Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Directie Politieke Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 25 april 2002 Behandeld DPZ en DJZ
Kenmerk dpz-091/02 Telefoon 070 - 348 5503
Blad /2 Fax 070 - 348 4638
Bijlage(n) E-Mail dpz@minbuza.nl
Betreft Moties van de leden Karimi en Van Oven, Hoekema en Karimi
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op de moties van het lid Karimi
(28251 nr. 7) en de leden Van Oven, Hoekema en Karimi (28 251 nr. 6)
ingediend bij gelegenheid van het debat over de voorgenomen wijziging van de
Sanctiewet d.d. 24 april jl.
De motie Karimi
Verordening 2580/2001/EG betreft een autonome EU-maatregel waarmee
uitvoering wordt gegeven aan de uit VN Veiligheidsraadresolutie 1373
voortvloeiende verplichtingen om de financiële tegoeden of economische
middelen van terroristische personen of organisaties te bevriezen. De EU
heeft (op eigen initiatief) aan Verordening 2580/2001/EG een lijst verbonden
met namen van personen en organisaties waarop de Verordening betrekking
heeft. Individuen die vallen onder de reikwijdte van deze Verordening kunnen
bij het Gerecht van Eerste Aanleg in Luxemburg beroep aantekenen. De toegang
tot het Gerecht is niet beperkt tot EU-onderdanen, maar staat open voor
personen ongeacht hun nationaliteit, die rechtstreeks en individueel geraakt
zijn (EG-Verdrag art. 230, 4e alinea). Dit geldt ook voor personen die
vallen onder de reikwijdte van andere EU-verordeningen ter implementatie van
VN Veiligheidsraadsresoluties, waaronder reso1utie 1390 inzake maatregelen
gericht tegen de Taliban, Osama bin Laden en Al Qaida.
Een beroep bij het onder resolutie 1373 opgerichte Counter Terrorism
Committee (CTC) onder voorzitterschap van de Britse PV Greenstock is niet
aan de orde. Aan resolutie 1373 is geen namenlijst gekoppeld die door het
CTC zou worden vastgesteld. Het CTC heeft tot taak de rapportages die
VN-lidstaten over de uitvoering van de resolutie dienen op te stellen te
beoordelen en op basis daarvan aanbevelingen te doen. T.b.v. landen die
beschikken over onvoldoende technische capaciteit om hun
anti-terrorismebeleid te verbeteren in lijn met resolutie 1373 bemiddelt het
CTC bij het aanbieden van technische assistentie.
De motie mist in dit opzicht feitelijke grond.
Dit laat onverlet dat de regering de zorgen die uit de motie van het lid
Karimi spreken ten aanzien van de balans tussen het doel van sancties en de
rechten van individuen deelt. Zoals ondergetekende tijdens het debat reeds
heeft gezegd acht Nederland het van het grootste belang dat de VN
Veiligheidsraad en de sanctiecomités zo transparant mogelijk opereren, dat
wil zeggen op basis van duidelijk criteria, waarborgen, relevante
humanitaire uitzonderingen en herzieningsprocedures. Nederland is om die
reden actief betrokken bij de discussie binnen de EU die zou moeten leiden
tot het overbrengen van deze zorgen aan de voorzitter van de VN
Veiligheidsraad. Dat is een eerste stap in een proces dat wel de nodige tijd
zal vergen, aangezien het hier een nieuwe problematiek betreft waarop binnen
het VN-systeem een antwoord zal moeten worden gezocht.
De motie Van Oven, Hoekema en Karimi
De motie van de leden Van Oven, Hoekema en Karimi strekt ertoe om aan het
belang van een onverkorte toepassing van het Vluchtelingenverdrag zoveel
mogelijk recht te doen bij de toepassing van artikel 4 van de Sanctiewet
1977. Met deze leden is de regering doordrongen van de waarde van het
Vluchtelingenverdrag. De regering zal zich dan ook overeenkomstig de
strekking van de motie inspannen om een onverkorte uitvoering daarvan te
waarborgen.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /1
===