Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 26 april 2002 Auteur M.Th. Crucq

Kenmerk DIE-207/02 Telefoon 070 348 48 76

Blad /1 Fax 070 348 40 86

Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl

Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken


2. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand en andere financiële aspecten van civiele procedures


3. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen


4. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen.


5. Mededeling van de Commissie: "Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006"

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Richtlijn verblijfstitel slachtoffers mensenhandel

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken


Datum Raadsdocument: 13 februari 2002

nr. Raadsdocument: 6181/02

nr. Commissiedocument: COM (2002) 71 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. SZW, BZK, BZ, VWS

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep migratie, SCIFA, JBZ-Raad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het richtlijnvoorstel heeft tot doel de instrumenten ter bestrijding van de illegale immigratie te versterken door een verblijfstitel voor de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie en mensenhandel in te voeren en deze slachtoffers aan te moedigen om in de strijd tegen vermoedelijke daders van genoemde strafbare feiten met de bevoegde autoriteiten samen te werken. Het voorstel is gebaseerd op de conclusies van Tampere (conclusies 2 en 23), maar past bijvoorbeeld ook in de lijn die de Verenigde Naties hebben neergelegd in het zogeheten Verdrag van Palermo tegen grensoverschrijdende criminaliteit, mensenhandel en mensensmokkel en de daarbij behorende protocollen. In een recente mededeling van de Commissie betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie wordt dit wetgevingsvoorstel ook aangekondigd. In het voorstel stelt de Commissie de slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel op één lijn. Weliswaar erkent de Commissie dat het hier juridisch om twee te onderscheiden delicten gaat, maar zij meent dat deze delicten elkaar in de praktijk vaak overlappen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 63, 1e alinea, punt 3, EG-verdrag (unanimiteit)

Comitologie: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: Positief voor zover het gaat om mensenhandel. Hoewel Nederland reeds beleid kent op grond waarvan slachtoffers van mensenhandel een verblijfsvergunning kunnen krijgen lijkt ingrijpen op communautair niveau voor de hand te liggen, gelet op het feit dat het hier een per definitie grensoverschrijdend probleem betreft. Nederland is echter tegenstander van het onder één noemer brengen van mensenhandel en mensensmokkel. Ten aanzien van mensensmokkel meent Nederland dat de voorstellen van de Commissie hun doel echter voorbij schieten, (sterker nog, hiervan zou zelfs een aanzuigende werking kunnen uitgaan) en derhalve niet aan de subsidiariteitseis voldoen.

Proportionaliteit: Positief (het betreft een richtlijn).

Nederlandse belangen:

Nederland is voorstander van het harmoniseren van het beleid inzake het verlenen van verblijfsvergunningen aan slachtoffers van mensenhandel. Nederland heeft sinds 1988 reeds beleid op dat terrein en is van plan dit beleid te handhaven.

Wat betreft slachtoffers van mensensmokkel geldt dat mensensmokkel in het Nederlandse Strafrecht een geheel ander begrip is. De Nederlandse wetgever heeft voor een andere strafbaarstelling gekozen omdat Nederland meent dat gesmokkelde personen geen willoos slachtoffer zijn. Dit standpunt heeft Nederland ook tijdens de onderhandelingen over het protocol mensensmokkel tot uitdrukking gebracht. De Commissie erkent weliswaar dat uit juridisch oogpunt hulp bij illegale immigratie en mensenhandel twee verschillende delicten zijn, maar meent dat deze delicten elkaar in de praktijk vaak overlappen. Nederland acht het onder één noemer brengen van mensenhandel en mensensmokkel onwenselijk en meent dat het voorstel tenminste in dit opzicht zou moeten worden aangepast. Het samenvoegen van deze twee delicten onder één regeling zal het draagvlak voor een regeling in Europees verband niet vergroten.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Op het terrein van de opvang en het bieden van verblijfszekerheid aan slachtoffers van mensenhandel gaat het bestaande Nederlandse beleid verder dan het voorstel. Zo wordt het mogelijke slachtoffer drie maanden bedenktijd geboden, wordt de beslissing omtrent het verlenen van een verblijfsdocument direct gekoppeld aan het doen van aangifte en wordt het document verleend voor de duur van het proces tegen de verdachte, ongeacht de uitkomst. Voor zover het voorstel betrekking heeft op mensenhandel behoeft het Nederlandse beleid geen aanpassing. Voor wat betreft het verlenen van een verblijfsrecht aan slachtoffers van mensensmokkel dient het beleid wel ingrijpend te worden aangepast. Een dergelijke regeling kennen wij niet. Voor wat betreft de wenselijkheid van een dergelijke regeling zie hierboven.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Adviesrecht

Fiche 2: Richtlijn rechtsbijstand

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende zaken, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand en andere financiële aspecten van civiele procedures


Datum Raadsdocument: 25 januari 2002

nr. Raadsdocument: 5513/02

nr. Commissiedocument: COM (2002) 13 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. BZ, FIN, VROM

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep Civielrecht; besluitvorming in JBZ-Raad

7) Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): n.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel is gebaseerd op conclusie 30 van de Europese Raad van Tampere waar wordt gesteld dat minimumnormen moeten worden opgesteld voor de verkrijging van gratis rechtsbijstand. Het voorstel beoogt in geval van grensoverschrijdende geschillen op civielrechtelijk terrein te bewerkstelligen dat gemakkelijker en sneller rechtsbijstand kan worden verleend in de lidstaat waar de zaak wordt behandeld. Daartoe bevat de richtlijn een aantal regels. Ten eerste moeten niet-ingezetenen op dezelfde wijze worden behandeld als ingezetenen. Er moeten maatregelen worden genomen opdat het grensoverschrijdende karakter geen belemmeringen vormt voor het verkrijgen van rechtsbijstand. Ons recht moet om voornoemde redenen een adequaat niveau van rechtsbijstand waarborgen. Daartoe moeten minimumnormen worden opgesteld. Dit wil zeggen dat een natuurlijke persoon -en onder bepaalde voorwaarden ook een rechtspersoon- rechtsbijstand moet kunnen krijgen als hij zelf geen middelen heeft om dat te bekostigen. Met name artikel 12 lid 2 onder e Wet op de rechtsbijstand is in dit kader van belang. Civiele en handelszaken met betrekking tot het voeren van of in verband met een eigen bedrijf of zelfstandig beroep zijn uitgesloten van gesubsidieerde rechtsbijstand. Achtergrond van deze bepaling is de gedachte dat deze procedures behoren tot het commerciële risico van de ondernemer. Het is niet aan de overheid deze commerciële risico's over te nemen. Met het bovenstaande wordt uitvoering gegeven aan het door de Commissie opgestelde groenboek over rechtsbijstand in burgerlijke zaken dat in maart 2000 is uitgebracht.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 61, onder c, EG-verdrag

Comitologie: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: Positief, mits adequate afstemming plaatsvindt t.a.v. het Haags Rechtsvorderings-verdrag 1980 en de overeenkomst van Straatsburg inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand. In dit verdrag wordt geregeld dat een onderdaan van een verdragsluitende staat alsmede degene die in een verdragssluitende staat woont recht hebben op gratis rechtsbijstand volgens de normen die daarvoor in die staat gelden. Verder wordt geregeld hoe hier procedureel uitvoering aan wordt gegeven. De richtlijn is gedeeltelijk een duplicaat van dit verdrag. Er moet voor worden gewaakt dat de reikwijdte van de richtlijn niet strijdig is met die van het verdrag.

Proportionaliteit: De vraag is of hetgeen in het voorliggende voorstel wordt geregeld niet verder reikt dan nodig is op grond van de conclusie van Tampere. In sommige gevallen lijkt de ontwerp-richtlijn verder te reiken dan de grensoverschrijdende zaken in die zin dat regels worden gesteld voor nationale rechtshulpgevallen.

Nederlandse belangen:

Nederland is voorstander van gemeenschappelijke minimumvoorschriften m.b.t. rechtsbijstand. Gelet op het omvangrijke stelsel dat Nederland terzake reeds kent is Nederland echter geen voorstander van uitbreiding van de gratis rechtsbijstand in andere gevallen dan thans volgens het nationale recht is voorzien. Tevens dient er op gelet te worden dat bij de totstandkoming van de onderhavige richtlijn met de positie en de taken van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht rekening wordt gehouden.

Daartegenover kan worden opgemerkt dat het voor Nederlandse onderdanen in andere EU-lidstaten van belang kan zijn wanneer de toegang tot gratis rechtsbijstand wordt vereenvoudigd en mogelijk verruimd. De reikwijdte van de diverse stelsels is zeer verschillend.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Indien de richtlijn wordt aangenomen dient de Wet op de rechtsbijstand te worden herzien. Er zullen meer personen van de gesubsidieerde rechtsbijstand gebruik moeten kunnen maken in waarschijnlijk meer gevallen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadpleging op grond van art. 67 EG-verdrag.

Fiche 3: Verordening bescherming oorsprongsbenamingen

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen


Datum Raadsdocument: 19 maart 2002

nr. Raadsdocument: 7308/02

nr. Commissiedocument: COM(2002) 139 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep, CSA, Landbouwraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De te wijzigen verordening biedt producenten de mogelijkheid de geografische benaming van een product door middel van registratie op Europees niveau te beschermen. Een op communautair niveau geregistreerde geografische benaming mag uitsluitend door bedrijven in het betrokken gebied worden gebruikt voor producten die aan bepaalde eisen voldoen. Doelstelling van de verordening is het scheppen van helderheid in de markt om producenten en consumenten te beschermen tegen misbruik van dergelijke geografische benamingen. De voorgestelde wijzigingen betreffen:


1 het TRIPs-conform maken van de verordening (o.a. openstelling voor alle WTO-leden op basis van reciprociteit). Om te voldoen aan de verplichting die met name voortvloeit uit artikel 22 van de TRIPs-overeenkomst wordt Artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 betreffende een bezwaarprocedure zodanig aangepast dat voortaan ook onderdanen van leden van de WTO het recht hebben bezwaar aan te tekenen;


2. wijziging van de werkingssfeer (mineraalwater en bronwater worden uitgesloten, wijnazijn wordt toegevoegd);


3. een aantal verduidelijkingen (o.a. t.a.v. conflicten met merkenrecht; homoniemen);


4. enkele technische wijzigingen (o.a. het schrappen van de overbodig geworden "verkorte procedure" van artikel 17).

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)

De oorspronkelijke Verordening had zowel (oud) art. 43 (= nieuw art. 37) als art. (oud) 113 (= nieuw art. 133) als rechtsbasis. Door te kiezen voor art. 37 als rechtsbasis lijkt de Commissie tegemoet te komen aan de voorkeur van de Raad en het Hof van Justitie voor een enkelvoudige rechtsbasis.

Comitologie:

Regelgevend Comité inzake de bescherming van geografische aanduiding en oorsprongs-benamingen van landbouwproducten en levensmiddelen. (De reeds in de bestaande Verordening (EEG) nr. 2081/92 geldende Comitologieprocedure wordt aangepast aan het nieuwe Besluit 1999/468/EG ter zake).

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief, het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Nederlandse belangen:

Nederland kent op dit moment slechts een beperkt aantal beschermde producten, maar streeft naar uitbreiding hiervan met enkele economisch belangrijke zuivelproducten.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Aanpassing van de Landbouwkwaliteitswet

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Adviesrecht

Fiche 4: Verordening sociale zekerheid derdelanders

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen.


Datum Raadsdocument: 8 februari 2002

Nummer Raadsdocument: 6127/02 Soc 58

Nummer Commissiedocument: COM(2002) 59 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. VWS, BZ, BZK, EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Deze concept-verordening zal worden behandeld in de Raadswerkgroep voor sociale vraagstukken en worden geagendeerd voor de Sociale Raad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt de Europese coördinatieregels op het gebied van de sociale zekerheid die reeds bestaan voor Unieburgers en bepaalde categorieën onderdanen van derde landen uit te breiden naar alle, legaal in de Europese Unie verblijvende, onderdanen van derde landen. Op deze manier worden de opgebouwde rechten van onderdanen van derde landen gewaarborgd bij verplaatsing binnen de Europese Unie. Overigens blijven de nationale wetgevingen inzake de toegang tot en het verblijf in een bepaalde lidstaat onverkort van toepassing op deze groep onderdanen van derde landen.

Het voorstel bevat twee artikelen. Artikel 1 bevat een dynamische verwijzing naar (EEG) Verordening nr. 1408/71 zodat deze Europese coördinatieregels onverkort van toepassing zijn op onderdanen van derde landen. Artikel 2 voorziet in overgangsbepalingen om te voorkomen dat onderdanen van derde landen door de inwerkingtreding van deze verordening rechten verliezen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 63, lid 4 EG-verdrag (unanimiteit).

Comitologie: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De Europese Raad van Tampere in oktober 1999 heeft erkend dat de wettelijke status van de onderdanen van derde landen meer in overeenstemming moet worden gebracht met die van de onderdanen van de lidstaten. In de conclusies van de Europese Raad van Nice van december 2000 wordt vervolgens een verbintenis opgenomen tot een krachtiger integratiebeleid ten aanzien van de onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de Unie verblijven. Coördinatie op het gebied van sociale zekerheid voor derde landen onderdanen vormt hiervan een onderdeel en dit kan op het niveau van de Gemeenschap beter worden verwezenlijkt door aan te sluiten bij de Verordening die op dit gebied reeds geldt voor Unieburgers.

Nederlandse belangen:

Nederland is van mening dat het noodzakelijk is dat legaal verblijvende onderdanen van derde landen bij migratie binnen de EU over dezelfde rechten ten aanzien van sociale zekerheid kunnen beschikken als EU-onderdanen en dat de in een lidstaat opgebouwde sociale zekerheidsrechten worden gecoördineerd bij verplaatsing van een onderdaan van een derde land naar een andere lidstaat.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadplegingsprocedure.

Fiche 5: Mededeling communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006

Titel:

Mededeling van de Commissie: "Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006"


Datum Raadsdocument: 18 maart 2002

nr. Raadsdocument: 6708/02

nr. Commissiedocument: COM (2002) 118 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. VWS

Behandelingstraject in Brussel:

Het voornemen van het Spaanse voorzitterschap in de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid dd. 3 juni 2002 is het aannemen van een resolutie ter ondersteuning van deze mededeling. Deze resolutie wordt voorbereid in de Raadswerkgroep Sociale vraagstukken.

In de conclusies van de Europese Raad van Barcelona is de WSB-Raad verzocht deze mededeling prioritair te bestuderen.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

De financiële consequenties zijn nog niet te overzien, het betreft slechts een mededeling van de Commissie. Die consequenties zullen pas blijken zodra de concrete voorstellen aan de Raad worden aangeboden.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De mededeling schetst het politiek kader voor communautair beleid op het terrein van de arbeidsomstandigheden voor de periode 2002 - 2006 en stelt een reeks door de Commissie te entameren activiteiten in het vooruitzicht. Inzet is verbetering van de kwaliteit van de arbeid via een algemene benadering van welzijn op het werk, die rekening houdt met de veranderingen in het arbeidsbestel en de opkomst van nieuwe, met name psychosociale risico's. Mede tegen de achtergrond van de constatering dat er op dit terrein reeds de nodige regelgeving tot stand is gebracht wordt gekozen voor een benadering waar naast onderhoud van de regelgeving (codificatie en waar nodig uitbreiden van bestaande regels) veel aandacht wordt gericht op activiteiten ter bevordering van de naleving van de regels. Bijvoorbeeld via acties, in samenwerking met nationale overheden, gericht op:


· correcte en gelijkwaardige tenuitvoerlegging van richtlijnen;

· de opstelling, in overleg met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid (RCVHG) en sociale partners, van handleidingen voor de toepassing van richtlijnen;


· het verzamelen en verspreiden van best practices;

· de verbetering van de Europese statistieken;

· de kennisbank over economische en sociale kosten van arbeidsongevallen en beroepsziekten;


· het blijven samenwerken met organen van de VN die een vergelijkbare rol hebben op het terrein van de verbetering van gezondheid en veiligheid van werknemers.

Ook kondigt de Commissie aan tijdens de tussentijdse evaluatie van de huidige programmering de rol van het ESF te analyseren in de bevordering van een veilige en gezonde werkomgeving. Daarnaast overweegt de Commissie arbeidsomstandigheden in de werkgelegenheidsrichtsnoeren een wat prominentere plaats te geven.

Bij slechts weinig acties wordt duidelijk wanneer die ter hand zullen worden genomen en een prioritering ontbreekt. Onduidelijk blijft ook of en zo ja hoeveel extra menskracht en middelen nodig zullen zijn voor de uitvoering van het actieprogramma en waar die vandaan zouden moeten komen. Op basis van concrete voorstellen zal een beoordeling kunnen plaatsvinden.

Rechtsbasis van het voorstel:

N.v.t., het betreft een mededeling. Voor de hieruit voortvloeiende maatregelen: Artikel 137 EG Verdrag (meerderheidsbesluitvorming).

Comitologie: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

In strikte zin n.v.t., het betreft een mededeling die in het algemeen positief beoordeeld wordt. Daar waar acties op EU-niveau worden voorgesteld is sprake van een duidelijke Europese/nationale toegevoegde waarde.

Nederlandse belangen:

Het Nederlandse arbeidsomstandighedenbeleid en de veiligheid en de gezondheid op het werk zou baat hebben bij de uitvoering van de door de Commissie voorgestelde acties, op basis van concrete voorstellen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t.; het betreft een mededeling die ook het EP ter informatie is toegegaan.


Kenmerk DIE-207/02

Blad /1
COM(2001)672, zie het betreffende fiche in Kamerstukken II, 22112, 224 dd. 11-03-02

Groenboek van de commissie over rechtsbijstand in burgerlijke zaken: problemen bij grensoverschrijdende geschillen. doc COM(2000)51. zie het betreffende fiche in Kamerstukken II, 22112,157 dd. 22-05-00

Trade Related Intellectual Property Rights verdrag

===