VPRO
Onderzoek Hercules-ramp tegengewerkt door Binnenlandse Zaken
Inspectie Gezondheidszorg bij onderzoek naar Hercules-ramp
tegengewerkt door Binnenlandse Zaken
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is ernstig tegengewerkt
door het Ministerie van Binnenlandse Zaken bij het onderzoek naar de
ramp met het Hercules-transportvliegtuig op 15 juli 1996 op vliegbasis
Welschap bij Eindhoven. Dit blijkt uit niet eerder openbaar gemaakte
aantekeningen en brieven, die Argos (VPRO Radio vrijdagochtend 26
april 11.00 uur) zal onthullen. De tegenwerking ging zo ver dat de
uiteindelijke conclusie van de IGZ niet is opgenomen in het rapport
dat Binnenlandse Zaken op 3 oktober 1996 presenteerde. Minister Els
Borst van Volksgezondheid was hiervan op de hoogte en hoge ambtenaren
op het Ministerie van Binnenlandse Zaken - waar toen Hans Dijkstal
minister was - wisten hier eveneens van.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg wilde op het laatste moment zelfs
verwijderd worden van de omslag van het Binnenlandse Zaken-rapport.
De televisierubriek Nova onthulde in oktober 1999 dat uit het
eindrapport dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg in maart 1997
publiceerde over de Herculesramp, essentiële passages zijn
geschrapt.
Argos onthult vandaag wie daarvoor verantwoordelijk zijn: hoge
ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ook onthult
Argos op wat voor manier diezelfde ambtenaren ervoor zorgden dat harde
conclusies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ook verdwenen uit
het onderzoeksrapport van het Ministerie van Binnenlandse Zaken over
de Herculesramp.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg constateert dat bij het
Ministerie van Binnenlandse Zaken geen goede scheiding bestond tussen
beleid en toezicht op beleid. G. Herkemij was in 1996 hoofd van de
departementale afdeling 'Brandweerzorg en Rampenbestrijding' en als
zodanig verantwoordelijk voor dit beleidsterrein. Herkemij was bij
Binnenlandse Zaken echter ook onderzoeksleider van de Herculesramp.
Herkemij had twee petten op en moest in feite zichzelf onderzoeken. In
de aantekeningen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg staat dat
Inspecteur-Generaal J. Verhoeff van deze Inspectie 'van mening is dat
het ook niet kan wat er bij Binnenlandse Zaken gebeurt, dat er geen
scheiding is van beleid en toezicht.'
Argos kreeg de beschikking over het volledige Hercules-dossier, met
daarin geheime en ongecensureerde medische dossiers, sectierapporten,
uitgewerkte getuigenverhoren, telefoonnotities en vele
conceptrapporten. Aan de hand van dit dikke dossier maakte Argos een
minutieuze reconstructie van de tegenwerking door Binnenlandse
Zaken.
Slechts zeven van de 41 inzittenden overleefden de ramp met het
Herculesvliegtuig op 15 juli 1996. Er waren al eerder berichten dat
dit er veel meer hadden kunnen zijn. Maar onbekend was tot nog toe dat
de IGZ al in het najaar van 1996 tot deze slotsom kwam:
'Het niet volgens procedures verlopen van melding, alarmering en
redding door de brandweer heeft dramatische gevolgen gehad voor de
bemanningsleden en passagiers van het gecrashte toestel. Binnen 10
minuten na de crash hadden de slachtoffers in het grasveld kunnen
liggen waarna de medische hulpverlening conform het daarvoor te
hanteren rampscenario een aanvang had kunnen nemen. Hierdoor had de
blootstelling aan fysisch en chemisch geweld verkort kunnen worden.
Het aantal doden had lager kunnen zijn en de letsels bij de
overlevenden hadden een beperkter omvang kunnen hebben.'
In de definitieve versie van het rapport van Binnenlandse Zaken staat
deze conclusie op een heel andere wijze verwoord:
'De initiële ontplooiing van de geneeskundige hulpverlening in de
eerste fase van de rampenbestrijding is goed verlopen. Door het
plotselinge aanbod van ruim veertig slachtoffers ontstond acuut gebrek
aan medische materialen en verpleegkundige zorg. De werkwijze had in
die hectische fase een improviserend karakter waardoor de
doelmatigheid van de hulpverlening werd verminderd...
...
Samenvatting:
Het is niet uit te sluiten dat bij een eerdere redding minder
dodelijke slachtoffers te betreuren zouden zijn geweest. Voor de
letsels van de overlevenden geldt eveneens dat zij naar omvang en
ernst een gunstiger prognose zouden hebben gehad.'
Over het niet opnemen van de conclusies van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg, die oorspronkelijk in hoofdstuk 7 van het rapport van
Binnenlandse Zaken hadden moeten staan, schrijft onderzoekster R.
Huijsman-Rubingh van de IGZ het volgende:
'27 september 1996: Gespreksverslag Huijsman-Rubingh met Jitze
Verhoeff (Inspecteur Generaal van de IGZ) en Gert Siemons
(hoofdinspecteur IGZ):
Gert baalde zo van de hele dag telefonische gevechten voeren met
Binnenlandse Zaken, de contacten met Jitze Verhoeff, de SG en zelfs de
minister. Ik heb aan Jitze kenbaar gemaakt dat ik mij uiterst
gefrustreerd voel over de gang van zaken. Wij hebben de hele avond in
verbinding gestaan met Binnenlandse Zaken die alleen belang had bij de
andere onderdelen, niet hoofdstuk 7. Dat hoofdstuk 7 nu toch niet
wordt opgenomen omdat Binnenlandse Zaken niet convenieert, dat kan
toch niet.'
Op 28 juli 1996 krijgt Huijsman-Rubingh, arts en landelijk
portefeuillehouder rampengeneeskunde bij de Inspectie voor de
Gezondheidszorg, de opdracht de medische hulpverlening na de ramp te
onderzoeken. Ook het Ministerie van Binnenlandse Zaken start op dat
moment een onderzoek. Twee onderzoekers van de Inspectie voor
Brandweerzorg en Rampenbestrijding, H.W. Jonker en R. Taal, worden
hiermee belast. Binnenlandse Zaken is aanvankelijk niet van plan samen
te werken met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, maar al snel
blijkt dat het ministerie afhankelijk is van de onderzoeksresultaten
van de inspectie. Althans wat de vraag betreft of er meer slachtoffers
gered hadden kunnen worden. De druk op Huijsman-Rubingh om snel met
een conclusie te komen wordt opgevoerd:
'26 augustus 1996. Telefoonnotitie Huijsman-Rubingh met Herkemij:
Op 26 augustus belt de heer Herkemij van Binnenlandse Zaken. Herkemij
maant mij tot spoed. Ik pak dan even uit en deel mede dat hij nu al
de derde is die mij tot spoed probeert te manen. Dat ik baal van de
pressie en de onvolledige samenwerking met de Inspectie Brandweerzorg
en Rampenbestrijding.
(Wat heeft Herkemij er mee te maken? De Inspectie voor de
Gezondheidszorg is autonoom en de Inspectie Brandweerzorg en
Rampenbestrijding beweert dat ook te zijn ).'
Huijsman-Rubingh verbaast zich in deze laatste alinea over de dubbele
pet van Herkemij, die als hoofd van de departementale afdeling
'Brandweerzorg en Rampenbestrijding' nu ook het onderzoek van
Binnenlandse Zaken blijkt te leiden.
Dat is des te vreemder omdat het onderzoek bij Binnenlandse Zaken
wordt uitgevoerd door de Inspectie voor Brandweerzorg en
Rampenbestrijding. Die heet onafhankelijk te zijn en zou dus ook
onafhankelijk de afdeling van Herkemij moeten kunnen onderzoeken.
Wat volgt is een aaneenschakeling van schermutselingen tot op het
hoogste niveau tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en
Binnenlandse Zaken, die ook minister Borst en hoge ambtenaren op het
Ministerie van Binnenlandse Zaken ter ore komen:
'3 september 1996: Telefoonnotitie Huijsman-Rubingh met
hoofdinspecteur IGZ Siemons:
Op 3 september belt Gert Siemons mij thuis en deelt mede dat hij
hedenmiddag bij de minister is geweest. Deze heeft alle begrip voor
het IGZ standpunt en begrijpt ten volle dat wij niet onder druk gezet
willen worden. Zij zal haar collega Dijkstal wel even inlichten over
een en ander. Overwogen zou ook kunnen worden de IGZ bij het gesprek
met minister Dijkstal eind september aanwezig te laten zijn.'
Begin oktober 1996 moet het rapport van Binnenlandse Zaken
gepresenteerd worden. Huijsman-Rubingh komt met haar conclusies. Maar
Binnenlandse Zaken weigert deze conclusies op te nemen in haar
eindrapport en schrapt het betreffende concept van hoofdstuk 7:
'27 september 1996: Gespreksverslag Huijsman-Rubingh met Jitze
Verhoeff (Inspecteur-Generaal IGZ) en Gert Siemons (hoofdinspecteur
IGZ):
Jitze is niet erg gediend van de gang van zaken rond dit hele gebeuren
en zegt vooral niet erg tevreden te zijn over de machtspelletjes. Hij
is van mening dat het ook niet kan wat er bij Binnenlandse Zaken
gebeurt, dat er geen scheiding is van beleid en toezicht. Hij en Gert
hebben ook het gevoel gemanipuleerd te worden. Ik geef nogmaals aan
dat nu hoofdstuk 7 van ons uit de rapportage is gehaald wij niet op de
cover zouden moeten willen staan. Dat ik verder sterke bedenkingen heb
tegen het onafhankelijke onderzoek van Jonker en Taal (van
Binnenlandse Zaken). Gebruiken wat ze kunnen gebruiken als hun
hypothese moet worden bewezen en skippen wat niet past.'
Uiteindelijk zwicht de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor de druk van Binnenlandse Zaken en gaat accoord met de heel erg afgezwakte formuleringen in het definitieve rapport van Binnenlandse Zaken.
Ook in het eigen rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(verschenen in maart 1997) zijn onder druk van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken essentiële passages geschrapt en formuleringen
veranderd. De harde conclusies van onderzoekster Huijsman-Rubingh zijn
nooit verder gekomen dan haar concept voor het verdwenen hoofdstuk
7.
Binnenkort verschijnt er een nieuw rapport over de Hercules-ramp, deze
keer opgesteld door de Raad voor de Transportveiligheid.
( Noot voor de Pers: het volledige draaiboek van de uitzending van
Argos is te verkrijgen bij de redactie: tel: 035-6712360, eventueel
voicemail inspreken)
25 apr 02 20:06