossing zien? Kan dit 'leitmotiv' zijn
voor vernieuwing van onze klassieke bèta-opleidingen? Hoe moet
multidisciplinair probleemgestuurd onderwijs zich verhouden tot
klassiek disciplinair deductief onderwijs? Geven niet juist de
veranderingen in het VWO onze aanleiding om ons over deze vragen te
bezinnen, liefst in samenwerking met scholen en docenten in het VWO?
Ik hoop dat u zich door mijn vragen uitgedaagd voelt gezamenlijk een
fel debat over deze onderwerpen aan te gaan om uiteindelijk tot
passende conclusies te komen. These en antithese worden in de
Hegeliaanse driehoek immers bekroond met synthese. In die geest open
ik graag de Diesviering van vandaag.
Prof.dr. R.A. van Santen, rector magnificus TU/e