---
Brieven aan de Kamer
---
* accountantrapport luchtmobiele brigade
* evaluatie luchtmobiele brigade
Eindevaluatie van het project oprichting Luchtmobiele Brigade
25-04-2002
Inleiding Hierbij bied ik u als bijlage aan de eindevaluatie van het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade conform het verzoek van 29 maart 2001 van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van de 18e halfjaarlijkse rapportage (Tweede Kamer 2000 - 2001, 22 327, nr. 51). Voor de conclusies van het rapport verwijs ik naar hoofdstuk zes van de eindevaluatie. Tevens is als bijlage gevoegd het accountantsrapport inzake het project Luchtmobiele Brigade.
Hoewel het een zogenaamde eindevaluatie betreft, zijn nog niet alle onderliggende deelprojecten conform de projectinhoud van het groot project Luchtmobiele Brigade voltooid. Ik doel hier in het bijzonder op de vaststelling van de Operationele Gereedheids Status (OGS) van de brigade, de verwerving van een deel van de geniemiddelen en de twee helikopterprojecten (transport- en bewapende helikopter).
Deze brief behandelt achtereenvolgens de doelstelling van het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade, de verwachte einddatum van de laatste deelprojecten daarvan, de exploitatie-uitgaven, de internationale inbedding van "11 Air Manoeuvre Brigade" en tenslotte de conclusies.
De doelstelling van het groot project Luchtmobiele Brigade Centraal in deze evaluatie staat het antwoord op de vraag of de doelstelling van het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade is verwezenlijkt.
Door het wegvallen van de Oost-West tegenstelling eind jaren tachtig, verschoof de aandacht van het grootschalig conflict naar vredesoperaties. Deze verschuiving noopte tot een nieuwe Navo-strategie en in samenhang daarmee tot een kleinere, mobiele en flexibele Nederlandse krijgsmacht. Daarin paste de oprichting van de Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke landmacht die in een multifunctioneel concept "snel en goed inzetbaar moest zijn en eventueel over grotere afstanden verplaatst moest kunnen worden, voor crisisbeheersing, vredesoperaties, verlening van humanitaire noodhulp, alsook voor inzet in het kader van een groot conflict " (Tweede Kamer 1991- 1992, 22 327, nr. 2). De afgelopen jaren hebben de opvattingen over luchtmobiel optreden zich verder ontwikkeld. Dit betreft vooral de ontwikkeling van het "air manoeuvre concept". In het luchtmobiele concept werd de geavanceerde Apache gevechtshelikopter aanvankelijk vooral als ondersteunend middel ingezet, maar in het huidige operationele optreden heeft de gevechtshelikopter tevens een hoofdrol als manoeuvremiddel. Om het "air manoeuvre" karakter te benadrukken is de naam van de combinatie van 11 Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke landmacht en van de Tactische Helikopter Groep van de Koninklijke luchtmacht inmiddels gewijzigd in "11 Air Manoeuvre Brigade".
Thans kan worden geconstateerd dat de oorspronkelijke doelstelling van het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade reeds grotendeels is verwezenlijkt. Missies die delen van "11 Air Manoeuvre Brigade" sinds 1994 uitvoerden tonen aan, dat de eenheid geschikt is om in het kader van vredesoperaties samen met eenheden uit andere landen te worden ingezet onder uiteenlopende omstandigheden. Ik noem hierbij met name de inzet van delen van de brigade in het kader van UNPROFOR, SFOR, UNFICYP, EFOR, AFOR, KFOR, UNMEE, Task Force Harvest en meest recent in ISAF.
Voltooiing van de deelprojecten De OGS van "11 Air Manoeuvre Brigade" wordt eind 2003 vastgesteld, waarbij wordt opgemerkt dat de operationele inzet van delen van 11 Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke landmacht of van delen van de Tactische Helikopter Groep van de Koninklijke luchtmacht voor bijvoorbeeld vredesoperaties, tijdens het opwerktraject prioriteit krijgt boven de beschikbaarheid voor oefeningen. Zo neemt Nederland vanaf 1 juli 2002 de verantwoordelijkheid op zich voor de IRT-taken (Immediate Response Team, vergelijkbaar met de Nederlandse traumahelikopter) voor de Multinationale Divisie South-West (MND SW) van SFOR waarvoor na 1 juli 2002 twee Cougar helikopters ter beschikking worden gesteld (Tweede Kamer 2001 - 2002, 22 181, nr. 350). Verder is thans een compagnie van 11 Luchtmobiele Brigade in Afghanistan ingezet.
Drie materieelprojecten zijn nog niet voltooid. Dit betreft de verwerving van het laatste deel van de geniemiddelen dat in 2003 door de Koninklijke landmacht wordt voltooid en de helikopterprojecten (transport- en bewapende helikopter) die naar verwachting het laatste deel van het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade zullen vormen. De instroom van de transporthelikopters Chinook en Cougar is in 1998 voltooid en de laatste bewapende helikopters Apache (AH-64D) worden medio 2002 geleverd. De resterende onderdelen van de helikopterprojecten (waarvan de belangrijkste projecten zijn: elektronische zelfbeschermingsmiddelen en radio's) worden voor de transporthelikopters in 2004 en voor de bewapende helikopters in 2006 afgerond. De Tweede Kamer wordt in het kader van het Defensie Materieel Proces (DMP) over de evaluatie van beide helikopterprojecten met een E-brief nader geïnformeerd.
Exploitatie-uitgaven Conform het verzoek van de Tweede Kamer gaat de eindevaluatie in op de personele en materiële exploitatie-uitgaven van het project. Hierbij worden de volgende kanttekeningen geplaatst. Reeds in het rapport van de Defensie Accountants Dienst (Tweede Kamer 1993 - 1994, 22 327, nr.19) is aangegeven dat separate registratie van de personele en materiële exploitatie-uitgaven niet uitvoerbaar is. De financiële administratie is hiervoor niet ingericht. Met behulp van kengetallen en verdeelsleutels is de Kamer tot en met de 13e halfjaarlijkse rapportage (Tweede Kamer 1998 - 1999, 22 327, nr. 48) geïnformeerd over de geschatte exploitatie-uitgaven van de verschillende organisatieonderdelen. De in het rapport opgenomen exploitatie-uitgaven hebben dan ook een sterk indicatief karakter. Daarna zijn de exploitatie-uitgaven niet meer in de halfjaarlijkse rapportages aan de Kamer opgenomen. De exploitatie-uitgaven maken vanzelfsprekend wel deel uit van de exploitatieartikelen uit de begroting van de desbetreffende krijgsmachtdelen. Deze evaluatie gaat derhalve alleen op hoofdlijnen in op de exploitatie-uitgaven.
Internationale inbedding Thans is "11 Air Manoeuvre Brigade" organisatorisch ondergebracht in de "Multi National Division (Central)". Echter, uit de NATO Force Structure Review dat thans wordt opgesteld, wordt duidelijk dat er in de nabije toekomst binnen de Navo geen behoefte meer is aan de "Multi National Division (C)". Mede hierdoor hebben het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland aangekondigd hun bijdrage aan de "Multi National Division (C)" per 31 december 2002 te beëindigen. Engeland heeft haar "Air Assault" brigade vervolgens beschikbaar gesteld als "Intial Entry Force" voor het "ACE Rapid Reaction Corps" (ARRC).
In het Navo concept van High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF(L)HQ), is het hoofdkwartier van 1 German/Netherlands Corps (1 GE/NL Corps) voorbestemd om één van deze snel inzetbare hoofdkwartieren te vormen. Daarvoor is behoefte aan snel inzetbare eenheden als onderdeel van de zogenaamde Initial Entry Capability. "11 Air Manoeuvre Brigade" is voorbestemd om deel uit te maken van de "Initial Entry Capability" van het HRF(L)HQ 1(GE/NL)Corps. Samenwerking met de Duitse Division Luftbewegliche Operationen wordt nog nader uitgewerkt.
Conclusie Samenvattend stel ik vast dat het groot project oprichting Luchtmobiele Brigade met uitzondering van de vaststelling van de OGS en de voltooiing van drie materieelprojecten als beëindigd kan worden beschouwd. De OGS wordt eind 2003 vastgesteld, met de kanttekening dat de operationele inzet van delen van 11 Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke landmacht of van delen van de Tactische Helikopter Groep van de Koninklijke luchtmacht in beginsel prioriteit krijgt boven oefendoelen. Over de OGS wordt de Kamer te zijner tijd nader geïnformeerd. Door de inbedding van de resterende materieelprojecten in het reguliere DMP is een zorgvuldige voltooiing van deze projecten gewaarborgd. Over de evaluatie van beide helikopterprojecten wordt de Kamer na de beëindiging in 2004 (het project Transporthelikopters) en 2006 (het project Bewapende helikopters) met een E-brief nader geïnformeerd. De verwerving van de geniemiddelen zal de Koninklijke landmacht in 2003 voltooien.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
H.A.L VAN HOOF
Nieuws
Ministerie van Defensie