Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
MINISTERIE VWS http://minvws.nl
MINVWS: speeches Borst koninklijke onderscheiding
Speeches van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dr. E-Borst-Eilers bij de Algemene Gelegenheid. Den Haag 26 april 2002
De heer drs. Th. M.G. van Berkestijn
Beste Theo,
Gelegenheden als deze bieden de kans prestaties van overheidsdienaren in het licht te zetten. Dat is niet alleen prettig maar ook rechtvaardig. Want mensen die bijzondere inspanningen leveren, mogen dat wel eens horen. Vooral op het terrein van de medische ethiek heb jij je sporen verdiend. En juist dat aspect van de medische zorg is steeds belangrijker geworden. Er zijn immers steeds meer mogelijkheden gekomen om in te grijpen in het menselijk leven, van de conceptie tot het einde. Wie had enkele decennia jaar geleden kunnen bedenken wat er nú allemaal in medisch-technische zin mogelijk is.
Maar het gaat nog wel altijd om ménsen. En dat maakt dat wij niet 'zo maar' in praktijk kunnen brengen wat anderen bedacht hebben. Dit betekent dat medisch ethische vraagstukken steeds belangrijker zijn geworden; steeds zwaarder zijn gaan wegen. Veel van die onderwerpen, Theo, heb jij aangevat, met de bedoeling ze bespreekbaar te maken. Mede door jouw inzet is de gezondheidsethiek een onderwerp dat wij niet meer kunnen wegdenken uit de gezondheidszorg.
Je was daarbij ook wel de juiste man op de juiste plaats. Als secretaris-generaal van de KNMG heb je van 1989 tot 1998 immers veel ethisch-controversiële onderwerpen kunnen agenderen. Je hebt ze daarbij in een breed maatschappelijk kader geplaatst. En dat is goed. Niet alleen artsen en andere professionals in de gezondheidszorg moeten nadenken en discussiëren over de ethiek van ons werk, maar ook anderen.
Medische ethiek is een onderwerp dat iedereen aangaat. Jij vervulde daarbij altijd een stimulerende rol. Bovendien heb je nooit geschroomd afwijkende standpunten in te nemen en te verdedigen. En juist omdat ik het niet altijd met je eens was, wil ik vandaag zeggen hoezeer ik je absolute integriteit altijd heb gewaardeerd.
Verschil in opvattingen kan leiden tot zinvolle discussies en, uiteindelijk, tot zo diep mogelijk overdachte beslissingen. Spel en tegenspel. Dat heb jij, in het belang van de gezondheidszorg, altijd geboden.
Maar je hebt ook andere verdiensten. Ik noem maar enkele kanten van je veelzijdigheid. Zo heb je je ingezet voor de mensen die chronisch ziek zijn en je hebt een scherpe analyse gemaakt van de problematiek rond de wachtlijsten. Ook heb je stimulerend gewerkt op de meningsvorming over de rol die artsen kunnen spelen bij de aanpak van drugsgebruik.
Als secretaris van het Comité Permanent des Médicins Européens in Brussel heb je een belangrijke bijdrage geleverd aan de vernieuwing van dit eerbiedwaardige comité. Die vernieuwing zal de gezondheidszorg in heel Europa ten goede komen.
Voor al deze activiteiten, in samenhang met je maatschappelijk betrokken inzet, heeft het Hare Majesteit de Koningin behaagd je te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
-0-0-0-
Dr. H.M.L. Miesen
Dan wil ik nu het woord richten tot een man die zich in zijn vakgebied, de psycho- en gerontologie, bijzonder heeft onderscheiden en daarbij ook nog een taboe heeft doorbroken. Iemand die vanuit zijn vakgebied iets waardevols in gang heeft gezet: de heer Miesen.
U werkt al vanaf 1982 als klinisch psycholoog in het Psychogeriatrisch centrum Mariënhaven. Uw beroep vervult u met al uw inzet maar het is niet alleen daarvoor dat u bijzondere lof ontvangt. U staat in de schijnwerpers omdat u vanuit uw werk tot het inzicht kwam dat demente mensen méér nodig hebben dan professionele hulp alleen.
Dement worden is voor veel mensen een schrikbeeld. De ziekte voltrekt zich in een sluipend proces. Het is een langzaam verergerende aandoening; een progressieve ziekte die nauwelijks af te remmen is. Mensen die beginnen te dementeren, beseffen - veel eerder dan wij soms in de gaten hebben - wat hen overkomt. Dat besef maakt hen bijzonder kwetsbaar.
U realiseerde zich hoe zwaar die periode is en hoe eenzaam de weg die dementerende mensen moeten gaan. Dat geldt, zij het op een andere manier, ook voor hun familieleden. Hoé zwaar dat proces precies is, daar kunnen wij slechts naar raden.
Maar mede dankzij u, mijnheer Miesen, weten hulpverleners en u en ik van dat sluipende begin van dementie inmiddels veel meer. Ik noem één van uw bekendste boeken 'Dementie zo gek nog niet' uit 1992.
In lijn met de uitoefening van uw vak en in het verlengde van uw literaire bijdragen, nam u samen met anderen het initiatief tot het opzetten van het Alzheimer Café. Een café voor Alzheimer-patiënten en hun familieleden. Het bijzondere van dit café is het taboe dat ermee doorbroken wordt. Dementerende patiënten nemen hier weer aan het leven deel, en wel op een manier die tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden.
Mensen met Alzheimer blijken gesprekspartner voor elkaar te kunnen zijn en zij krijgen binnen de context van het psycho-geriatrisch centrum een stuk van het 'vroegere leven' terug. Voor hun familieleden is het een verademing gelijkgestemde zielen te ontmoeten; mensen die met dezelfde problemen worstelen als zijzelf.
Nederland kent inmiddels 10 Alzheimer Cafés en ook in het buitenland zijn er initiatieven in die richting genomen. Binnenkort wordt het Europees Alzheimer Congres in Maastricht gehouden en het Alzheimer Café zal er de nodige aandacht krijgen, daar twijfel ik niet aan.
Meneer Miesen, vanwege de maatschappelijke relevantie en de internationale uitstraling van uw werk heeft het Hare Majesteit de Koningin behaagd, u te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
-0-0-0-
Dr. A. Pool
'Je hebt ook hersens nodig aan het bed.' Deze uitspraak citeer ik uit een krant, en die krant, Trouw in dit geval, tekende hem op uit de mond van een man met grote ervaring in de gezondheidszorg. Maar ook een man met een open oog voor de inbreng daarin van mensen, en voor de bijdragen die zij kunnen leveren aan de verbetering van de zorg.
De uitspraak dat je aan het bed ook hersens nodig hebt, geeft op scherpe manier een conclusie weer die wij niet genoeg kunnen benadrukken. De kwaliteit van de gezondheidszorg, daar komt de uitspraak op neer, wordt niet alleen bepaald door technische mogelijkheden. Degenen die de kwaliteit vooral bepalen zijn de werkers in de zorg.
Een patiënt of een bewoner van een verpleeghuis is in hoge mate afhankelijk van degenen die hem verzorgen. Juist die afhankelijkheid maakt de mens achter de professional zo ontzettend belangrijk.
Die mens is geen machine. Die mens is een denkend wezen. Dat denkend wezen moet, samen met degene die hij verzorgt, tot beslissingen komen. De techniek kan bij verzorging en behandeling uitstekende diensten verlenen. Maar altijd slechts als hulpmiddel van de mens.
Dr. Aart Pool, uit uw mond werd de uitspraak over hersens aan het bed opgetekend. U werkte lange tijd als docent aan de Prinses Margrietschool en de Hogeschool Rotterdam. U doceerde daar psychologie aan leerling-verpleegkundigen. Al in die periode van uw leven viel u bij zijn collega's op door uw grote betrokkenheid. Die wist u over te dragen op uw studenten.
Ook na uw tijd als docent heeft u belangrijke bijdragen geleverd aan de ontwikkeling van het verpleegkundig onderwijs in Nederland:
Niet alleen als lid van de Commissie Kwalificatiestructuur opleiding Verpleging en Verzorging, maar ook door uw ontwikkeling voor het HBO-onderwijs van de Differentiatie verpleegkundige zorg aan chronisch zieken.
Ook de praktijk, en dan in het bijzonder de wijkverpleging, heeft veel aan u te danken. Eind jaren negentig stond de wijkverpleging sterk onder druk. Voor deze sector schreef u Naar een verpleegkundige nieuwe stijl. En het was indrukwekkend om te zien hoe verpleegkundigen hierdoor weer meer zelfvertrouwen kregen en zich beter op hun plaats voelden in de organisaties. Daardoor kwam hun bijdrage aan de gezondheidszorg beter tot zijn recht.
Ook buiten de wijkverpleging was u actief. U introduceerde de belevingsgerichte zorg, en paste die ook toe bij de verzorging van verstandelijk gehandicapten.
Het onderzoek dat u, mijnheer Pool, verrichtte, leverde een dissertatie op die geldt als standaardwerk voor de zorgverlening aan chronisch zieken. Met dit proefschrift toonde u aan dat zorg door verpleegkundigen in zeer veel situaties, en zelfs in de algemene ziekenhuizen - met hun korte opnameduur - zorg betreft aan chronisch zieken.
Mensen die u kennen en van dichtbij meemaken, roemen u unaniem om uw warme, persoonlijke betrokkenheid.
Ook op dit departement hebben wij u in verschillende commissies leren kennen als een inspirator en, in de gezondheidszorg heel belangrijk, als een bruggenbouwer. Uw niet-aflatende en bezielende inzet voor de zorg maakt u tot een inspirerend voorbeeld voor studenten en aankomend verpleegkundigen.
Het is mij daarom een groot genoegen dat ik u, dr. Pool mag mededelen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
-0-0-0-
C. van der Vlies
Om de vele verdiensten van u, meneer Van der Vlies, in het juiste licht te plaatsen is het goed nog eens even terug te gaan naar het jaar 1975.
U was in dienst van wat toen nog heette de firma Gist-Brocades en u beschikte over een grote kennis op het gebied van de synthese en zuivering van antibiotica, onder meer van penicillines. Tegelijk wist u zeer veel over de geneesmiddelen waarin die antibiotica worden toegepast. Het was daarom een gouden greep van de Nederlandse delegatie van de Europese Farmacopee Commissie u in dat jaar 1975 bij hun werk te betrekken. En zo trad u toe tot de groep experts die zich specifiek bezighielden met de normstelling ten aanzien van antibiotica. Als ik zo eens naga hoe het u verder is vergaan, dan loopt kwaliteitsbewaking van geneesmiddelen als een rode draad door uw carrière. Ik maak nu een flinke sprong door de tijd, ook al om u een opsomming van uw verschillende werkzaamheden te besparen. Ik ga dan meteen naar het jaar 1997. U werd toen benoemd in de werkgroep Adaptatie Nationale Monografieën. Deze werkgroep heeft als taak snel en efficiënt de kwaliteitseisen zoals die thans nog zijn vastgelegd in de diverse nationale farmacopeën, aan te passen aan de stijl en kwaliteitseisen die de Europese Farmacopee Commissie daaraan stelt.
Uw benoeming in de werkgroep gebeurde, net als in 1975, op voorspraak van de Nederlandse delegatie. Daarbij is het belangrijk te bedenken dat zulke benoemingen altijd plaatsvinden op persoonlijke titel. En bovendien op vrijwillige basis. Omdat dit werk zo belangrijk is, zijn wij verheugd dat u uw ervaring en deskundigheid aan de Commissie wilt geven. Ik kan zelfs nog verder gaan: uw bijdrage aan de werkgroep mag rekenen op een internationale waardering. En dat vervult ons Nederlanders met trots. Want uw werk is buitengewoon belangrijk. Het aantal geneesmiddelen blijft alsmaar groeien. Wij weten echter maar al te goed dat de middelen die ogenschijnlijk onze kwalen effectief te lijf gaan, lang niet altijd van gevaarlijke bijwerkingen zijn verschoond.
Als wij een medicijn krijgen, en dat geldt voor ons allemaal, gaat daar altijd de suggestie van uit dat het onze klachten zal opheffen. Wanneer dat niet lukt, of wanneer het geneesmiddel zich in een of ander opzicht tegen ons keert, levert dat niet alleen lichamelijke schade op, maar ook mentale. Ook dat is een aspect dat uw deelname aan de Commissie zo bijzonder waardevol maakt.
Meneer Van der Vlies, om uw inzet, uw werkkracht en uw bijdragen aan de kwaliteitsbevordering van geneesmiddelen te eren, heeft het Hare Majesteit de Koningin behaagd, u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
-0-0-0-
26 apr 02 10:16