VVD

25 apr 2002 - VVD spreekt zich uit tegen parlementaire enquête

De VVD maakt in het debat over het NIOD-rapport duidelijk geen voorstander te zijn van een parlementaire enquête.

In het debat dat de fractievoorzitters op de laatste vergaderdag van de Tweede Kamer voor de verkiezingen voerden, stond het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over Srebrenica centraal. Het NIOD beschrijft op 7000 pagina's de gebeurtenissen voor, tijdens en na de val van Srebrenica. Het ging hier om een debat op hoofdlijnen, nadat eerder op de dag de Kamer besloten had tot een parlementaire enquête naar de gebeurtenissen. De VVD maakte in het debat duidelijk geen voorstander te zijn van een parlementaire enquête. Na de onderzoeken van het NIOD, de Verenigde Naties, het Franse Parlement en verschillende rapportages van de regering is er volgens de VVD voldoende materiaal en kan het NIOD-rapport de normale parlementaire behandeling krijgen. Daar komt nog bij dat de VVD vraagtekens zet bij de motieven van sommige andere partijen om een parlementaire enquête te houden. Volgens ons is de doelstelling van een parlementaire enquête de waarheidsvinding. Nu lijkt het een andere richting op te gaan. In de eerste plaats wordt de enquête gezien als onderdeel van een proces van nationale loutering. De vind dit gevaarlijk omdat dit de deur openzet om voortdurend enquêtes te houden, zodra er ergens onrust of twijfel is. Mede daardoor zal de scherpte van het enquête-instrument beduidend afnemen. En in de tweede plaats zien sommigen de enquêtecommissie als parlementair tribunaal. Ook daar is een enquête niet voor. In het geval van ministers en staatssecretarissen geldt hier de verantwoordelijkheid conform de Grondwet en het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid. Voor ambtenaren geldt het ambtenarenrecht en Kamerleden leggen elke vier jaar verantwoording af ten opzichte van de kiezer en dagelijks ten opzicht van elkaar. Ten aanzien van het NIOD-rapport is de VVD geneigd de hoofdlijnen te onderschrijven, maar een definitief oordeel over alle punten kunnen we pas geven als we het rapport volledig hebben behandeld en uiteindelijk met de regering hebben besproken. Eén punt is wel duidelijk: het mandaat van 1993 was te beperkt, wat leidde tot een ondoordachte en nagenoeg onuitvoerbare missie. Een passend mandaat en adequate toerusting zijn de crux van het hele verhaal. Dat ontbrak in 1993 toen het besluit genomen werd en dat heeft zich doen voelen in 1995 toen het moest worden uitgevoerd. De consequentie van dat verkeerde besluit is dat Dutchbat in de dramatische situatie in juli 1995 niet anders had kunnen handelen. Intussen zijn de Nederlandse militairen van Dutchbat gerehabiliteerd. Blijft over: de tragiek van de brute moord op 7500 mensen door hun eigen medeburgers.