Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Directie Azië en Oceanië

Tweede Kamer der Staten-Generaal Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië

Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67

Den Haag Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum 26 april 2002 Behandeld M. Peters


KenmerkDAO-0349/02 Telefoon (070) 348 6055

Blad 1/1 Fax (070) 348 5323


Bijlage(n) 1 E-mail mariko.peters@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van de leden

Hoekema en Koenders over Birma

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Hoekema en Koenders over Birma. Deze vragen werden ingezonden op 9 april 2002 met kenmerk 2010209020.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Ybema, Staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden Hoekema en Koenders.

Vraag 1

Is de regering bereid om alle handel met en investeringen in Birma en de organisatie van reizen naar Birma te ontmoedigen?

Antwoord

Nederland voert een algemeen ontmoedigingsbeleid ten aanzien van handel met en investeringen in Birma. Nederland maakt daarin geen onderscheid in sectoren of bedrijven. Wel wordt onderzocht op welke wijze bij bijv. branche-organisaties, inclusief die van reisorganisaties, deze problematiek nader onder de aandacht kan worden gebracht.

Vraag 2

Op welke wijze zal de regering invulling geven aan het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van Nederlandse activiteiten in Birma? Kan de regering concrete voorbeelden geven van ontmoedigingsmaatregelen? Welke maatregelen neemt de regering om druk uit te oefenen op IHC Caland om geen zaken te doen met Birma?

Antwoord

Daar waar mogelijk wijst de overheid het bedrijfsleven op de zorgwekkende mensenrechtensituatie in Birma en ontmoedigt activiteiten van Nederlandse bedrijven met dit land. Daaraan wordt vorm gegeven door het overheidsinstrumentarium voor export- en investeringsbevordering niet beschikbaar te stellen voor op Birma gerichte ondernemingsactiviteiten.

Voorts faciliteert de regering de directe dialoog tussen bedrijfsleven, vakbeweging, NGO's en overheid over deze materie, zoals bijv. door ondersteuning van de conferentie in oktober 2001 over Nederlandse investeringen, toerisme en handel in Birma. Deze conferentie was georganiseerd door "Burma Centrum Nederland" i.s.m. de ministeries van BZ, EZ en SZW, alsmede CNV en NCDO. Tijdens deze conferentie heeft de Mensenrechtenambassadeur expliciet het overheidsstandpunt inzake het ontmoedigingsbeleid onder de aandacht gebracht.

Verder ontmoedigt de Staatssecretaris van Economische Zaken in zijn gesprekken met individuele Nederlandse bedrijven waar nodig expliciet mogelijke handel met of investeringen in Birma. Ook met IHC Caland heeft een dergelijk overleg plaatsgehad. IHC Caland maakte op 8 april jl., mede op "dringend" verzoek van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bekend geen nieuwe activiteiten te ontplooien in Birma, zolang de politieke en mensenrechtensituatie in dat land geen structurele verbeteringen te zien geeft. Het enige nog lopende contract zal wel uitgediend worden. Bij de uitvoering van dit contract kunnen de OESO-richtlijnen echter als leidraad dienen voor verantwoord gedrag. Hierover is voortgaand contact met IHC Caland.

Vraag 3

Is de regering voorstander van het aanscherpen van het Gemeenschappelijk Standpunt van de Europese Unie, bijvoorbeeld door het instellen van economische sancties, indien er geen structurele vooruitgang komt op het gebied van het democratiseringsproces in Birma?

Vraag 4

Welke voorstellen zal de regering binnen de Europese Unie doen indien de Birmese junta (SPDC) voor 26 april 2002 een begin maakt met het democratiseringsproces?

Antwoord

Op dit moment is mogelijke aanscherping of versoepeling van het Gemeenschappelijk Standpunt niet aan de orde. In EU-verband is de besluitvorming over verlenging per 29 april 2002 van het Gemeenschappelijk Standpunt afgerond. Besloten is tot verlenging, omdat een daadwerkelijke appreciatie van de ontwikkelingen die in het land gaande zijn thans nog prematuur wordt geacht. Eerstvolgende gelegenheid dat mogelijke aanscherping of eventuele versoepeling wel aan de orde zou kunnen zijn is het moment van besluitvorming binnen de EU over verdere verlenging van het Gemeenschappelijk Standpunt in oktober 2002. Dan zal op basis van een inschatting van de politieke en mensenrechtensituatie in Birma van dat moment besloten worden wat de gewenste Nederlandse inzet bij de besluitvorming in Brussel zal zijn. De regering sluit niet uit dat bij achterwege blijven van bijv. wezenlijke positieve ontwikkelingen in de mensenrechtensituatie of de dialoog tussen de regerende SPDC en oppositieleidster Aung San Suu Kyi de Nederlandse inzet gericht zal zijn op een verdere aanscherping. De uitkomsten van het aanstaande bezoek van Speciale gezant van de Secretaris-Generaal van de VN, Razali Ismail, die momenteel een cruciale faciliterende rol speelt bij de politieke dialoog, zullen daarbij een belangrijk meetpunt zijn.

Overigens is de regering van mening dat ook langs andere wegen een bijdrage kan worden geleverd aan het op gang brengen van het gewenste democratiseringsproces. Op dit moment zijn daartoe middelen vrijgemaakt voor bijv. kleinschalige ondersteuning van oppositiegroepen in ballingschap en NGO's binnen en buiten Birma, om op die wijze te kunnen bijdragen aan het opbouwen van een zekere mate van institutionele capaciteit bij de oppositie.

===