Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 25 april 2002 Behandeld mr C. de Munck
Kenmerk DJZ/BR/0406-02 Telefoon 070 348 52 87
Blad /2 Fax 070 348 43 98
Bijlage(n) E-Mail
Betreft amendement van het lid Van Oven (28251, nr. 8)
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het amendement van het lid Van
Oven (28251, nr. 8) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Sanctiewet
1977.
Het amendement strekt er blijkens de toelichting toe om in de tekst van de
Sanctiewet 1977 tot uitdrukking te brengen dat de wet een titel vormt voor
de uitvoering van internationale verplichtingen met het oog op de
bestrijding van internationaal terrorisme.
De voorgestelde toevoeging brengt een beperking van de reikwijdte van de wet
mee. De toevoeging heeft niet betrekking op de bestrijding in internationaal
verband van terrorisme maar op de bestrijding van internationaal terrorisme.
Ik acht deze beperking niet wenselijk. Ik kan immers niet op voorhand
uitsluiten dat de internationale gemeenschap zich op vergelijkbare wijze als
nu ten aanzien van in internationaal verband opererende terroristische
organisaties het geval is, in de toekomst ook zal richten tegen geheel of
overwegend lokaal opererende organisaties, zoals we die nu en uit het
recente verleden kennen: de Rode Brigades, het Lichtend Pad, de Baader
Meinhof groep e.a. Het amendement is in dit opzicht onwenselijk.
De omstandigheid dat de Sanctiewet op grond van artikel 2 slechts van
toepassing kan zijn in geval van internationale verplichtingen of afspraken,
biedt afdoende waarborgen tegen een door strikt nationale overwegingen
gemotiveerd gebruik van de wet. In zoverre is het amendement overbodig. De
internationale dimensie is een noodzakelijke voorwaarde voor toepassing van
de wet.
Ik ontraad dan ook aanvaarding van het amendement.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /1
===